Veroordeling tot geldboete vals opgemaakte inkoopverklaringen ter zake metaalafval

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 3 oktober 2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:4207

Verdachte is directeur en 50% aandeelhouder van bedrijf van verdachte en medeverdachte., samen met medeverdachte, die eveneens directeur is en houder van de andere 50% van de aandelen. Bedrijf van verdachte en medeverdachte houdt zich bezig met de in- en verkoop van metaalafval.

De operationele activiteiten binnen bedrijf van verdachte en medeverdachte (de inzameling en inkoop van metaalafval) worden uitgevoerd door werknemers werknemer X en werknemer Y. Verdachte verzorgt de boekhouding en financiële administratie.

Werknemer X en werknemer Y hebben verklaard dat zij bij leveranciers het metaalafval ophalen. Het afval wordt ter plaatse gewogen en (meestal) contant afgerekend. Op verzoek wordt een weegbon uitgeschreven door werknemer X of werknemer Y. De weegbon vermeldt de gegevens van de leveranciers, adresgegevens en de ingekochte hoeveelheden metaalafval, alsmede een totaalprijs. De weegbon wordt opgemaakt met behulp van een bonnenboekje waarin per pagina een doorslag is opgenomen. De weegbon wordt in enkelvoud opgemaakt; de doorslag wordt niet gebruikt noch bewaard. Werknemer Y verantwoordt zijn (uitsluitend contante) uitgaven aan werknemer X, die op zijn beurt zijn uitgaven (contant dan wel giraal) verantwoordt aan verdachte, die de kasadministratie opmaakt en bijhoudt.

Door werknemer X en werknemer Y wordt geregeld aan verdachte doorgegeven wat er is gekocht, hoeveel kilogram van welk metaal, tegen welke prijs en van wie. Op basis van de opgaven van werknemer X en werknemer Y maakt verdachte een zogenaamde inkoopverklaring op.
 

I. De ten laste gelegde inkoopverklaringen

Ten behoeve van de leesbaarheid van het arrest heeft het hof de ten laste gelegde inkoopverklaringen ingedeeld in drie categorieën:

A.    de categorie van verklaringen welke zien op inkoop van leveranciers waar volgens de steller van de tenlastelegging - kort gezegd - geen metaalafval is ingekocht;

B.    de categorie van verklaringen welke zien op méér inkoop van leveranciers dan waarvan volgens de steller van de tenlastelegging blijkt uit in de administratie aangetroffen weegbonnen;

C.    de categorie van verklaringen die ten naam zijn gesteld van particulieren, terwijl volgens de steller van de tenlastelegging is ingekocht van een bedrijf.

II.A (categorie A)

II.A.i. Vrijspraakoverweging ten aanzien van de inkoopverklaringen op naam van firma B, firma C en firma D

Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van de in de ten laste gelegde ten name van opgemelde leveranciers gestelde inkoopverklaringen. Tegenover de verklaringen van de leveranciers dat zij niet dan wel niet conform de aan hen getoonde inkoopverklaringen dan wel niet in de op de inkoopverklaringen genoteerde jaren hebben geleverd aan bedrijf van verdachte en medeverdachte, staat de verklaring van verdachte dat dit wel het geval is geweest. Nu de overige in het dossier aanwezige bewijsmiddelen, zoals de verklaring van inkoper werknemer X, op dit punt niet onderscheidend zijn, kan het hof niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat verdachte de inkoopverklaringen vals heeft opgemaakt, zodat vrijspraak dient te volgen van deze onderdelen.

II.A.ii. Bewijsoverweging ten aanzien van de inkoopverklaringen op naam van A

In de administratie van verdachte zijn twee inkoopverklaringen aangetroffen op naam van A (documentnummers D-001 en D-002). A heeft tijdens zijn verhoor hierover verklaard dat hij nooit metaal aan bedrijf van verdachte en medeverdachte heeft verkocht en dat hij de op de aan hem getoonde inkoopverklaringen genoteerde bedragen nooit van bedrijf van verdachte en medeverdachte, verdachte of medeverdachte heeft ontvangen. A heeft deze verklaring herhaald ten overstaan van de rechter-commissaris. broer van A heeft, geconfronteerd met de inkoopverklaring van 8 mei 2007 (documentnummer D-001), verklaard dat hij niets met metalen van doen heeft en zijn broer A ook niet. broer van A heeft ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard dat hij nooit metaalafval heeft verkocht of geleverd aan bedrijf van verdachte en medeverdachte Aan hem zijn twee facturen voorgehouden op naam van A en hij heeft verklaard dat wat daarop staat niet op hem slaat. Nu ook medeverdachte, mede-eigenaar en mede-aandeelhouder van het bedrijf van verdachte, bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat hij A kent, maar dat die geen leverancier is van metaalafval, schuift het hof de enkele stelling van de verdediging dat aan de verklaring van A geen geloof moet worden gehecht, terzijde.

