Veroordeling voormalig hoofd technisch beheer Rijksuniversiteit Groningen (RUG)
/Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 19 juni 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:4545
Het voormalig hoofd technisch beheer van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) is door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden veroordeeld tot 32 maanden gevangenisstraf. Ook moet hij de universiteit een schadevergoeding betalen van meer dan 1 miljoen euro, welke hoofdelijk is opgelegd. Het hof is van oordeel dat verdachte de spil was in een ambtelijke corruptiezaak bij de universiteit. De man gunde opdrachten voor onderhoudswerkzaamheden op de RUG aan bevriende bouwbedrijven. In ruil daarvoor betaalden de bedrijven de man en zijn familie smeergeld en regelden zij auto’s. Via valse facturen die door de man zelf werden goedgekeurd betaalde de universiteit uiteindelijk de rekening. Het hof veroordeelt de zoon van de hoofdverdachte tot een gevangenisstraf van 21 maanden. Naar het oordeel van het hof heeft hij het meeste geprofiteerd van de ambtelijke corruptie.
Bewezenverklaring
als ambtenaar een gift aannemen, wetende dat deze hem gedaan, verleend, aangeboden wordt teneinde hem te bewegen om (in strijd met zijn plicht) in zijn bediening iets te doen, meermalen gepleegd
als ambtenaar een gift vragen teneinde hem te bewegen om (in strijd met zijn plicht) in zijn bediening iets te doen, meermalen gepleegd.
Strafoplegging
De verdediging heeft bepleit dat bij een strafoplegging rekening moet worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. In het bijzonder heeft de raadsman gewezen op het feit dat verdachte te negatief voor het voetlicht is gebracht. Voors heeft de verdediging aangegeven dat het benadelingsbedrag een eerste uitgangspunt is maar dat verdisconteerd moet worden hoeveel de verdachte zelf met het bewezen verklaarde feit heeft verdiend. De verdediging verzoekt dan ook om de mate waarin verdachte zelf voordeel heeft verkregen in strafmatigende zin mee te wegen bij de strafoplegging. Daarnaast heeft de verdediging aangevoerd dat het strafmaximum voor het ten laste gelegde feit tot 1 januari 2015 vier jaren gevangenisstraf betrof en nadien pas is verhoogd tot 6 jaren gevangenisstraf.
Vordering van de benadeelde partij Rijksuniversiteit Groningen
De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.350.967,10. De geleden schade bedraagt € 1.141.661,--. Daarnaast heeft de RUG de vergoeding van materiële schade gevorderd voor de werkzaamheden die in het kader van de fraude verricht zijn door:
- Hoffmann Bedrijfsrecherche € 156.387,65;
- Deloitte € 30.870,13;
- Plas & Bossinade € 2.786,45;
- PWC € 19.261,87;
Verder heeft de RUG verzocht om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Oordeel hof
Uit het genoemde proces-verbaal blijkt dat de RUG tot de navolgende bedragen is benadeeld:
b en c: € 823.447,- Nu is gebleken dat [zoon verdachte] wel enige werkzaamheden heeft verricht gaat het hof voor deze post uit van een benadelingsbedrag van € 750.000,-.
d en e: € 184.924,-
f en g: € 68.224,-
h: € 8.500,-
i: € 2.000,-
j: € 11.900,- (10.000,- + btw)
n: € 9.983,- (€ 7.500,- + btw en 10% opslag)
p: € 13.759,- +
Totaal € 1.049.290,-
Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor de schade die is gevorderd voor de werkzaamheden die door derden in het kader van de fraude verricht zijn, is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voor wat betreft de gevorderde proceskosten is het hof van oordeel dat deze kosten - bij gebreke van vertegenwoordiging ter zitting alsmede van enig blijk van een door een advocaat opgesteld processtuk - niet voor toewijzing in aanmerking komen. De benadeelde partij wordt ook op dit punt niet-ontvankelijk verklaard.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Lees hier de volledige uitspraak.