Veroordeling rechtspersoon voor PGB fraude
/Rechtbank Midden-Nederland 9 maart 2020, ECLI:NL:RBMNE:2020:918
Als vennoot van de verdachte zorginstelling heeft hij, een vennoot die volledig bevoegd is, in strijd met de daarvoor geldende regels geen deugdelijke administratie gevoerd. Zodoende kon niet worden verantwoord welke met de PGB’s ingekochte zorg daadwerkelijk is geleverd. Het zorgkantoor is een fraudeonderzoek gestart dat ertoe heeft geleid dat de uitbetaling van de PGB’s werd opgeschort. Verdachte heeft vervolgens alle oude facturen gecrediteerd en vervangen door nieuwe facturen met als bijlagen achteraf gegenereerde lijsten levering functies en deze bij het zorgkantoor ingediend. Deze achteraf gegenereerde lijsten bleken overduidelijk vals omdat hierop namen van medewerkers worden genoemd die in werkelijkheid geen zorg hebben verleend. Ook worden op de lijsten meer uren aan zorg opgevoerd – en op de facturen meer uren zorg in rekening gebracht – dan daadwerkelijk door verdachte aan zorg is geleverd. Verdachte had onvoldoende mensen in dienst en onvoldoende extern zorg ingekocht om alle overeengekomen zorg te kunnen verlenen.
Daarbij heeft verdachte als vennoot van verdachte geheel naar eigen inzicht de aan zijn cliënten toegekende PGB’s besteed. Elke maand stortte hij een twaalfde van de op voorschot verstrekte PGB’s op de rekening van verdachte. Dat was de inkomstenbron van verdachte. Het geld werd naar bevind van zaken besteed zonder enige relatie met de uren zorg waarvoor de PGB’s waren toegekend. Er werd zorg verleend met als norm: als cliënten maar tevreden zijn. Die tevredenheid werd ook georganiseerd door middel van uitjes bijvoorbeeld naar de Efteling die uit de PGB’s werden betaald. Verdachte heeft zich niet gehouden aan de verplichting bij de toekenning van het voorschot voor PGB om aan de budgethouder binnen zes weken na afloop van elke maand een gespecificeerde factuur voor de uren verleende zorg te sturen.
Als vennoot van verdachte noemt verdachte zijn werkwijze ‘zorg in variabele uren voor een vast bedrag per maand’ een abonnement systeem. Hij heeft geconcludeerd dat dit was toegestaan ook omdat bij intensieve controles door het zorgkantoor niet is gezegd dat het onjuist is om een PGB te verantwoorden met 12 facturen die in totaal het jaarbedrag aan toegekend voorschot PGB bedragen. Uiteraard duidt dit op een niet effectieve controle door het zorgkantoor. Echter, het is verdachte als vennoot van verdachte die verplicht is als zorginstelling de daadwerkelijke uren verleende zorg per cliënt in rekening te brengen. Een zorgkantoor moet er op kunnen vertrouwen dat geleverde informatie op de waarheid bevat. Het is niet zo dat verdachte zich pas aan regels hoeft te houden als hij daarop is gewezen.
Verdachte had als vennoot van verdachte, gelet op de verplichtingen die verbonden zijn aan een toegekend PGB, zich er rekenschap van moeten geven dat zijn werkwijze waarin hij geheel naar eigen inzicht algemene middelen besteedt niet geoorloofd was.
