Veroordeling voor ambtelijke omkoping: overwegingen Rb. over wetswijziging per 1 januari 2015 en vereisten voor passieve ambtelijke omkoping
/Rechtbank Amsterdam 10 januari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2022:57
Verdachte heeft in twee jaar tijd ruim €16.000 voordeel gekregen via naam 1, die als doel had een voorkeursbehandeling te krijgen bij het verstrekken van stratenmakerswerk bij de gemeente Amsterdam. Verdachte heeft daarmee zijn (informatie)positie als ambtenaar misbruikt om zichzelf te verrijken.
Door samen met naam 1 ‘btw-trucs’ toe te passen heeft verdachte bovendien meegewerkt aan het misleiden van de fiscus. Verdachte kwam als privépersoon geen btw-korting toe, maar hij ging desondanks op zoek naar een ‘deal’, zoals hij het zelf ter zitting noemde. Verdachte vond in naam 1 een bondgenoot, die met boekhoudkundige misleiding een tijd lang onder de radar voordelen heeft uitgedeeld aan verdachte.
Achtergrond
Op 7 januari 2015 ontving de Rijksrecherche informatie uit oktober 2014 van het Team Criminele Inlichtingen (TCI). Daarin staat vermeld dat medeverdachte 1 en naam opzichter, die beiden als opzichter werken bij de gemeente Amsterdam, Stadsdeel West, corrupt zijn. Zij laten zich door diverse aannemersbedrijven betalen. In ruil hiervoor krijgen die bedrijven straat- en grondwerk in Stadsdeel West. Medeverdachte 1 en naam opzichter ontvangen hiervoor vele duizenden euro’s. De bedrijven betalen aan hen om zeker te zijn van werk en vooral meerwerk, want daar wordt het meeste aan verdiend.
In de TCI-informatie wordt een aantal bedrijven genoemd dat bij deze praktijken betrokken zou zijn.
Begin april 2015 ontving de Rijksrecherche opnieuw informatie van het TCI. Daarin staat dat naam opzichter en medeverdachte 1 op de hoogte zijn van elkaars handelen, dat ze geld aanpakken van bedrijven en daarna meerwerk door die bedrijven laten uitvoeren.
Op 7 april 2015 is de Rijksrecherche een strafrechtelijk onderzoek gestart onder de naam Pos.
De Rijksrecherche heeft op allerlei manieren onderzoek gedaan, waaronder het opvragen van historische telefoongegevens, het opnemen en afluisteren van telefoons, observatie, en, op 8 maart 2016, het doorzoeken van de woningen en werkplekken van de betrokken ambtenaren, aannemers en hun bedrijven.
Daarbij is een groot aantal documenten en goederen in beslag genomen. Medeverdachte 1 en naam opzichter zijn in april 2016 voor het eerst als verdachte gehoord.
Tijdens het strafrechtelijk onderzoek kwamen op basis van nieuwe informatie de gemeenteambtenaren medeverdachte 2 en verdachte in beeld. De verdenking ontstond dat verdachte zou zijn omgekocht door ABM Civiel B.V., een onderneming gelieerd aan naam 1. In april en juni 2016 vonden doorzoekingen plaats op de werkplekken en in de woningen van medeverdachte 2 en verdachte. Zij zijn voor de eerste keer gehoord in november 2016.
Op basis van restinformatie uit onderzoek Pos is op 21 februari 2017 een nieuw strafrechtelijk onderzoek geopend onder de naam Portofino, dat eveneens zag op de verdenking van ambtelijke corruptie, gepleegd door andere gemeenteambtenaren bij de gemeente Amsterdam.
Nadat de onderzoeken Pos en Portofino door de Rijksrecherche waren afgerond hebben de raadslieden eind 2018 onderzoekswensen ingediend bij de rechter-commissaris. De door de rechter-commissaris toegewezen getuigen in onderzoek Pos zijn in de eerste helft van 2019 gehoord.
