Veroordeling voor internationale beleggingsfraude bij de handel in valuta: redelijke termijn van 6 jaar gerechtvaardigd vanwege omvang van het onderzoek en de grote mate van ingewikkeldheid

Rechtbank Noord-Holland 28 oktober 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:9535

In de kern heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan beleggingsfraude bij de handel in valuta. Dit heeft langdurig plaatsgevonden en door de verdachte en zijn medeverdachte werd op georganiseerde wijze, via (achtereenvolgens) hun organisaties IB Capital LP en IB Capital FX (NZ) LLP, misbruik gemaakt van het vertrouwen dat hun klanten in deze organisaties meenden te mogen stellen. Terwijl al van tevoren een heimelijke afspraak bestond die ertoe strekte dat de beleggers bij de handel in valuta enkel verlies zouden kunnen lijden, hebben de verdachte en zijn medeverdachte hun klanten ertoe bewogen aanzienlijke bedragen in te leggen. Daarvan hebben de verdachte en zijn medeverdachte, samen met hun Amerikaanse collega’s naam 1 en naam 2, op grote schaal geprofiteerd.

Bij het werven van klanten voor hun frauduleuze activiteiten hebben de verdachte en zijn medeverdachte samengewerkt met personen in diverse landen, als gevolg waarvan een internationale groep slachtoffers is benadeeld. Deze beleggers zijn door het handelen van de verdachte en zijn medeverdachte ernstig gedupeerd. Het witwassen van de opbrengsten uit hun criminele handelingen hebben de verdachte en zijn medeverdachte vervolgens zeer geraffineerd uitgevoerd, door het geld weg te sluizen via een serie van transacties langs een netwerk van internationale vennootschappen. Een deel van deze transacties kreeg een legitiem aanzien doordat deze werd verricht op basis van onderliggende overeenkomsten die ogenschijnlijk bonafide leken, maar feitelijk vals waren. De totale financiële schade loopt in de tientallen miljoenen euro’s.

De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie (rechtsmacht)

Volgens de verdediging geldt ten aanzien van onderdelen van de tenlastelegging ter zake de feiten 2 (verduistering) en 3 (gewoontewitwassen) dat een toereikende grondslag voor de vestiging van rechtsmacht op grond van artikel 2 en/of 7 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) ontbreekt. Het betreft hier met name de onttrekkingen aan de door IB Capital Corp aangehouden Cypriotische EUR- en USD-rekeningen, die door verdachte vanuit Hongarije - niet tenlastegelegd als pleegplaats van verduistering – althans op Cyprus zijn gedaan. In het verlengde hiervan heeft de verdediging betoogd dat de rechtsmacht ter zake de doorsluizing van de Cypriotische gelden – als onderdeel ten laste gelegd als witwassen onder feit 3 – ontbreekt. Het dossier ontbeert een fundament voor vaststelling dat ter zake genoemde witwastransactie gedragingen hebben plaatsgevonden die ook (deels) in Nederland zijn verricht.

Onderzocht dient te worden of rechtsmacht op grond van art. 2 en/of 7 Sr bestaat. De beoordeling daarvan dient uit te gaan van de grondslag van de tenlastelegging.

De rechtbank stelt vast dat de verdachte, die de Nederlandse nationaliteit bezit, tot 7 maart 2011 en vanaf 24 februari 2012 woonachtig was in Nederland. medeverdachte, die eveneens de Nederlandse nationaliteit bezit, was in 2011 en 2012 eveneens woonachtig in Nederland. Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij zich samen met een ander en/of anderen schuldig heeft gemaakt aan oplichting, verduistering en gewoontewitwassen. Nog daargelaten of op verduistering en gewoontewitwassen in Cyprus en op de Seychellen in 2011/2012 straf is gesteld, waardoor Nederland rechtsmacht zou krijgen, bestaat er in ieder geval Nederlandse rechtsmacht op grond van de gedragingen die in Nederland zijn verricht door de in Nederland wonende medepleger.

De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van de verdachte.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder feit 1, feit 2 en feit 3 primair ten laste gelegde feiten.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van verduistering, nu niet kan worden bewezen dat hij en zijn medeverdachte(n) de gelden ‘anders dan door misdrijf’ onder zich hadden.

Met betrekking tot feit 3 heeft de raadsman betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het medeplegen van de onder dit feit ten laste gelegde transacties naar Maverick Capital Holding Ltd, nu de verdachte niet op de hoogte was van deze ‘onttrekking’ aan de gezamenlijke buit. Gelet op de tegenstrijdigheid tussen deze overboekingen enerzijds en het gezamenlijke plan tot het witwassen en verdeling van de onttrokken gelden anderzijds, kan niet worden bewezen dat de verdachte medepleger is van de witwashandelingen bestaande uit de overboekingen van USD 5.000.000 en EUR 250.000 van de ING-rekening naar Maverick Capital Holding Ltd. De verdachte dient van die witwashandelingen te worden vrijgesproken.

Oordeel van de rechtbank

Oplichting

De verdachte wordt onder feit 1 verweten dat hij als medepleger betrokken was bij de oplichting van twintig in de tenlastelegging genoemde personen. Deze personen hebben in de periode november 2011 tot en met mei 2012 bedragen overgeboekt op bankrekeningen van IB Capital FX LLP (IB Capital FX) bij ING Bank N.V. (ING) als inleg voor de handel in valuta (forex trading).