Als vennoot van verdachte heeft verdachte met zijn handelen het vertrouwen dat in de juistheid van deze geschriften moet kunnen worden gesteld schade toegebracht. De rechtbank rekent het hem daarnaast aan dat hij met zijn handelen misbruik heeft gemaakt van verstandelijk beperkte dan wel anderszins zorgafhankelijke personen die vertrouwen in hem hadden. Deze personen hebben geen of minder zorg ontvangen dan waarop zij volgens de indicatiestelling recht hadden; zorg die ze klaarblijkelijk ook nodig hadden. Verder is zodoende misbruik gemaakt van gemeenschapsgeld waarbij hij geen oog heeft gehad voor de schadelijke gevolgen hiervan voor de regeling van het PBG in het algemeen en voor de betreffende budgethouders in het bijzonder, die met behulp van een PGB op een adequate manier in hun zorgbehoefte hadden kunnen voorzien.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de lijsten levering functies, de facturen en de verantwoordingsformulieren niet vals zijn. De verantwoordingsformulieren vermelden slechts het totaalbedrag aan ingekochte zorg en de facturen het totaalbedrag van de verleende zorg van die maand. Nergens wordt gesteld dat een bepaald aantal uren zorg is verleend. Bovendien komen de facturen en de verantwoordingsformulieren overeen met hetgeen in de zorgovereenkomst is overeengekomen: namelijk een variabel aantal uren tegen een vast bedrag per maand. Ook de lijsten levering functies zijn niet vals. Deze lijsten betreffen een reconstructie van de vermoedelijk gemaakte uren. Deze lijsten zijn onder grote tijdsdruk tot stand gekomen en blijken achteraf veel fouten te bevatten. Daar is verdachte echter nooit mee geconfronteerd door het zorgkantoor en bovendien bevat elke lijst een disclaimer waarop stond dat de lijst een reconstructie betreft.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat het oogmerk tot misleiding ontbreekt, omdat het zorgkantoor wist dat verdachte met vaste maandbedragen werkte en daar ook mee akkoord is gegaan. Het zorgkantoor heeft namelijk meermalen intensieve controles uitgevoerd en toen is de administratie telkens akkoord bevonden. Ook het opzet kan niet worden bewezen. Er was een gedoogconstructie met betrekking tot het werken met maandbedragen in wooninitiatieven. Deze gedoogconstructie is nooit gecommuniceerd. Dat deze gedoogconstructie alleen van toepassing was op wooninitiatieven, was bij verdachte niet bekend. Dit sluit ook aan bij het feit dat de administratie van verdachte bij intensieve controles werd goedgekeurd. verdachte wist niet beter dan dat zij een vast maandbedrag in rekening mocht brengen tegen variabele uren.
Het oordeel van de rechtbank
Persoons gebonden budget
Het persoonsgebonden budget (PGB) is een regeling die in de ten laste gelegde periode valt onder de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ, per 1 januari 2015 vervallen). De AWBZ is in Nederland een verplichte, collectieve ziektekostenverzekering voor niet individueel verzekerbare ziektekostenrisico’s. Verzekerd voor de AWBZ zijn alle ingezetenen van Nederland en niet-ingezeten van Nederland die bepaalde inkomsten in Nederland genieten. De AWBZ is één van de zogenoemde volksverzekeringen. De AWBZ kent in het kader van het PGB zogenoemde functiegerichte aanspraken, namelijk verzorging, verpleging, begeleiding en (kortdurend) verblijf.
De zorgaanvrager, in het kader van het PGB budgethouder genoemd, dient een aanvraag in bij het Centrum voor Indicatiestelling Zorg (CIZ). Het CIZ oordeelt of de zorgaanvrager de aangevraagde zorg nodig heeft en in welke mate. Hierbij specificeert het CIZ welke typen zorg er nodig zijn, de klasse en het aantal uren. De zorgaanvrager ontvangt de indicatiestelling in de vorm van een schriftelijk besluit en vervolgens wordt het zorgkantoor, de instantie die het PGB uitbetaalt, op de hoogte gesteld van dit besluit. Aan de hand van de indicatiestelling wordt door het zorgkantoor vastgesteld wat het bruto PGB is waar de zorgaanvrager recht op heeft. Het berekende netto PGB (na aftrek van de eigen bijdrage) wordt op een bankrekening op naam van de zorgaanvrager als voorschot overgemaakt.
De zorgaanvrager, inmiddels budgethouder, sluit overeenkomsten met personen of bedrijven die de zorg gaan leveren en betaalt hen vanuit het PGB. Binnen zes weken na de maand waarin de zorg is verleend, moet de zorgverlener een factuur bij de budgethouder indienen die een specificatie bevat van de verleende zorg.
Over de besteding van het PGB moet de budgethouder een administratie bijhouden. De budgethouder moet periodiek verantwoording afleggen aan het zorgkantoor over de besteding van het PGB. De verantwoording gebeurt door het indienen en terugzenden van het verantwoordingsformulier PGB aan het zorgkantoor. Op dit verantwoordingsformulier worden naast de gegevens van de budgethouder de verantwoordingsperiode en het totaal aan de zorgverlener(s) in die periode betaalde bedrag ingevuld. Volgens de PGB-regeling controleert het zorgkantoor achteraf of de verantwoordingsformulieren naar waarheid zijn ingevuld door overlegging van contracten, declaraties en bewijzen van betalingen. Blijkt na controle dat het budget correct is besteed aan zorg, dan wordt het voorschot omgezet in een definitieve vaststelling.