De inhoudelijke behandeling van de strafzaken tegen de verdachten medeverdachte 1, naam opzichter, medeverdachte 2 en verdachte stond aanvankelijk gepland begin april 2020, samen met de behandeling van de strafzaken tegen drie verdachten uit het onderzoek Portofino. In verband met de coronapandemie is deze behandeling afgelast, nog voordat de dagvaardingen waren uitgegaan.
In overleg met de raadslieden zijn nieuwe data gezocht waarop de inhoudelijke behandeling van de strafzaken tegen de verdachten medeverdachte 1, naam opzichter, medeverdachte 2 en verdachte kon plaatsvinden. De verdachten zijn vervolgens gedagvaard voor 1 november 2021, waarbij meerdere zittingsdagen zijn gereserveerd.
De strafzaken tegen de verdachten uit het onderzoek Portofino zullen op een later moment worden behandeld. Naast deze verdachten is ook een aantal aannemers en hun bedrijven als verdachten aangemerkt. Het Openbaar Ministerie heeft meegedeeld dat met hen schikkingen zijn getroffen of dat de onderhandelingen nog gaande zijn.
Juridisch kader passieve ambtelijke omkoping
Wetswijziging per 1 januari 2015
Ambtelijke omkoping is strafbaar voor de omkoper (actieve omkoping) en de ambtenaar (passieve omkoping). Voor 1 januari 2015 was passieve ambtelijke omkoping geregeld in de artikelen 362 en 363 Sr, waarbij artikel 362 Sr het oog had op doen of nalaten van de ambtenaar zonder daarbij in strijd met zijn plicht te handelen en artikel 363 Sr op doen of nalaten in strijd met zijn plicht. Omdat dit onderscheid in de rechtspraak nog maar weinig betekenis had, is het per 1 januari 2015 uit de wet gehaald. Daarnaast zijn per 1 januari 2015 de strafmaxima voor ambtelijke omkoping verhoogd.
De ten laste gelegde feiten bestrijken de periode 1 januari 2014 tot en met 8 maart 2016. Voor feit 1, gepleegd voor 1 januari 2015, is artikel 363 (oud) Sr van toepassing. Voor feit 2, gepleegd vanaf 1 januari 2015, is het thans geldende artikel 363 Sr van toepassing. Voor de leesbaarheid van het vonnis zal de rechtbank de feiten 1 en 2 echter gezamenlijk behandelen.
Vereisten voor passieve ambtelijke omkoping
Ambtenaar in zijn bediening
Allereerst is voor een bewezenverklaring vereist dat een ambtenaar in zijn bediening wordt omgekocht. De woorden ‘in zijn bediening’ eisen niet dat de ambtenaar bevoegd is tot de diensten die van hem verlangd worden, maar alleen dat zijn ambt hem daartoe in staat stelt of hem daartoe de gelegenheid biedt.
Giften, beloften of diensten
Vervolgens is de vraag aan de orde of sprake is van het aannemen of vragen van giften, beloften of diensten (hierna samengevat als: giften) van een ander door de ambtenaar. Van het aannemen van giften is sprake als het betreffende voordeel feitelijk in de macht van de ambtenaar is gekomen. Van het aannemen van een belofte is sprake als het aanbod wordt geaccepteerd.
Tegenprestatie
Als is komen vast te staan dat de ambtenaar giften heeft aangenomen of gevraagd, is de volgende vraag of die ambtenaar wist of redelijkerwijs vermoedde dat deze giften hem werden gedaan om hem als ambtenaar iets te laten doen of nalaten of omdat hij in het verleden iets heeft gedaan of nagelaten. Art. 363 Sr vereist niet dat het met de giften beoogde handelen of nalaten ook daadwerkelijk is gevolgd.
Onder ‘wetende’ is ook voorwaardelijk opzet begrepen (HR 30 mei 2008, NJ 2008/318). Door toevoeging van ‘redelijkerwijs vermoedende’ aan de wettekst heeft de wetgever volgens de Memorie van Toelichting ook voorzien in een schuldvariant, waarmee ‘in gevallen van verwijtbare of wellicht gefingeerde naïviteit van de ambtenaar strafrechtelijk kan worden opgetreden’.