IB Capital FX was een onder Engels recht opgerichte en in het Verenigd Koninkrijk bij Companies House ingeschreven limited liability partnership. Onder de naam IB Capital FX (NZ) LLP (IB Capital FX (NZ)) was de vennootschap ook ingeschreven in het Nieuw-Zeelandse register van overzeese vennootschappen en in Nieuw-Zeeland geregistreerd als Financial Service Provider om vanuit dat land financiële diensten te verlenen. IB Capital FX was in november 2011 gekocht door de verdachte. De verdachte en de medeverdachte kenden elkaar sinds 2004, toen zij hebben samengewerkt bij FX Nevis, een vennootschap die actief is geweest in de valutahandel en waarbij Nederlandse beleggers zijn opgelicht. Voor hun rol daarbij zijn beiden in 2009 strafrechtelijk vervolgd.

Op 12 december 2011 werd de medeverdachte member van IB Capital FX, samen met een Belizaanse vennootschap waarvan hij de enig aandeelhouder was. Vervolgens werd hij op 16 december 2011 bij Companies Office in Nieuw-Zeeland en in het Financial Service Provider Register ingeschreven als enig bestuurder van IB Capital FX (NZ). Op 19 december 2011 opende de medeverdachte vervolgens een euro bankrekening bij ING op naam van IB Capital FX met nummer bankrekeningnummer 1. In januari 2012 werden door de medeverdachte daarnaast nog bij ING een euro rekening met nummer bankrekeningnummer 2 geopend en de daaraan gekoppelde valutarekeningen bankrekeningnummer 3 (USD) en bankrekeningnummer 4 (GBP).

IB Capital FX beschikte over een online beleggingsplatform (MT4) waarop gehandeld kon worden in valuta. Het platform werd digitaal van actuele handelsgegevens en de benodigde liquiditeit voorzien door CFH Markets, een in Londen gevestigde onderneming die de handel in (onder andere) valuta ondersteunt. Op de internationale valutamarkt kunnen winsten worden behaald door het gebruikmaken van koersverschillen: men koopt valuta en belegt op basis van de inschatting dat de relatieve waarde daarvan zal stijgen of dalen ten opzichte van andere valuta. De klanten van IB Capital FX handelden niet zelf op het online handelsplatform. Dat werd voor hun rekening en risico gedaan door Global Forex Management FX, die optrad als introducing broker voor IB Capital FX. Global Forex Management FX is de handelsnaam van Stadler Ltd (Stadler), een vennootschap die in 2010 door de verdachte is verkocht aan de Amerikaan naam 1 ). De handel op het platform van IB Capital FX door Global Forex Management FX werd door naam 1 verricht samen met de eveneens Amerikaanse naam 2.

In november 2011 kwamen naam 1 en naam 2 in contact met de Australiër naam 3. naam 3 wierf via zijn bedrijf Investment Intelligence Corporation Pty Ltd. onder de naam “ProphetMax” betalende leden van een beleggingsgroep. Voor die betalende leden organiseerde hij “webinars”, lezingen op internet waarin hij beleggingsadvies gaf. Op basis van de informatie die naam 3 ontving over Global Forex Management FX en IB Capital FX besloot naam 3 een beleggingsprogramma aan te bieden onder de naam “ProphetMax Managed FX”, waaraan de leden van ProphetMax konden deelnemen. Die deelname hield in dat deze beleggers een klantrelatie (‘Trading Agreement’) aangingen met IB Capital FX. Op basis van die overeenkomst boekten de beleggers geld over naar IB Capital FX als inleg voor beleggingen in de handel in valuta, waarbij Global Forex Management FX voor hun rekening en risico zou gaan handelen op het platform van IB Capital FX. Om commerciële redenen (voorkomen van rechtstreeks contact tussen leden van ProphetMax en Global Forex Management FX) verwijst naam 3 in eerste instantie naar Global Forex Management FX als de “proprietary trading group” en wordt de identiteit van Global Forex Management FX als handelende partij niet bekend gemaakt. Pas in april 2012 wordt de beleggers meegedeeld dat Global Forex Management FX de “Proprietary Trading Group” is die voor hun rekening en risico handelt op het platform van IB Capital FX.

Begin 2012 kwam naam 3 in contact met de Amerikaan naam 4. naam 4 wierf onder de naam “The Elevation Group” eveneens betalende leden voor een eigen beleggingsgroep. naam 4 bood naam 3 de mogelijkheid om via webinars en op andere wijze leden van The Elevation Group te benaderen om deel te nemen aan ProphetMax Managed FX.

Uiteindelijk zijn in totaal 1366 uniek traceerbare personen met diverse nationaliteiten via ProphetMax Managed FX een klantrelatie aangegaan met IB Capital FX, uit hoofde waarvan namens hen is belegd in valuta op het platform van IB Capital FX. Zeer veel van deze klanten zijn via naam 4 en The Elevation Group geworven aan het begin van 2012.

Als broker kon IB Capital FX ervoor kiezen de door Global Forex Management FX namens beleggers op het platform geplaatste transacties door te zetten naar de internationale valutamarkt via CFH Markets (a-booking) of de transacties op eigen boek te houden en zelf als tegenpartij op te treden van de beleggers (b-booking). In het laatste geval is het belang van IB Capital FX bij de betreffende transactie tegengesteld aan het belang van de belegger bij die transactie: een transactie die wordt afgesloten met winst voor de belegger leidt tot een verlies ter grootte van hetzelfde bedrag voor IB Capital FX en omgekeerd leidt een transactie die wordt afgesloten met verlies voor de belegger tot een winst ter grootte van hetzelfde bedrag voor IB Capital FX.

Op 16 en 17 mei 2012 is door naam 1 en naam 2 voor rekening en risico van de deelnemers aan ProphetMax Managed FX intensief gehandeld op het handelsplatform van IB Capital FX. Op die twee dagen (in onderlinge correspondentie tussen de verdachte, de medeverdachte, naam 1 en naam 2 ook als “D-day” of “losing day” aangeduid) vindt 92% van het totale aantal valutatransacties plaats dat is verricht op dat platform. Al die transacties worden door IB Capital FX afgewikkeld via b-booking. De transacties op die twee dagen leiden uiteindelijk op 17 mei 2012 tot een verlies voor de beleggers (en dus, in verband met de b-booking, een winst ter grootte van hetzelfde bedrag voor IB Capital FX) ter grootte van in totaal USD 23.963.686,42 (omgerekend naar USD tegen de toen geldende omrekenkoersen).