Verdachte V.O.F.
Verdachte werkte als maatschappelijk medewerker bij de stichting, waar hij na een reorganisatie zijn baan is kwijtgeraakt. In verband met deze reorganisatie moesten veel cliënten worden overgedragen aan andere zorgverleners en verdachte mocht zijn caseload behouden. Daarvoor heeft verdachte op 5 januari 2004 verdachte opgericht met als activiteiten gehandicapten met indicatie zorg, hulp en lerende ondersteuning te bieden om thuis zo zelfstandig mogelijk te kunnen functioneren. In de praktijk richtte verdachte zich op ambulante begeleiding van verstandelijk gehandicapte of beperkte cliënten. Deze zorg bestond uit maatschappelijke ondersteuning en begeleiding met als specialisatie begeleiding bij financiën en administratie. In de daaropvolgende jaren groeide de cliëntenpopulatie en leverde verdachte ook zorg aan cliënten met complexere problematiek.
Verdachte Bewind
Vanaf 2009 werd het begeleiden van cliënten bij de financiën en administratie niet meer vanuit de AWBZ vergoed. Volgens verdachte wilden de cliënten echter wel graag dat deze begeleiding zou blijven bestaan. Om dit te kunnen realiseren is door verdachte op 9 juni 2009 verdachte Bewindvoering opgericht met als activiteit bewindvoering voor mensen met een handicap. Op die manier konden cliënten door verdachte nog worden begeleid bij hun financiële administratie.
Verdachte Wonen
In 2010 is een wetswijziging aangekondigd. Naar aanleiding van deze wijziging zou individuele begeleiding van ambulante cliënten voortaan via de gemeente worden gefinancierd vanuit de WMO (Wet Maatschappelijke Ondersteuning). Omdat de cliënten populatie van verdachte verspreid was over ongeveer 14 gemeentes zou het volgens verdachte voor verdachte financieel niet haalbaar zijn om op de huidige werkwijze zorg te blijven leveren. Verdachte moest stoppen of doorgroeien. Toen is door verdachte naast verdachte en verdachte Bewindvoering op 5 november 2010 ook verdachte Wonen opgericht met als activiteiten koop van onroerend goed en de verhuur ervan. Verdachte heeft woningen gekocht en verbouwd en zo kon verdachte ook zorg leveren aan cliënten met een indicatie voor 24-uurszorg.
In 2010 is verdachte ook begonnen met het professionaliseren van de organisatie. Er is een projectmanager aangenomen om de werkprocessen in kaart te brengen en een kwaliteitsmanagementsysteem op te zetten. Dit met het doel om als zorginstelling een AWBZ-erkenning te krijgen.
De werkwijze van verdachte
De zorg die verdachte leverde werd gefinancierd uit PGB’s van de cliënten. Verdachte werkte met maandtarieven. Dit hield in dat met cliënten een zorgcontract werd afgesloten waarin werd afgesproken dat een variabel aantal uren zorg werd geleverd, tegen een vast bedrag per maand. Dit vaste bedrag per maand was altijd 1/12e van het aan de cliënt toegekende voorschot PGB. Door op deze manier te werken was het voor de bedrijfsvoering van verdachte volgens verdachte niet noodzakelijk om het aantal uren geleverde zorg per cliënt te registreren. De administratie van verdachte was hier ook niet op ingericht.
De taak van de budgethouder om een administratie bij te houden over de besteding van het PGB wordt in het geval van budgethouders die onder bewind of curatele staan uitgevoerd door de bewindvoerder of de curator. Veel van de cliënten aan wie verdachte zorg leverde stonden ook onder bewind of curatele bij verdachte Bewindvoering. Verdachte was in veel gevallen de bewindvoerder of curator van deze cliënten. Dit betekent dat verdachte feitelijk verantwoordelijk was voor de besteding én de verantwoording van de PGB’s aan het zorgkantoor, terwijl hij ook vennoot was van het bedrijf dat de zorg aan deze budgethouders leverde. De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting vast dat het PGB van de cliënten die onder bewind en curatele stonden allemaal op dezelfde bankrekening van verdachte Bewindvoering werden gestort en dat vervolgens per cliënt een vast bedrag (1/12e van het netto toegekende voorschot PGB) per maand werd overgemaakt naar de rekening van verdachte. Van deze laatste bankrekening werden alle kosten voor de onderneming betaald. Hierdoor kon achteraf niet meer worden vastgesteld waar het PGB van de cliënt aan was besteed.