Tegenprestatie in de vorm van een voorkeursbehandeling
In het verleden werd aangenomen dat de gift verband moest houden met een min of meer concrete tegenprestatie. In meer recente rechtspraak heeft de Hoge Raad echter voor art. 177 Sr (actieve ambtelijke omkoping) geoordeeld dat dit artikel niet alleen ziet op de situatie dat er een direct verband bestaat tussen de gift of belofte enerzijds en een concrete tegenprestatie anderzijds, maar ook op het doen van giften of beloften aan een ambtenaar om daardoor een relatie met die ambtenaar te doen ontstaan en/of te onderhouden met het doel een voorkeursbehandeling te krijgen (o.a. ECLI:NL:HR:2005:AT8318 en ECLI:NL:HR:2017:641). Of kan worden vastgesteld dat de giften zijn gedaan om een voorkeursbehandeling te krijgen, zal mede afhangen van de omvang, de aard en de frequentie van de giften, de positie van de ambtenaar binnen de overheidsorganisatie en het tijdstip waarop de giften zijn gedaan.
Contra-indicaties
Contra-indicaties kunnen zijn dat de betreffende aannemer ook privé veelvuldig contact had met de ambtenaar, dat de ambtenaar binnen de gemeente maar zeer beperkt zeggenschap had over de aanbesteding van projecten en dat de aard en omvang van de giften ruimte laten voor een alternatieve verklaring (o.a. ECLI:NL:GHARL:2020:8751). Een hechte vriendschap tussen de betreffende ambtenaar en de gever waardoor de privérelatie niet goed is te scheiden van de zakelijke relatie, kan evenwel geen rechtvaardiging vormen voor het aannemen van giften. Het enkele feit dat het om een gift in de privésfeer gaat, sluit niet uit dat de omkoper met zijn gift het oogmerk kan hebben om de ambtenaar om te kopen en dat de ambtenaar zich laat omkopen (o.a. ECLI:NL:GHDHA:2017:3702).
Waardering van het bewijs
Feiten en omstandigheden
Aan de hand van de vereisten voor een bewezenverklaring van passieve ambtelijke omkoping zal de rechtbank beoordelen of verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt. De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Was verdachte ambtenaar?
De rechtbank stelt vast dat verdachte in de periode van 1 januari 2014 tot 8 maart 2016 in dienst was van de gemeente Amsterdam, en dus ambtenaar was in de zin van artikel 363 Sr.
Verdachte is vanaf oktober 1998 ingehuurd geweest als projectleider SWS (Stadsdeelwerken en Sport) Rayon Midden bij Stadsdeel Amsterdam-Noord.
Bij brief van 18 april 2002 is hem een aanstelling als ambtenaar in tijdelijke dienst aangeboden in de functie van projectleider bij de sector Stadsdeelwerken & Sport. Verdachte is met ingang van 1 oktober 2002 in vaste dienst van de gemeente Amsterdam. Hij heeft ten overstaan van de stadsdeelsecretaris de ambtseed/belofte afgelegd.
Vanaf 1 december 2006 is hij werkzaam in de functie projectleider bij de afdeling Realisatie Openbare Ruimte, Projectbureau van de sector Openbare Ruimte in het Stadsdeel Centrum.
Uit de brief van de gemeente Amsterdam, Stadsdeel Centrum, van 28 augustus 2012, blijkt dat verdachte is geplaatst is bij de Directie Omgevingsmanagement, afdeling Projecten, in de functie van Project / programmamanager D.
Op 1 januari 2013 is de aanstelling van verdachte van rechtswege omgezet naar een aanstelling in algemene dienst bij de gemeente Amsterdam.
Per 1 januari 2015 is verdachte geplaatst in het cluster Ruimte en Economie bij rve Ingenieursbureau, als Project / Programmamanager F, binnen de afdeling Projectmanagement.
Verdachte heeft zijn functie bij Stadsdeel Centrum tot 21 april 2016 verricht, het moment waarop hij, vanwege het ernstige vermoeden dat hij zich aan ambtelijke corruptie had schuldig gemaakt, met onmiddellijke ingang werd geschorst.