De rechtbank moet beoordelen of de twintig in de tenlastelegging genoemde beleggers zijn opgelicht bij het overmaken van geld ten behoeve van de handel in valuta op het platform van IB Capital FX en zo ja, of en in hoeverre de verdachte bij die oplichting betrokken was. Wat dit laatste betreft, moet de rechtbank beoordelen of het opzet van de verdachte op die eventuele oplichting was gericht en of zijn bijdrage daaraan kan worden aangemerkt als die van een medepleger.

Wanneer is sprake van oplichting?

Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat het kenmerk van oplichting als bedoeld in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is dat de verdachte door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen bij de ander een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft willen roepen om daarvan misbruik te kunnen maken (ECLI:NL:HR:2016:2889). Daartoe moet de verdachte één of meer van de in de wet bedoelde oplichtingsmiddelen hebben gebruikt om de ander te bewegen tot bepaalde gedragingen, zoals het aangaan van een schuld of de afgifte van goederen of geldbedragen. Niet vereist is dat het oplichtingsmiddel rechtstreeks wordt aangewend jegens degene die wordt bewogen tot de desbetreffende handelingen.

Van het in het bestanddeel “bewegen tot” tot uitdrukking gebrachte causaal verband is sprake als voldoende aannemelijk is dat het slachtoffer mede onder invloed van de door het betreffende oplichtingsmiddel in het leven geroepen onjuiste voorstelling van zaken is overgegaan tot die bepaalde gedragingen. Oplichting kan ook indirect plaatsvinden door tegenover een (niet-strafbare) tussenpersoon het oplichtingsmiddel aan te wenden, mits de verdachte daarbij heeft gehandeld met het in art. 326 Sr bedoelde oogmerk.

Het antwoord op de vraag of de ander mede onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken is bewogen tot bepaalde gedragingen, is in sterke mate afhankelijk van de omstandigheden van het geval. In algemene zin kunnen tot die omstandigheden behoren de mate waarin de in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid het beoogde slachtoffer aanleiding had moeten geven die onjuiste voorstelling van zaken te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen. Daarnaast kan de persoonlijkheid van het slachtoffer een rol spelen, zoals zijn leeftijd en verstandelijke vermogens.

Tot slot moet voor een bewezenverklaring van oplichting worden bewezen dat de verdachte heeft gehandeld met het oogmerk om zichzelf en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen.

Oplichting door een samenweefsel van verdichtsels en door het aannemen van een valse hoedanigheid

Uit het hiervoor aangehaalde standaardarrest van de Hoge Raad inzake oplichting leidt de rechtbank verder af dat het bij het oplichtingsmiddel “een samenweefsel van verdichtsels” in de kern gaat om gesproken en/of geschreven uitingen, die bij de ander een op meer dan een enkele leugenachtige mededeling gebaseerde onjuiste voorstelling van zaken in het leven kunnen roepen. Daarvan kan sprake zijn als meerdere duidelijk van elkaar te scheiden leugens kunnen worden aangewezen, maar ook als een leugenachtige mededeling van voldoende gewicht, in combinatie met andere aan de verdachte toe te rekenen omstandigheden, tot misleiding van het beoogde slachtoffer kan leiden.

Bij de oplichtingsmiddelen die bestaan uit het aannemen van een valse naam of een valse hoedanigheid, gaat het er in de kern om dat het handelen van de verdachte ertoe kan leiden dat bij de ander een onjuiste voorstelling van zaken in het leven wordt geroepen met betrekking tot de 'persoon' van de verdachte, hetzij wat betreft diens naam, hetzij wat betreft diens hoedanigheid, waarbij die onjuiste voorstelling van zaken in het leven wordt geroepen teneinde daarvan misbruik te maken. Het verwijt dat een verdachte zich als een 'bonafide' deelnemer aan het rechtsverkeer heeft gepresenteerd, is met betrekking tot het aannemen van een valse hoedanigheid slechts relevant als zo een presentatie als bonafide (potentiële) wederpartij berust op voldoende specifieke gedragingen die in de desbetreffende context erop zijn gericht bij het beoogde slachtoffer een onjuiste voorstelling van zaken in het leven te roepen teneinde daarvan misbruik te maken.

Dat het bij de strafbaarstelling van oplichting gaat om gevallen waarin de verdachte bij een ander door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling van zaken in het leven wil roepen teneinde daarvan misbruik te kunnen maken, brengt mee dat aldus niet slechts het vertrouwen wordt beschermd van die ander tegen vermogensnadeel dat hij lijdt, maar ook meer algemeen het vertrouwen dat het publiek ten behoeve van het maatschappelijk en economisch verkeer tot op zekere hoogte mag stellen in de oprechtheid waarmee anderen aan dit verkeer deelnemen. Voor de beoordeling van het gewicht van het gehanteerde oplichtingsmiddel is daarom ook relevant de omstandigheid dat misbruik wordt gemaakt van een in het maatschappelijk verkeer geldend verwachtingspatroon.

Er kunnen zich gevallen voordoen waarin hetzelfde gedrag van de verdachte meebrengt dat van meerdere oplichtingsmiddelen gebruik is gemaakt. In zo een geval kan dit gedrag als het gebruikmaken van meer dan een oplichtingsmiddel worden tenlastegelegd en bewezenverklaard; daarbij behoeft de rechter niet te kiezen uit die oplichtingsmiddelen omdat die keuze voor de strafrechtelijke betekenis van het bewezenverklaarde niet van belang is, aldus de Hoge Raad.