De verdenking
In oktober 2013 is het zorgkantoor een fraudeonderzoek gestart naar verdachte, waarbij door het zorgkantoor de urenverantwoording per budgethouder is opgevraagd bij verdachte. Verdachte heeft namens verdachte aangegeven niet aan dit verzoek te kunnen voldoen. Binnen verdachte werd de urenregistratie immers niet bijgehouden, omdat een vast maandbedrag in rekening werd gebracht, onafhankelijk van het aantal geleverde uren. Daarop heeft het zorgkantoor in 2014 besloten de toegekende PGB’s terug te vorderen. De budgethouders konden het budget dat zij volgens de verantwoordingsformulieren aan zorg hadden besteed immers niet verantwoorden aan het zorgkantoor. Hierop is verdachte halverwege 2014 alsnog gaan proberen om de geleverde uren in kaart te brengen. In het dossier wordt dit door medewerkers van verdachte ‘de reddingsactie’ genoemd. Met speciaal ontwikkelde software is de urenregistratie op basis van verschillende bronsystemen gegenereerd. Deze urenregistratie is in lijsten levering functies weergegeven en deze heeft verdachte samen met de (op deze lijsten levering functies gebaseerde) facturen aan het zorgkantoor overhandigd.
Bij de controle door het zorgkantoor bleek dat de geleverde uren zoals weergegeven op de lijsten levering functies nooit door verdachte konden zijn geleverd, omdat verdachte daarvoor niet genoeg personeel in dienst had. Het zorgkantoor heeft op 16 maart 2016 aangifte gedaan van valsheid in geschrifte. Op basis van de verantwoordingsformulieren, facturen, lijsten levering functies en verklaringen van budgethouders en/of hun familieleden, is bij het zorgkantoor het vermoeden ontstaan dat verdachte uren heeft opgevoerd en ten laste heeft gebracht van PGB’s, terwijl die uren in werkelijkheid niet of maar gedeeltelijk zijn gemaakt. Verdachte wordt daarom verweten dat hij heeft gefraudeerd met PGB-gelden, door het innen van deze gelden, terwijl door verdachte geen, andere of onvoldoende zorg werd geleverd.
Aan verdachte is onder feit 1 primair ten laste gelegd dat hij, samen met anderen, althans alleen de bij het Zorgkantoor ingediende verantwoordingsformulieren, lijsten levering functies en facturen vals heeft opgemaakt en/of heeft laten opmaken en deze documenten heeft gebruikt als ware deze echt en onvervalst.
Verdachte heeft daarover verklaard dat door de medewerkers van verdachte veel uren zorg is verleend, maar dat de administratie van verdachte niet was ingericht op het bijhouden van een sluitende urenregistratie per cliënt. Omdat het zorgkantoor voor de verstrekte PGB’s verantwoording van de verleende uren zorg eiste is verdachte toen gestart met de hierboven beschreven reddingsactie.
De rechtbank zal in paragraaf 4.3.1.2 eerst ingaan op delen van de tenlastelegging die de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen vindt. In paragraaf 4.3.1.2 worden vervolgens de bewijsmiddelen weergeven op grond waarvan de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van het onder feit 1 primair ten laste gelegde. Tenslotte worden in paragraaf 4.3.1.3 de overwegingen met betrekking tot het bewijs en de door de verdediging gevoerde verweren besproken.
Partiële vrijspraken
Vrijspraak verantwoordingsformulieren PGB
Op de tenlastelegging staat een groot aantal verantwoordingsformulieren. De rechtbank stelt met betrekking tot de verantwoordingsformulieren vast dat het een taak van de budgethouder is om de met het PGB ingekochte zorg aan het zorgkantoor te verantwoorden. Wanneer een budgethouder dit zelf niet kan en onder bewind of curatele staat dan is het de taak van de bewindvoerder of de curator om de besteding van het PGB aan het zorgkantoor te verantwoorden. De op de tenlastelegging genoemde verantwoordingsformulieren betreffen verantwoordingsformulieren van vijf cliënten aan wie verdachte zorg heeft geleverd. Verdachte was echter niet verantwoordelijk voor het verantwoorden van de besteding van het PGB en heeft daar als vennootschap ook geen rol in gespeeld. De rechtbank zal verdachte daarom vrij spreken van het vals opmaken en gebruiken van de verantwoordingsformulieren.