Was verdachte als ambtenaar in staat een tegenprestatie (voorkeursbehandeling) te geven aan naam 1 en de aan hem gelieerde bedrijven?
Naam 1 en de aan hem gelieerde bedrijven
De verdenking ziet erop dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan passieve ambtelijke omkoping, waarbij hij als ambtenaar giften heeft aangenomen of gevraagd van naam 1 of van de aan hem gelieerde ondernemingen naam B.V., ABM Civiel B.V., naam V.O.F. en naam B.V. De rechtbank zet hierna op een rij hoe deze verschillende ondernemingen aan naam 1 zijn gelieerd.
Naam V.O.F. is op 1 januari 2000 opgericht. De onderneming heeft als activiteiten: Wegenbouw, Grondverzet en Stratenmaken. Als vennoten zijn geregistreerd naam B.V. (vanaf 1 januari 2000) en naam B.V. (sinds 31 december 2013). Tot 31 december 2013 respectievelijk 1 januari 2013 stonden als vennoten geregistreerd Wegenbouw-Bestratingen Nederland 81 B.V. en naam B.V. In feite is er sprake van een familiebedrijf: leden van de familie familienaam (vader naam 2 en de broers broer 1 en naam 1) zijn allen voorzitter van een afzonderlijke stichting die verschillende vennootschappen beheren.
ABM Civiel B.V. is opgericht op 8 september 1999 en is gevestigd op het adres adres. De onderneming heeft als activiteiten: Stratenmaken. Enig aandeelhouder en bestuurder is naam 1 Beheer B.V. Tot 15 januari 2013 was de handelsnaam van deze onderneming ‘ naam B.V. ’
Naam B.V. is opgericht op 19 december 2012 en is gevestigd op het adres adres. De onderneming heeft als activiteiten: Wegenbouw, Dienstverlening voor de akker- en/of tuinbouw, Grondverzet en Groothandel in zand en grind. Enig aandeelhouder en bestuurder is naam 1.
Naam 1 is volgens eigen zeggen tot eind 2012, samen met zijn vader (naam 2) en broer (broer 1) mede-eigenaar geweest van naam V.O.F. Hij heeft voor 80 tot 90 procent namens naam V.O.F. de bestratingswerkzaamheden binnen de gemeente Amsterdam gedaan. Hij kreeg van naam V.O.F. een vergoeding die werd gestort op de werkmaatschappij naam B.V., welke naam later is veranderd in ABM Civiel B.V. Naam V.O.F. was werkzaam voor het stadsdeel Centrum en stadsdeel Bos en Lommer.
Relatie tussen verdachte en naam 1 en aan hem gelieerde bedrijven
De rechtbank vindt dat er voldoende bewijs is dat verdachte in de ten laste gelegde periode een zodanige positie binnen de gemeente had dat hij in staat was om aannemer naam 1, of één van zijn bedrijven, een voorkeursbehandeling te geven. De rechtbank komt tot die conclusie omdat de privérelatie tussen verdachte en naam 1 is verweven met hun zakelijke relatie.
Zakelijke relatie tussen verdachte en naam 1 voorafgaande aan en tijdens de tenlastegelegde periode
Verdachte is namelijk vanaf 2002 als ambtenaar werkzaam binnen de gemeente Amsterdam.
Naam 1 heeft verklaard dat hij verdachte voor het eerst heeft ontmoet in de periode 2008 – 2010 op een werk in de Westerstraat in Amsterdam. Het project betrof bestratingswerkzaamheden. Het was het eerste project dat naam 1 met zijn bedrijf naam V.O.F. voor het stadsdeel Centrum had aangenomen. Hij heeft verdachte toen in de Westerstraat gesproken in verband met een discussie over de uit te voeren werkzaamheden. In die tijd heeft naam V.O.F. ook het project Zeedijk aangenomen. Bij beide projecten was ook verdachte betrokken. Vanaf 2010 gaat naam 1 met verdachte ook privé om.