Oplichting van de twintig in de tenlastelegging genoemde personen

Op basis van de bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat de verdachte en de medeverdachte door het aannemen van een valse hoedanigheid en een samenweefsel van verdichtsels de twintig in de tenlastelegging genoemde personen in de periode van 1 november 2011 tot en met 17 mei 2012 door oplichting hebben bewogen tot de afgifte van geldbedragen ten behoeve van de handel in valuta op het handelsplatform van IB Capital FX.

Uit de bewijsmiddelen blijkt dat alle twintig in de tenlastelegging genoemde beleggers door één of meer oplichtingsmiddelen indirect (via naam 3 ) zijn bewogen tot inleg van de in de tenlastelegging gespecificeerde bedragen ten behoeve van de valutahandel door Global Forex Management FX (voor rekening en risico van die beleggers) op het online platform van IB Capital FX. Met het oog daarop hebben de verdachte, de medeverdachte, naam 1 en naam 2 in hun onderlinge correspondentie en bij hun contact met naam 3 en anderen gebruikt gemaakt van aliassen: de verdachte gebruikte de naam “Marc Janssen”, de medeverdachte de naam “Liam Dunne”, naam 1 de naam “Kevin Clarke” en naam 2 de naam “Bill Breen”.

Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting blijkt dat de verdachte en zijn medeverdachte gebruik hebben gemaakt van alle in de tenlastelegging opgesomde oplichtingsmiddelen. De oplichtingsmiddelen zullen hieronder worden besproken. De rechtbank ziet daarbij aanleiding het vijfde in de tenlastelegging genoemde oplichtingsmiddel, als zijnde het meest omvattende middel, als eerste te bespreken:

  • Oplichtingsmiddel V:

Gebleken is dat de verdachte en de medeverdachte samen met naam 1 en naam 2 van begin af aan beoogd hebben de beleggers uiteindelijk verlies te laten lijden door middel van b-booking van de transacties die door Global Forex Management FX (naam 1 en naam 2) voor rekening en risico van de beleggers werden verricht op het online handelsplatform van IB Capital FX. De bedoeling was op enig moment door te blijven handelen totdat er grote verliezen voor de beleggers zouden zijn ontstaan (en als gevolg van b-booking dus een winst ter grootte van hetzelfde totaalbedrag voor IB Capital FX). Die winst zou dan worden verdeeld tussen verdachte, de medeverdachte, naam 1 en naam 2. Uiteindelijk zijn op 17 mei 2012 inderdaad grote “verliezen” geleden door de beleggers. Al ruim voor dat moment werd door verdachte, de medeverdachte, naam 1 en naam 2 gesproken over D-day, “losing month” en “losing day”.

De verdachte, de medeverdachte en hun Amerikaanse collega’s hebben hun heimelijke afspraak over het opzettelijk veroorzaken van verliezen voor de beleggers en het creëren van winst voor henzelf door middel van b-booking, waarbij zij op enig moment opzettelijk en langdurig vele transacties zouden aangaan totdat het beoogde verlies voor de beleggers was gerealiseerd, verzwegen tegenover naam 3 en de beleggers. Illustratief in dit verband is een opname van een skypegesprek tussen de verdachte en de medeverdachte op 30 juli 2012, waarin de verdachte zegt dat er iets is “wat niemand weet, behalve jij, ik naam 1 en naam 2 ”, namelijk “wat er echt is gebeurd”: “hun traden voor hun en hun hebben verloren, punt. En hun weten niet dat wij samenwerken”.

Met het verzwijgen van deze heimelijke afspraak hebben de verdachte en de medeverdachte in strijd met de waarheid voorgewend dat zij bonafide financiële dienstverleners waren, met bonafide commerciële bedoelingen. Aldus hebben zij door middel van een specifieke gedraging (het verzwijgen van de geheime afspraak) op ernstige wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen dat de twintig beleggers erin mochten stellen dat hun wederpartij, IB Capital FX, en daarbij werkzame personen (de verdachte en de medeverdachte) te goeder trouw deelnamen aan het handelsverkeer. De beleggers hoefden er niet op bedacht te zijn dat IB Capital FX het oogmerk had een contract met hen aan te gaan dat, door middel van geheime afspraken met derden, uiteindelijk altijd tot verlies voor de beleggers zou moeten gaan leiden.

Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de verdachte en de medeverdachte met gebruikmaking van een valse hoedanigheid de twintig beleggers hebben bewogen tot de inleg van bedragen ten behoeve van de belegging in valuta op het handelsplatform van IB Capital FX.

  • Oplichtingsmiddel I:

De verdachte en de medeverdachte hebben samen met naam 1 en naam 2 onwaarheden verteld aan naam 3 over het door Global Forex Management FX in de periode oktober 2007 tot oktober 2011 behaalde rendement. Die onwaarheden zijn in eerste instantie door “Kevin Clarke” ( naam 1 ) en “Bill Breen” ( naam 2 ) aan naam 3 verteld en daarna door IB Capital FX op verzoek van naam 3 bevestigd in een ongedateerde brief van oktober 2011 en in een brief van 20 februari 2012. naam 3 heeft die op leugens gebaseerde resultaten van Global Forex Management FX vervolgens gepresenteerd aan de deelnemers van ProphetMax Managed FX in een webinar van 13 oktober 2011 en in een webinar van 22 februari 2012. Dat deze uitgingen onwaar zijn, is door de verdachte en zijn medeverdachte niet weersproken en volgt al uit het feit dat Global Forex Management in veruit het grootste deel van de genoemde periode nog niet actief is geweest.