Partiele vrijspraak facturen
Op de tenlastelegging staat een groot aantal facturen. Een deel van deze facturen betreft maandfacturen. Deze facturen zijn maandelijks naar de budgethouders gestuurd. Op deze facturen wordt een bedrag voor geleverde zorg, bijvoorbeeld ‘BEG-I’ (begeleiding individueel) in rekening gebracht met daarbij de omschrijving ‘op basis van contract’.
In de zorgovereenkomst staat telkens dat per maand een vast bedrag in rekening wordt gebracht voor een variabel aantal uren. Het bedrag dat op de zorgovereenkomst als vast maandbedrag wordt genoemd is ook het bedrag dat op de maandfactuur staat. De rechtbank komt tot de conclusie dat deze facturen niet vals zijn omdat de facturen in overeenstemming zijn met de inhoud van de zorgovereenkomst. Op de facturen wordt niet verwezen naar een onderliggende uren-administratie om het in rekening gebrachte te verklaren. Met deze facturen wordt dan ook niet de verleende zorg verantwoord. Dit doet echter niet af aan het feit dat de facturen op zichzelf niet als vals of in strijd met de waarheid kunnen worden gekwalificeerd. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het vals (laten) opmaken van deze facturen en het gebruik maken daarvan.
Partiële vrijspraak lijsten levering functies i.o. (in ontwikkeling)
Op de tenlastelegging staat een groot aantal lijsten levering functies. Een deel van die facturen betreffen lijsten ‘levering functie i.o.’, waarbij ‘i.o.’ staat voor ‘in ontwikkeling’. Verdachte heeft hierover verklaard dat deze lijsten aan het zorgkantoor zijn overhandigd om te laten zien dat bij verdachte hard werd gewerkt om de urenverantwoording in kaart te brengen, maar dat deze nog niet compleet was. Gelet op de benaming van de lijsten en de uitleg die daarover door verdachte is gegeven is de rechtbank van oordeel dat de lijsten niet dienden ter onderbouwing van de besteding van het PGB en verdachte ook niet de intentie had om deze lijsten als echt en onvervalst te gebruiken. De lijsten waren namelijk nog niet klaar. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het vals (laten) opmaken van de lijsten levering functies i.o. en het gebruik maken daarvan.
Bewijsoverwegingen
Facturen en lijsten levering functies
Op de tenlastelegging staat een groot aantal lijsten levering functies met de naam ‘levering functies ex post bijlage factuur’, waarbij ook telkens het jaartal 2012 of 2013 is genoemd. Deze lijsten levering functies zijn als bijlage gevoegd bij een jaarfactuur en aan het zorgkantoor overhandigd om het aan uren zorg besteedde PGB – zoals vermeld op het verantwoordingsformulier – te onderbouwen. De rechtbank komt tot de conclusie dat deze lijsten levering functies vals zijn. Op de lijsten levering functies worden meer uren verleende zorg opgevoerd dan daadwerkelijk door verdachte aan zorg is verleend. Ook staan op de lijsten levering functies namen van medewerkers die een administratieve functie hadden en geen zorg verleenden. De facturen zijn gebaseerd op de valse lijsten levering functies en daarmee staat de valsheid van deze facturen ook vast.
Oogmerk van misleiding
De rechtbank is van oordeel dat met de hiervoor genoemde handelwijze het oogmerk tot misleiding is gegeven.
Naar aanleiding van een onderzoek door het zorgkantoor heeft verdachte facturen met als bijlagen lijsten levering functies opgemaakt om het aan zorg besteedde PGB – zoals weergegeven op de bij het zorgkantoor ingediende verantwoordingsformulieren – (alsnog) te kunnen onderbouwen. De lijsten levering functies zijn samen met de facturen ingediend bij het zorgkantoor. De rechtbank heeft reeds vastgesteld dat deze lijsten levering functies en de daarop gebaseerde facturen vals zijn. Door deze in te dienen bij het zorgkantoor heeft verdachte een valse voorstelling van zaken gegeven, wederom met als doel om het – inmiddels door het zorgkantoor ingetrokken – PGB alsnog definitief toegekend te krijgen. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee het oogmerk van misleiding gegeven. Dat verdachte heeft aangegeven dat genoemde lijsten ex post zijn opgesteld en mogelijk onjuistheden bevatten kan hieraan niet afdoen. Immers, het doel was het verantwoorden van uren geleverde zorg en het onderbouwen van de ingediende facturen voor de definitieve toekenning van PGB. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat personen die geen zorg verleenden als begeleider zijn opgevoerd en dat het aantal opgevoerde uren verre wordt overschreden als deze worden vergeleken met wel aanwezige urenadministratie. Dit kan niet anders dan als misleiding worden gekwalificeerd.