II.A.iii. Bewijsoverweging ten aanzien van de inkoopverklaring op naam van E

Documentnummer D-173 betreft een inkoopverklaring ten name van de heer E d.d. 4 februari 2010, onder meer betrekking hebbende op de inkoop van 1760 kilo koper. E heeft over de inkoopverklaring op zijn naam verklaard dat de namen bedrijf van verdachte en medeverdachte, verdachte), medeverdachte en werknemer X hem niets zeggen en dat er niet aan de firma bedrijf van verdachte en medeverdachte metaalafval is geleverd.

Getuige R heeft verklaard dat bedrijf van verdachte en medeverdachte hem niets zegt en dat er geen contante betalingen zijn ontvangen van bedrijf van verdachte en medeverdachte. In reactie op de aan hem gezonden inkoopverklaring heeft getuige R bericht dat zij geen metaalafval aan bedrijf van verdachte en medeverdachte hebben verkocht en geen enkel bedrag hebben ontvangen van bedrijf van verdachte en medeverdachte. Firma E heeft bovendien geen koperafval.

Werknemer X, een van de inkopers van bedrijf van verdachte en medeverdachte. verklaarde bij de rechter-commissaris dat hij de namen (van leveranciers, hof) op de hem getoonde bijlage (gevoegd achter zijn verklaring) kent, op E na. Aangezien ook werknemer Y heeft verklaard dat hij geen zaken deed met E, houdt het hof het er - evenals de rechtbank - voor dat bedrijf van verdachte en medeverdachte met E geen zaken heeft gedaan en dat verdachte deze inkoopverklaring valselijk heeft opgemaakt.
 

II.B. (Categorie B)

II.B.i. Vrijspraakoverweging ten aanzien van de inkoopverklaringen ten name van H

Anders dan de rechtbank, acht het hof niet bewezen dat de ten laste gelegde inkoopverklaringen ten name van H vals zijn opgemaakt.

Het hof stelt vast dat voor het bewijs van deze handelingen slechts de verklaringen van de betreffende leverancier voorhanden zijn en onvoldoende ondersteunende verklaringen van werknemer X. Daarmee is aan het bewijsminimum niet voldaan, zodat vrijspraak van deze ten laste gelegde onderdelen dient te volgen.

II.B.ii. Bewijsoverweging ten aanzien van de inkoopverklaringen ten name van S of G (van firma G)

In het dossier bevinden zich enerzijds weegbonnen van bij (volgens opgave van die weegbonnen) firma G ingekocht metaalafval (documentnummers D-032 t/m D-039).

Anderzijds bevinden zich in het dossier de inkoopverklaringen, opgemaakt voor S firma G (documentnummer D-040), voor S (D-041 t/m D-055) en voor G (D-056 t/m D-061).

S en G zijn als getuigen gehoord en hebben verklaard dat zij beiden werkzaam zijn bij firma G te Helmond. De opkoper voor hun metaalafval is bedrijf van verdachte en medeverdachte. Werknemer X is hun contactpersoon. Over de aan hen getoonde inkoopverklaringen verklaren zij dat deze aansluiten bij de weegbonnen die zij van iedere afhandeling van de inkoop van metaal ontving van werknemer X, maar dat op die inkoopverklaringen andere gewichten en andere bedragen zijn vermeld: meer kilo’s en een hoger bedrag, hetgeen dus afwijkt van de werkelijk geleverde kilo’s en ontvangen bedragen.

Werknemer X heeft verklaard dat hij de weegbonnen die zijn uitgeschreven bij firma G zelf heeft uitgeschreven, dat hij die weegbonnen naar waarheid opmaakt en dat de aan hem getoonde inkoopverklaringen afwijken van de inkopen zoals hij die daadwerkelijk heeft gedaan.

Zoals reeds overwogen blijkt uit het dossier dat verdachte telkens de inkoopverklaringen opmaakte. Gelet op het voren overwogene passeert het hof de ontkennende verklaring van verdachte.

II.B.iii. Bewijsoverweging ten aanzien van de inkoopverklaringen ten name van I (van firma I )

In het dossier bevinden zich enerzijds weegbonnen van bij (volgens opgave van die weegbonnen) firma I ingekocht metaalafval (documentnummers D-163, D-165, D-166, D-170 en D-171). Anderzijds bevinden zich in het dossier de inkoopverklaringen, opgemaakt ten name van I.