  • Oplichtingsmiddel II:

De onwaarheden met betrekking tot het rendement van Global Forex Management FX zijn zoals gezegd door IB Capital FX bevestigd in de hiervoor genoemde brieven aan naam 3 van oktober 2011 en 20 februari 2012. Naam 3 heeft vervolgens naar deze brieven verwezen bij zijn presentaties aan de beleggers van ProphetMax Managed FX. Daarmee hebben de verdachte en zijn medeverdachte aan naam 3 en (indirect) de twintig beleggers voorgewend dat de financiële instelling waar de “Proprietary Trading Group” zijn rekening had, de (verzonnen) rendementen van de handelaren van deze groep kon bevestigen.

Uit het dossier blijkt niet dat één of meer van de tien in de tenlastelegging onder Groep 2 genoemde beleggers bewogen zijn tot het overboeken van hun inleg door (onder andere) de onterechte verwijzing naar audits door KPMG in de brief van IB Capital FX van 20 februari 2012. De verdachte zal daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging partieel moeten worden vrijgesproken.

  • Oplichtingsmiddel III:

In zowel het webinar van 13 oktober 2011 als het webinar van 22 februari 2012 heeft naam 3 aan de deelnemers van ProphetMax Managed FX verteld dat de “Proprietary Trading Group” alleen zou worden beloond als de inleggers van het ProphetMax Managed FX programma winst zouden maken. Uit het dossier (in het bijzonder ook de door de beleggers getekende contracten met IB Capital FX) en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting blijkt dat de verdachte en de medeverdachte zelf actief naar naam 3 en de beleggers hebben uitgedragen dat Global Forex Management FX (althans haar handelaren) alleen zouden worden beloond als zij voor de beleggers winst zou realiseren op het handelsplatform. Dat de handelaren (Global Forex Management FX/ naam 1 en naam 2 ) alleen bij winst zouden worden beloond was echter onjuist. Het tegendeel was het geval: zoals hiervoor is beschreven, hebben de verdachte en de medeverdachte samen met naam 1 en naam 2 van begin af aan immers beoogd de beleggers verlies te laten lijden en was het hun bedoeling als gevolg van het b-booken van de transacties zelf voordeel te behalen door dat verlies.

  • Oplichtingsmiddel IV:

Tegenover naam 3 (en via de webinars indirect ook aan de deelnemers aan het ProphetMax Managed FX programma) is in strijd met de waarheid voorgewend dat er slechts een beperkt aantal transacties per maand zou worden verricht door de handelaren op het platform van IB Capital en dat per transactie het risico zou worden beperkt. De verdachte heeft tijdens het onderzoek ter terechtzitting verklaard dat hij mededelingen van die strekking aan naam 3 heeft gedaan.

Uit de transactieoverzichten van 16 en 17 mei 2012 blijkt echter dat er op die twee dagen respectievelijk 119025 en 15600 transacties zijn verricht (92% van het totale aantal transacties dat is verricht op het platform van IB Capital FX). Van een beperkt aantal transacties met een beperkt risico is in het geheel geen sprake geweest en dat was ook nadrukkelijk zo beoogd door de beide verdachten en hun Amerikaanse mededaders.

Concluderend is voor de rechtbank duidelijk dat ieder van de twintig genoemde personen onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken is bewogen tot het overboeken van het bedrag of de bedragen die met betrekking tot die persoon worden vermeld in de tenlastelegging. Ten aanzien van ieder van hen is sprake van oplichting door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, waarbij gebruik is gemaakt van één of meer van de hiervoor beschreven oplichtingsmiddelen.

Betrokkenheid van de verdachte: medeplegen en oogmerk

Zoals hiervoor beschreven, blijkt uit het dossier en de verklaring van de verdachte dat hij en zijn medeverdachte, samen met naam 1 en naam 2, van begin af aan beoogd hebben de beleggers uiteindelijk verlies te laten lijden door middel van b-booking van de transacties die door de handelaren van Global Forex Management FX ( naam 1 en naam 2 ) voor rekening en risico van de beleggers zouden worden verricht. Grote verliezen voor de beleggers zouden voor IB Capital FX een winst opleveren ter grootte van hetzelfde bedrag en die winst zou worden verdeeld tussen de verdachte, de medeverdachte, naam 1 en naam 2. De verdachte heeft deze gang van zaken ter terechtzitting bevestigd. Het bedrieglijke van het handelen van de verdachte en zijn medeverdachten vond zijn kern in de geheime afspraak die ertoe strekte dat de beleggers nooit winst zouden kunnen maken omdat Global Forex Management FX namens hen net zo lang zou doorhandelen tot er een verlies ontstond dat in verband met b-booking winst zou opleveren voor de verdachte, de medeverdachte, naam 1 en naam 2. De verdachte speelde in onderlinge taakverdeling tussen de verdachten een belangrijke rol. Binnen deze taakverdeling waren naam 1 en naam 2 degenen die met het geld van de beleggers handelden in valuta op het platform van IB Capital FX, verzorgde de verdachte het grootste deel van de communicatie naar naam 3 en zijn organisatie en was de medeverdachte degene die onder andere het beheer voerde over de ontvangen gelden. Hieruit volgt niet alleen dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte, de medeverdachte en de mededaders naam 1 en naam 2 bij de oplichting van de twintig beleggers, maar ook dat de verdachte en de medeverdachte het oogmerk hebben gehad om zichzelf en hun Amerikaanse mededaders daardoor wederrechtelijk te bevoordelen.

Verduistering en witwassen

De verdachte wordt onder feit 2 verweten dat hij als medepleger betrokken was bij de verduistering van geldbedragen die door een groot aantal personen zijn ingelegd ten behoeve van de handel in valuta. Onder feit 3 is, kort gezegd, aan de verdachte verweten dat hij als medepleger betrokken was bij het (gewoonte)witwassen van diezelfde bedragen.