De verklaring van verdachte dat hij dacht dat hij met vaste maandbedragen mocht werken én dat daarin ook zou zijn ingestemd door het zorgkantoor, zodat het zorgkantoor van deze werkwijze op de hoogte was, acht de rechtbank niet aannemelijk geworden Ook de constatering dat de administratie van verdachte bij verschillende intensieve controles door het zorgkantoor akkoord is bevonden, maakt dat niet anders. Dit kan aan de bewezenverklaring van het oogmerk tot gebruik niet in de weg staan.
Opzet
Tenslotte is de rechtbank van oordeel dat verdachte opzet heeft gehad op de valsheid en het gebruik maken van de (valse) lijsten levering functies en de daarop gebaseerde facturen. De drijfveer van verdachte was om hoe dan ook ervoor te zorgen dat de PGB’s van zijn cliënten toegekend zouden worden. De onderbouwing van facturen met lijsten levering functies die onmiskenbaar onjuist zijn kan niet anders dan als opzet gekwalificeerd worden.
Namens verdachte is betoogd dat er onduidelijkheid bestond over het werken met vaste maandbedragen, omdat algemeen bekend was dat het werken met vaste maandbedragen bij wooninitiatieven werd gedoogd, maar dit nooit duidelijk is gecommuniceerd. De zorg die wordt verleend in wooninitiatieven is echter niet gelijk te trekken met het verlenen van zorg aan ambulante cliënten. Bij wooninitiatieven is gebleken dat het lastig is om uren toe te rekenen aan individuele cliënten, terwijl dit wel zou moeten omdat deze zorg wordt gefinancierd met het PGB. Deze situatie doet zich bij ambulante cliënten niet voor, omdat de geïndiceerde zorg wel kan worden gespecificeerd en geïndividualiseerd. Dat er een gedoogconstructie gold voor ambulante cliënten blijkt verder ook nergens uit. Dat verdachte als zorginstelling 24 uur per dag bereikbaar was, doet daar niet aan af. Bovendien waren alle in de tenlastelegging genoemde ambulante cliënten van verdachte niet geïndiceerd voor 24-uurszorg, zodat enige onduidelijkheid over deze gedoogconstructie niet op hen van toepassing was. Het beroep door de verdediging op stukken die zien op 24-uurszorg treffen dan ook geen doel. Dat verdachte, ondanks de regelgeving, toch met maandbedragen heeft gewerkt en geen urenregistratie heeft bijgehouden komt naar het oordeel van de rechtbank voor zijn rekening en risico.
Conclusie
Gelet op voorgaande bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen vindt de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de lijsten levering functies, bijlage factuur, en de op die lijsten levering functies gebaseerde facturen, vals heeft opgemaakt en heeft gebruikt als ware deze echt en onvervalst.
Toerekening aan rechtspersonen
Voor de in dit vonnis aangehaalde overwegingen is van belang dat een rechtspersoon (in de zin van artikel 51 Sr) kan worden aangemerkt als dader van een strafbaar feit indien de desbetreffende gedraging redelijkerwijs aan hem kan worden toegerekend. gedraging. Een belangrijk oriëntatiepunt bij de toerekening is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon (ECLI:NL:HR:2003:AF7938 en ECLI:NL:HR:2016:733).
Omdat de ten laste gelegde gedragingen – gelet op de gebezigde bewijsmiddelen – hebben plaatsgevonden en zijn verricht in de sfeer van de rechtspersoon zijn deze toe te rekenen aan de rechtspersoon. Daarnaast zijn de gedragingen feitelijk ook begaan door één van de vennoten die volledig bevoegd was voor verdachte op te treden. Dit betekent dat deze gedragingen (ook) aan de rechtspersoon worden toegerekend.
Conclusie
De rechtbank vindt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte lijsten levering functies en daarop gebaseerde facturen met betrekking tot de budgethouders budgethouder 2, budgethouder 3, budgethouder 4 en budgethouder 5 valselijk heeft opgemaakt en heeft gebruikt als waren deze echt en onvervalst.
Bewezenverklaring
Feit 1: valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon en opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon.
Strafoplegging
Geldboete van €10.000.
Lees hier de volledige uitspraak.