Veroordeling opzettelijke overtreding Wet milieubeheer door zonder vergunning chloorfluorkoolwaterstoffen uit te voeren naar VAE
/Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 24 mei 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:4883
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzettelijke overtreding van de Wet milieubeheer door zonder vergunning chloorfluorkoolwaterstoffen uit te voeren naar de Verenigde Arabische Emiraten. Het betreft een ernstig feit. Ozonlaagafbrekende stoffen zijn zeer schadelijk. HCFK’s die vrijkomen in de atmosfeer dragen bij aan de aantasting van de ozonlaag. Toename van UV-B straling als gevolg van de aantasting van de ozonlaag heeft nadelige effecten op de mens en het milieu. Het hof rekent verdachte aan dat zij deze, voor het bedrijf nieuwe stof, heeft uitgevoerd naar de Emiraten zonder zich vooraf van de daarvoor geldende regels op de hoogte te stellen.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van verdachte. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat aan verdachte te laat de cautie is verleend. Verdachte heeft hierdoor nooit een reële kans gehad om haar proceshouding te bepalen en tijdig juridische bijstand in te roepen. Dit levert een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a lid 1 Sv op. De inspecteur is in zijn handelen met betrekking tot het inwinnen van informatie ten behoeve van het strafrechtelijk opsporingsonderzoek met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak te werk gegaan. Het enige passende rechtsgevolg is daarom dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vervolging, aldus de raadsman.
Voor de beoordeling van het verweer van de raadsman moet in de eerste plaats de vraag worden beantwoord of aan verdachte tijdig de cautie is gegeven. Naar het oordeel van het hof bestond er voorafgaand aan het verhoor van de vertegenwoordiger van verdachte, naam, een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit. Bij de verbalisant was immers bekend dat verdachte niet voorkwam in de ODS-database van de Europese Commissie en dat verdachte dus geen vergunning kon hebben voor de uitvoer van HCFK-22. Aan verdachte had daarom al bij aanvang van het verhoor de cautie moeten worden gegeven.
Met de raadsman stelt het hof vast dat door het niet tijdig geven van de cautie sprake is van een vormverzuim. De raadsman heeft aangevoerd dat het enige passende rechtsgevolg niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie is. Van niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie kan echter alleen sprake zijn als de politie en/of het openbaar ministerie ernstig inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een goede procesorde, waarbij doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van de zaak tekort is gedaan. Naar het oordeel van het hof is niet gebleken dat hiervan sprake is. Het verweer wordt verworpen.
Verdachte heeft nadat hem de cautie is gegeven, ter zitting van de rechtbank, een zelfde verklaring afgelegd als die hij eerder zonder cautie heeft afgelegd. Het hof zal daarom aan het verzuim - gelet op het feit dat verdachte hierdoor niet in haar belangen is geschaad - geen rechtsgevolg verbinden, in de zin van bewijsuitsluiting of strafvermindering. Met de enkele constatering van voormeld verzuim wordt volstaan.
Bewezenverklaring
Overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet Milieubeheer, opzettelijk begaan door een rechtspersoon.
Strafoplegging
Op grond van artikel 29 Verordening (EG) Nr. 1005/2009 dient de op te leggen sanctie doeltreffend, evenredig en afschrikkend te zijn. Naar het oordeel van het hof doet de door de rechtbank opgelegde geheel voorwaardelijke geldboete geen recht aan de ernst van het feit. Alles afwegende acht het hof oplegging van een geldboete van 30.000 euro, waarvan 15.000 euro voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden.
Het hof veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 30.000, waarvan € 15.000 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Lees hier de volledige uitspraak.