Anders dan verdachte en naam 1 hebben verklaard, blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat er na 2010 en ook in de tenlastegelegde periode tussen naam 1 en verdachte sprake is geweest van een zakelijke relatie met betrekking tot projecten bij de gemeente Amsterdam.
Verdachte is budgethouder op projecten van naam 1
Bij de doorzoeking van de werkplek van verdachte op 21 april 2016 werden documenten van het project dat zag op de herinrichting van de Bloemgracht aangetroffen. Dat waren onder andere twee overzichten met omschrijving “Bloemgracht vanaf Lijnb” van 7 oktober 2014 en 4 november 2014. Daarop is verdachte als budgethouder vermeld en daaruit blijkt dat naam B.V. in dit project werkzaamheden heeft verricht.
Ook werden twee facturen van naam B.V. van 3 oktober 2014 en een daarmee corresponderende termijnstaat betreffende het bestek Bloemgracht aangetroffen die zien op een totaalbedrag van €88.808,55. Deze termijnstaat is door de opdrachtgever (stadsdeel Centrum) en de aannemer (naam B.V.) geparafeerd.
In een WhatsApp-gesprek van 19 november 2014 tussen verdachte en een collega van hem, naam collega vraagt naam collega aan verdachte: “Kun jij termijnstaat 5 van naam B.V. van de Bloemgracht goedkeuren? Dank!”, waarop verdachte antwoordt: “Oké kom zo naar kantoor”.
Daarnaast werd een overzicht van het project ‘Heintje Hoeksteeg’ inbeslaggenomen, waarop verdachte als budgethouder is vermeld. Ook uit dit overzicht blijkt dat naam B.V. bij dit project is ingeschakeld en werkzaamheden heeft verricht.
De rechtbank stelt op basis van deze bevindingen en verklaringen vast dat verdachte in de ten laste gelegde periode als budgethouder betrokken was bij projecten van de gemeente Amsterdam, waarin ook naam 1 met één van zijn bedrijven participeerde en waarbij verdachte als budgethouder de door deze aannemer in rekening te brengen werkzaamheden en kosten diende te fiatteren.
Verweer verdachte en conclusie
De verdediging heeft betoogd dat verdachte in de ten laste gelegde periode naam 1, of één van zijn bedrijven, niet van werk kon voorzien en dat verdachte niet in een positie verkeerde om derden aan te sturen ten gunste van naam 1. De rechtbank gaat hier niet in mee. Op basis van de hiervoor genoemde bevindingen kan naar haar oordeel worden vastgesteld dat verdachte en naam 1, of zijn bedrijven, ook in de ten laste gelegde periode zakelijke contacten hadden. De rechtbank weegt mee dat verdachte lang heeft gewerkt voor de gemeente Amsterdam op veel verschillende functies, waardoor hij een groot netwerk had. Tevens blijkt dat verdachte als gemeenteambtenaar binnen de gemeente Amsterdam in staat was om naam 1 met dat netwerk in contact te brengen en om hem van zakelijke informatie te voorzien die hem in een betere positie kon plaatsen ten opzichte van andere aannemers. De conclusie is dus dat verdachte in staat was naam 1 en de aan hem gelieerde ondernemingen een voorkeursbehandeling te geven.
Heeft verdachte giften aangenomen?
De rechtbank stelt vast dat verdachte de volgende giften en belofte heeft aangenomen:
- €1.323 (21% btw 4 airco-installaties);
- €6.283 (badkamermeubilair);
- belofte €3.410,96 (6% en 21% btw verbouwing woning);
- €4.062,72 (21% btw Audi A4);
- €1.000 (velgen);
- €72,60 (alarmkeuring);
- €32,97 (Apk-keuring en ruitenvloeistof);
- €162,18 (folie autoramen);
- ongeveer €200 (chiptunen).
De totale omvang van de giften en belofte die verdachte heeft aangenomen ziet dus op een bedrag van ongeveer €16.547,43.
Is gelet op de omvang, aard en frequentie van de giften het doel van naam 1 geweest een voorkeursbehandeling te krijgen?