In het vonnis is beschreven hoe de verdachte en zijn medeverdachte hun werkzaamheden in verband met de handel in valuta hebben vormgegeven in de periode vanaf november 2011. Vanaf dat moment hebben zij gebruik gemaakt van de Engelse vennootschap IB Capital FX LLP, die in Nieuw-Zeeland was ingeschreven onder de naam IB Capital FX (NZ) LLP en beschikte over bankrekeningen bij ING. Voorafgaand aan deze periode waren zij al betrokken bij de handel in valuta vanuit een andere vennootschapsstructuur. De tenlastelegging ten aanzien van verduistering en witwassen ziet mede op de eerdere periode, vóór de herstructurering in november 2011.

De periode voor de herstructurering

In augustus 2010 heeft de verdachte IB Capital LP aangekocht, een vennootschap die was ingeschreven in Nieuw-Zeeland. Middellijk bestuurder van deze vennootschap is naam 5, die een algemene volmacht heeft afgegeven aan de verdachte. Eveneens in augustus 2010 heeft de verdachte een vennootschap in de Seychellen aangekocht. De naam van deze vennootschap wordt in oktober 2010 gewijzigd in IB Capital Corp. Van deze vennootschap is naam 5 nominee director. De verdachte is zelf enig aandeelhouder en beschikt ook hier over een algemene volmacht. IB Capital Corp heeft bankrekeningen bij de Bank of Cyprus en de FBME Bank in Cyprus en bij de BMI Offshore Bank in de Seychellen.

Vanuit IB Capital LP werden vanaf het najaar van 2010 Nederlandse klanten benaderd ten behoeve van investeringen in de handel in valuta. In oktober 2010 heeft de medeverdachte Spot Forex Holding Ltd. en Spot Forex Services Ltd. opgericht, twee Engelse vennootschappen waarvan hij zelf aandeelhouder en bestuurder werd. Vanuit deze vennootschappen en uit naam van Capital Invest Londen Ltd. (‘Capilo’) was hij als introducing broker betrokken bij het werven van klanten voor de handel in valuta op het platform van IB Capital LP. De klanten kregen de instructie om hun inleg over te maken op de rekeningen van IB Capital Corp in Cyprus. IB Capital Corp stond juridisch niet in (concern)verband met hun wederpartij IB Capital LP.

Vrijspraak van verduistering

  • vrijspraak ten aanzien van verduistering van de tegoeden op de IB Capital Corp. rekeningen

De verdachte wordt verweten dat hij zich voorafgaand aan de herstructurering naar de zogenoemde IB Capital FX-structuur als medepleger heeft schuldig gemaakt aan de verduistering van tot op dat moment door klanten ingelegde geldbedragen. Het zou gaan om in totaal EUR 2.275.810,44 en USD 3.596.131,37, welke bedragen zijn weggesluisd vanaf rekeningen ten name van IB Capital Corp bij banken op Cyprus en de Seychellen.

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken, nu niet kan worden bewezen dat hij en zijn medeverdachte(n) de gelden ‘anders dan door misdrijf’ onder zich hadden.

In de visie van de officier van justitie zijn ten aanzien van de door de klanten vóór de herstructurering ingelegde gelden twee momenten relevant, waarop de handelingen van de verdachte en de medeverdachte als verduistering zijn te kwalificeren:

  • Het eerste moment vond plaats toen de klanten van IB Capital LP, na instructie daartoe van de zijde van de verdachte en de medeverdachte, hun inleg hebben overgemaakt op de rekeningen van IB Capital Corp in Cyprus, terwijl zij met deze vennootschap geen contractuele relatie waren aangegaan. Van IB Capital Corp was de verdachte de uiteindelijke begunstigde. Terwijl het eigenlijk de bedoeling was dat IB Capital LP het geld van haar klanten zou ontvangen en beheren, leidde de onterechte betaalinstructie naar IB Capital Corp ertoe dat de verdachte en de medeverdachte zich het geld hebben toegeëigend. Daarom was na overboeking van de inleg door de klant direct sprake van een voltooide verduistering, aldus de officier van justitie. De rechtbank volgt de officier van justitie hierin niet. Van verduistering van geld is sprake wanneer een verdachte zich dit geld opzettelijk en wederrechtelijk toe-eigent, terwijl hij het geld daarvoor eerst anders dan door misdrijf onder zich heeft gekregen. Dat laatste bestanddeel is in dit feitencomplex niet vervuld. Als de wederrechtelijke toe-eigening direct plaatsvindt bij het overboeken van het geld door de klant, is er immers geen moment te onderkennen waarop de verdachte en de medeverdachte het geld anders dan door misdrijf onder zich hebben gehad.

  • Het tweede moment vond plaats bij de herstructurering, toen de oude structuur van IB Capital LP en IB Capital Corp werd beëindigd en overging naar de nieuwe IB Capital FX (NZ) LLP structuur. Uit het dossier en de verklaringen van de verdachte blijkt dat het grootste deel van de door klanten ingelegde gelden op de rekeningen van IB Capital Corp niet is terugbetaald aan de klanten en ook niet is overgeboekt naar de rekeningen van IB Capital FX bij ING. In plaats daarvan zijn deze gelden vanaf de rekeningen van IB Capital Corp doorgeboekt naar diverse andere rekeningen in meerdere landen en uiteindelijk grotendeels verdeeld onder (vennootschappen gelieerd aan) de verdachte, de medeverdachte, naam 1 en naam 2. De officier van justitie kwalificeert deze gang van zaken als verduistering. Naar het oordeel van de rechtbank stuit een bewezenverklaring van verduistering ook bij dit feitencomplex af op het delictsbestanddeel dat de weggesluisde gelden anders dan door misdrijf moeten zijn verkregen. De verdachte heeft bij zijn verhoren ondubbelzinnig verklaard dat ook in deze periode al sprake is geweest van oplichting. Hij had met de medeverdachte toen al de geheime afspraak dat de klanten nooit winst zouden maken, omdat er net zo lang zou worden gehandeld tot er verlies zou ontstaan, welk verlies in het b-book winst zou opleveren voor de verdachte en de medeverdachte. Deze verklaringen van de verdachte vinden uitgebreid steun in het dossier, onder andere in de verklaringen van klanten uit de betreffende periode die als getuige hebben aangegeven welke onjuiste informatie hen door de verdachte en de medeverdachte is voorgespiegeld. De rechtbank komt daarom tot het oordeel dat er sterke aanwijzingen zijn dat de klanten binnen de oude structuur van IB Capital LP en IB Capital Corp door oplichting zijn bewogen tot de afgifte van geld ten behoeve van de handel in valuta. Deze ingelegde gelden, die uiteindelijk door de verdachte en de medeverdachte zijn weggeboekt en verdeeld, zijn daarom niet anders dan door misdrijf verkregen. Dit staat aan een bewezenverklaring van verduistering in de weg.