I heeft verklaard dat werknemer X van bedrijf van verdachte en medeverdachte het metaalafval meerdere keren per jaar bij firma I kwam afhalen. Werknemer X schreef een bon uit met daarop de kilogrammen en bedragen en betaalde contant uit. Verbalisant heeft naar aanleiding van de verklaring van I de door firma I van bedrijf van verdachte en medeverdachte ontvangen weegbonnen opgevraagd en ontvangen. Verbalisant heeft geconstateerd dat enkele data van de bonnen overeenkomen met de in de administratie van bedrijf van verdachte en medeverdachte verwerkte inkoopverklaringen. De bedragen wijken systematisch af en worden telkens voor een hoger bedrag verwerkt in de kasadministratie van bedrijf van verdachte en medeverdachte. Het ingekochte hardmetaal wordt opgehoogd.

I heeft ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard dat hij telkens één bon kreeg; het bedrag dat daarop vermeld stond is steeds door werknemer X betaald. Er zijn nooit twee bonnen opgemaakt met betrekking tot dezelfde partij afval. Wat op de bon (het hof begrijpt: de weegbon) staat, dat was het ook.

Werknemer X heeft verklaard, geconfronteerd met de weegbonnen van firma I, dat het zijn handschrift is op de weegbonnen en dat hij die eerlijk en correct heeft opgemaakt. Hij heeft geen verklaring voor de afwijkingen op de inkoopverklaringen en geeft zijn werkelijke inkoopgegevens eerlijk door aan verdachte.

Zoals reeds overwogen blijkt uit het dossier dat verdachte telkens de inkoopverklaringen opmaakte. Gelet op het voren overwogene passeert het hof de ontkennende verklaring van verdachte.

II.C. (Categorie C)

II.C.i. Bewijsoverweging ten aanzien van de inkoopverklaringen ten name van J, K en L

Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij wist dat werknemer X en werknemer Y kochten van zowel de bedrijven waar ze kwamen als van particulieren die daar werkten. De handel bestond uit ‘iets voor de baas en iets voor mezelf’, zo heeft verdachte desgevraagd verklaard. Dat ziet verdachte niet als zijn verantwoordelijkheid. Zijn doel was om zijn administratie in orde te maken wat betreft kasstroom en herkomst van zijn handel. Verdachte telde de totale handel op en maakte vervolgens een inkoopverklaring op.

Werknemer X heeft verklaard dat hij zijn inkopen doet bij bedrijven en dat hij niet begrijpt waarom verdachte die inkoopverklaringen dan op naam van een particulier stelt. Er wordt nauwelijks metaalafval ingekocht bij particulieren; een enkele keer wordt er wel eens wat gebracht of via email aangeboden. Volgens werknemer X weet verdachte goed dat er hoofdzakelijk alleen maar bij bedrijven wordt ingekocht. Werknemer Y verklaarde in gelijke zin: er wordt voornamelijk alleen maar ingekocht bij bedrijven en die gegevens worden doorgegeven. Werknemer Y begrijpt niet waarom er particuliere namen op de inkoopverklaringen staan.

De verklaringen van J, K en L komen er kort gezegd op neer dat er werd geleverd aan bedrijf van verdachte en medeverdachte door de betreffende bedrijven, respectievelijk firma J, firma K en firma L Privé is er niets verkocht aan bedrijf van verdachte en medeverdachte

De ten laste gelegde inkoopverklaringen zijn op naam gesteld van J, K en L. Uit de verklaring van verdachte, bezien in samenhang met de verklaringen van inkopers werknemer X en werknemer Y en de verkopers J, K en L blijkt dat verdachte wist dat metaalafval afkomstig is van bedrijven en ook dat verdachte wist van welke bedrijven op grond van de opgave van zijn metaalinkopers. Desalniettemin heeft verdachte de verklaringen op naam gesteld van de contactpersonen bij die bedrijven.

Naar het oordeel van het hof wist verdachte dat hij dit deed in strijd met de waarheid. Daarmee staat vast dat de inkoopverklaringen vals zijn opgemaakt met het doel deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.

III. Eindconclusie

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het telkens opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid opmaken van de inkoopverklaringen op naam van - kort gezegd - A, E, S / G, I, J, K en L.
 

Bewezenverklaring

  • Valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
     

Strafoplegging

  • Een geldboete van € 7.500.

Lees hier de volledige uitspraak.

 

Print Friendly and PDF ^