De rechtbank is van oordeel dat de omvang, aard en frequentie van de hiervoor genoemde giften en belofte bevestigen dat deze door naam 1 zijn gedaan met het kennelijke doel om een relatie met verdachte te doen ontstaan of te onderhouden waardoor hij van verdachte, in diens hoedanigheid van ambtenaar bij de gemeente Amsterdam, een voorkeursbehandeling zou krijgen. Verdachte wist dit. Dat maakt de rechtbank op uit de gunsten die verdachte in de periode 2014-2015 aan naam 1 verleende, toen verdachte ook giften en een belofte van hem en zijn ondernemingen ontving Die giften en belofte stegen bovendien ruimschoots uit boven hetgeen binnen een gemiddelde vriendschappelijke relatie als gebruikelijk mag worden beschouwd. Desondanks heeft verdachte deze giften en belofte keer op keer aangenomen binnen een periode van twee jaar.
Is sprake van contra-indicaties?
De giften en belofte zijn van dien aard dat deze geen rechtvaardiging kunnen vinden in de tussen verdachte en naam 1 bestaande vriendschap. De door verdachte aangenomen goederen en belofte kunnen niet worden gezien als een acceptabele attentie binnen een vriendschapsrelatie. De waarde van de goederen en de frequentie waarin ze zijn aangenomen, staan daaraan in de weg. Weliswaar kostten de giften, voor zover gedaan in de vorm van een btw-constructie, niet naam 1 en zijn ondernemingen, maar de fiscus geld. Toch heeft naam 1 een aanzienlijk risico genomen door aankoopbedragen voor verdachte onder valse voorwendselen in zijn boekhouding weg te schrijven. Bovendien is de vriendschap ontstaan uit een zakelijke relatie en is naam 1 ook met in ieder geval één andere ambtenaar van de gemeente Amsterdam bevriend, die ook wordt veroordeeld voor passieve ambtelijke omkoping. Dit lijkt dus geen eenmalig voorval te zijn dat zich enkel afspeelt binnen de vriendschapsrelatie van verdachte en naam 1. Door het aannemen van de giften en belofte moet het voor verdachte duidelijk zijn geweest dat van hem werd verwacht dat hij bij zijn werkzaamheden als ambtenaar in bijzonder de belangen van naam 1 in het oog moest houden en dat heeft hij ook gedaan.
Conclusie
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte is omgekocht met de huur van de aanhanger.
Bewezenverklaring
Feit 1: als ambtenaar een gift aannemen, wetende dat deze hem gedaan wordt teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten;
Feit 2: telkens als ambtenaar een gift of belofte aannemen, wetende dat deze hem gedaan wordt teneinde hem te bewegen om in zijn bediening iets te doen of na te laten.
Strafoplegging
Taakstraf van 180
Voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren
Lees hier de volledige uitspraak.
Samenhangende zaken
Rechtbank Amsterdam 10 januari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2022:55
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan omkoping door als ambtenaar in twee jaar giften te hoogte van ruim €7.000 aan te nemen van een aannemer, welke giften als doel hadden een voorkeursbehandeling te krijgen bij het verstrekken van stratenmakerswerk bij de gemeente Amsterdam. Verdachte heeft daarmee zijn (informatie)positie als ambtenaar misbruikt om zichzelf te verrijken. De rechtbank legt aan verdachte een taakstraf op van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand.
Lees hier de volledige uitspraak.
Rechtbank Amsterdam 10 januari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2022:51
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan omkoping door als ambtenaar in vijf jaar giften van ruim €68.000 aan te nemen van aannemers, welke giften als doel hadden een voorkeursbehandeling te krijgen bij het verstrekken van stratenmakerswerk bij de gemeente Amsterdam. Verdachte heeft daarmee gedurende lange tijd en met hulp van vele personen schaamteloos zijn positie als ambtenaar misbruikt om zichzelf te verrijken. Tevens heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een aanzienlijke hoeveelheid MDMA. De rechtbank legt aan verdachte een gevangenisstraf op voor de duur van vijf maanden.
Lees hier de volledige uitspraak.