  • vrijspraak ten aanzien van verduistering van de tegoeden op de IB Capital FX rekeningen bij ING

De verdachte wordt voorts verweten dat hij zich na de herstructurering als medepleger heeft schuldig gemaakt aan de verduistering van in totaal USD 31.000.000 en EUR 250.000 vanaf rekeningen ten name van IB Capital FX LLP bij ING. Dit geld was afkomstig van de klanten van IB Capital FX, die voornamelijk via naam 3 en naam 4 zijn geworven. De officier van justitie heeft hierbij aangetekend dat het geld dat afkomstig is van de twintig klanten die in de tenlastelegging onder feit 1 bij naam zijn genoemd, van een bewezenverklaring moet worden uitgesloten. Dit aangezien het geld van deze klanten bewijsbaar is verkregen middels oplichting en de verdachten het daarom niet anders dan door misdrijf onder zich hebben gekregen. De rechtbank is van oordeel dat er sterke aanwijzingen zijn dat ook de rest van de klantgelden die zijn gestort op de rekeningen van IB Capital FX bij ING door oplichting zijn verkregen. Zoals eerder vermeld, volgt uit het dossier en uit de verklaringen van de verdachte dat - kort gezegd - de verdachte en zijn medeverdachte(n) van meet af aan hebben gehandeld met kwade intenties, die ertoe strekten zichzelf op bedrieglijke wijze te verrijken ten koste van de klanten van hun ogenschijnlijk bonafide organisatie. Deze sterke aanwijzingen voor oplichting bij het verkrijgen van de gelden van de klanten zijn met een veroordeling wegens verduistering van het daaruit ontstane banktegoed onverenigbaar.

Het voorgaande leidt ertoe dat de verdachte integraal van verduistering moet worden vrijgesproken.

Witwassen

De verdachte wordt onder feit 3 verweten dat hij als medepleger betrokken was bij het witwassen van de gelden die de klanten zowel voorafgaand aan de herstructurering als daarna hebben ingelegd ten behoeve van de handel in valuta. Dit is primair aan de verdachte en zijn medeverdachte ten laste gelegd als gewoontewitwassen, althans opzetwitwassen. Subsidiair is dit ten laste gelegd als schuldwitwassen.

De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde medeplegen van gewoontewitwassen. Daarbij gaat het om alle onder feit 3 in de tenlastelegging genoemde bedragen, te weten in totaal EUR 2.275.810,44 en USD 3.596.131,37 vanaf rekeningen ten name van IB Capital Corp en bedragen van in totaal USD 31.000.000 en EUR 250.000 vanaf rekeningen ten name van IB Capital FX LLP. Ook alle transacties in de tenlastelegging die hierop zijn gevolgd kunnen bewezen worden verklaard. Uit de bewijsmiddelen volgt dat het geld van eigen misdrijf van de verdachten afkomstig is en dat de herkomst daarvan vervolgens door hen is verborgen en verhuld. Dit is gebeurd door het geld door middel van series van overboekingen en het omzetten (zo betaalde de verdachte twintigduizend euro aan een Nederlands bedrijf om een televisie met loudspeakers te installeren in Hongarije) steeds verder buiten het zicht van de gerechtigden te brengen.

Ten aanzien van het witwassen van de tegoeden op de ING-rekening van IB Capital FX LLP heeft de verdediging betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het medeplegen van de onder dit feit ten laste gelegde transacties naar Maverick Capital Holding Ltd (Maverick), nu de verdachte niet op de hoogte was van deze overboekingen.

De rechtbank overweegt hierover het volgende. Op 22 juni 2012 is een bedrag van USD 25.000.000 overgeboekt naar een rekening ten name van Buda-Cash Brokerhaz Zrt te Hongarije, onder vermelding van "Company Investment Wexford International Ltd," Vervolgens is dit bedrag via verschillende schijven terechtgekomen op drie verschillende bankrekeningen die worden aangehouden op Cyprus en Slowakije en op naam staan van rechtspersonen die zijn gevestigd op de Seychellen en Belize en direct of indirect zijn gelieerd aan de verdachte en zijn medeverdachte. De verdachte heeft verklaard dat dit geld – uiteindelijk – is verdeeld tussen hemzelf, de medeverdachte, naam 1 en naam 2. Uit het dossier blijkt dat er voorts op 17 juli 2012 een bedrag van USD 5.000.000 en een bedrag van EUR 250.000 is overgeboekt naar rekeningnummer 6911231 ten name van Maverick Capital Holding Ltd. medeverdachte staat voor dit bedrijf geregistreerd als "derde partij tot relatie/Ultimate Beneficiary Owner" en als "wettelijke vertegenwoordiger”.

Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat deze overboekingen op gespannen voet staan met het gezamenlijke plan tot het witwassen en verdelen van de onttrokken gelden. Daardoor ontbreekt overtuigend bewijs dat de verdachte medepleger is van de witwashandelingen die betrekking hebben op de ‘Maverick bankrekening’.

Concluderend komt de rechtbank komt tot een bewezenverklaring op grond van de bewijsmiddelen die in bijlage 2 bij dit vonnis zijn opgenomen, met uitzondering van de bedragen die zijn overgeboekt naar Maverick Capital Holding. De rechtbank zal de verdachte van dat gedeelte van de tenlastelegging partieel vrijspreken.

De rechtbank is van oordeel dat het handelen van de verdachte en zijn medeverdachte moet worden aangemerkt als gewoontewitwassen, nu het hier gaat om het over een langere periode veelvuldig overboeken van uit misdrijf afkomstige gelden.

Bewezenverklaring

  • feit 1: medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;

  • feit 3 primair: medeplegen van het plegen van witwassen een gewoonte maken.

Strafoplegging

  • Gevangenisstraf van 3 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.

  • Bijzondere voorwaarden:

    • de verdachte zowel in als buiten Nederland geen zakelijke bankrekening opent of laat openen, op naam zet of op naam laat zetten van:

    • hemzelf; en een vennootschap in of buiten Nederland waarvan de verdachte feitelijk of juridisch rechthebbende is van meer dan 50% van het uitstaande aandelenkapitaal of waarover de verdachte feitelijk of juridisch (anderszins) controle uitoefent; en

    • dat de verdachte op generlei wijze tot een zakelijke bankrekening in of buiten Nederland wordt gemachtigd of gerechtigd.

  • Beroepsverbod: ontzetting van het recht tot het uitoefenen van het beroep van handelaar in financiële producten, met inbegrip van valuta en cryptovaluta, al dan niet als feitelijk of juridisch bestuurder van een binnenlandse of buitenlandse vennootschap of anderszins, voor de periode van 3 jaren.

  • Openbaarmaking van het vonnis  

Redelijke termijn

In artikel 6, eerste lid, van het EVRM is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Bij de uitleg van dit grondrecht wordt in ons land als uitgangspunt genomen dat een strafzaak bij de rechtbank dient te zijn afgerond met een vonnis binnen twee jaren nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit een strafvervolging zal worden ingesteld.

De rechtbank is van oordeel dat de aanvangsdatum van de redelijke termijn moet worden gesteld op 3 november 2012, de datum waarop de verdachte in verzekering is gesteld. Dit betekent dat de hiervoor genoemde termijn van twee jaren is overschreden. Naar het oordeel van de rechtbank is echter sprake van bijzondere omstandigheden. Het onderzoek Cayenne is aangevangen met een actiedag op 11 september 2012, waarbij onder leiding van het Functioneel Parket van het Openbaar Ministerie door de FIOD verdachten zijn aangehouden en een veelheid aan documenten en gegevensdragers in beslag is genomen. In de periode daarna heeft de FIOD een groot aantal onderzoekshandelingen verricht, zoals het horen van de verdachten en getuigen en het doen van onderzoek in, en naar aanleiding van, de inbeslaggenomen documenten en gegevensdragers. Voorts is het voor de waarheidsvinding noodzakelijk gebleken een aanzienlijk aantal rechtshulpverzoeken te richten aan meerdere landen. Uiteindelijk zijn gegevens geanalyseerd die zijn verkregen uit 37 (aanvullende) rechtshulpverzoeken die zijn uitgegaan naar 14 landen. Een belangrijk internationaal aspect van het onderzoek zag op het volgen van (gecompliceerde) geldstromen die startten bij de betalingen van beleggers en, via een netwerk van buitenlandse entiteiten, voor een groot deel uitkwamen bij de in het onderzoek betrokken verdachten. Ook zagen de rechtshulpverzoeken op het horen van een groot aantal getuigen in het buitenland en het uitleveren van informatie. In totaal omvat het complete einddossier van het onderzoek Cayenne ruim 13.000 pagina’s.

In 2013 is de rechter-commissaris gestart met haar werkzaamheden. In de loop der jaren heeft de rechter-commissaris meerdere personen als getuigen gehoord, waartoe ook (wederom) rechtshulpverzoeken aan verschillende landen zijn gericht. Hoewel het naar aanleiding van onderzoekswensen van de verdediging in het verdedigingsbelang is geacht om alle (ruim 1300) individuele beleggers te horen als getuige, is uiteindelijk volstaan met het horen van de twintig in de tenlastelegging genoemde personen. Deze zijn steekproefsgewijs geselecteerd door een statistisch deskundige van het NFI.

Hierbij is aangetekend dat deze getuigen, om te voldoen aan eisen van representativiteit, volgens een vaste volgorde en volgens een vaste vraagstelling dienden te worden gehoord. Met de verhoren van de twintig in de tenlastelegging genoemde beleggers zijn vervolgens vijf jaren gemoeid geweest. Om die reden heeft de rechtbank in 2019 geoordeeld dat het onaannemelijk moest worden geacht dat ook de andere beleggers nog binnen een aanvaardbare termijn zouden kunnen worden gehoord. Het verzoek van de verdediging de rest van de beleggers alsnog als getuigen te horen is daarom afgewezen.

Uiteindelijk is het onderzoek voor inhoudelijke behandeling ter terechtzitting ingepland, en diende hiervoor oorspronkelijk 5 dagen te worden uitgetrokken.

De rechtbank acht gezien deze omvang van het onderzoek en de grote mate van ingewikkeldheid daarvan, dat met name zijn oorsprong vindt in de complexe internationale constructies die de verdachten zijn aangegaan, een redelijke termijn van zes jaren in plaats van twee jaren gerechtvaardigd. Omdat het eindvonnis nu op 28 oktober 2021 wordt gewezen, is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn met ongeveer 3 jaar.

Lees hier de volledige uitspraak.

 

Print Friendly and PDF ^