Veroordeling wegens bedrieglijke bankbreuk & witwassen
/Rechtbank Noord-Holland 23 juni 2015, ECLI:NL:RBNHO:2015:5211 Op 16 oktober 2002 is de besloten vennootschap 2 met beperkte aansprakelijkheid besloten opgericht. Verdachte was in de periode van 16 oktober 2002 tot en met 27 maart 2012 directeur/enig aandeelhouder van besloten vennootschap 2. Besloten vennootschap 2 was van 17 september 2007 tot en met 27 maart 2012 in Nootdorp gevestigd op het woonadres van verdachte.
Op 28 september 2011 heeft besloten vennootschap 2 de aandelen van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid besloten vennootschap 1, kantoorhoudende te Hoofddorp gekocht voor een bedrag van €265.000. Met ingang van die datum was besloten vennootschap 2 directeur/enig aandeelhouder van besloten vennootschap 1. De omzet van besloten vennootschap 1 bestond voor 85% uit de verkoop van computer programmatuur voor de bouw. Hiertoe had besloten vennootschap 1 een licentieovereenkomst met een Engels bedrijf genaamd bedrijfsnaam 1. Bij schrijven van 11 januari 2012 heeft bedrijfsnaam 1 het contract met besloten vennootschap 1 per 11 april 2012 opgezegd.
Op 24 juli 2012 is besloten vennootschap 1 door de rechtbank Den Haag failliet verklaard. Als curator werd aangesteld mr. getuige 5. De curator constateerde dat verdachte in de periode van 10 februari 2012 tot en met 27 april 2012 een bedrag van in totaal €222.606,10 van de bankrekening van besloten vennootschap 1 heeft afgeboekt naar besloten vennootschap 2 en dat de onttrekking van dit bedrag een belangrijke oorzaak was van het faillissement van besloten vennootschap 1. De curator heeft daarop verdachte aangeschreven dat hij het onttrokken bedrag terug moest storten in de boedel. Hieraan heeft verdachte geen gevolg gegeven, waarna de curator aangifte van bedrieglijke bankbreuk heeft gedaan.
Door verdachte zijn verschillende overboekingen van de bankrekening van besloten vennootschap 1 naar bankrekeningen op naam van hem en besloten vennootschap 2 gedaan:
Verdachte heeft verklaard dat hij de genoemde bedragen heeft overgemaakt van de bankrekeningen van besloten vennootschap 1 naar de rekening van besloten vennootschap 2 en van hemzelf om te voorkomen dat er beslag op de gelden zou worden gelegd.
De ex-partner van verdachte heeft verklaard dat verdachte de dag voor kerst in 2011 te horen kreeg dat een belangrijke software leverancier zijn contract met besloten vennootschap 1 zou beëindigen per 1 januari 2012, dat een faillissement dreigde en dat verdachte de zakelijke rekeningen heeft leeg getrokken. Hij vroeg haar in die periode of hij geld op haar rekening mocht zetten, zodat er geen beslag op kon komen.
Verdachte heeft, nadat gelden van de bankrekening van besloten vennootschap 1 naar de bankrekening van besloten vennootschap 2 waren overgeboekt, verschillende geldbedragen doorgestort naar verschillende bankrekeningen. Verdachte heeft in de periode van 26 januari tot en met 23 maart 2012 totaal een bedrag van €89.330 van besloten vennootschap 2 naar een privérekening op zijn naam met nummer rekeningnummer 2 gestort. Vervolgens heeft hij een bedrag van €50.100 doorgestort naar zijn ex-partner getuige 1, waarvan een bedrag van €48.795,58 daarna opnieuw werd doorgestort naar een privérekening op zijn naam met nummer rekeningnummer 1. Daarnaast heeft verdachte €25.150, van zijn ene privérekening met nummer rekeningnummer 2 naar een andere privérekening met nummer rekeningnummer 1 gestort.
Verdachte heeft voorts een bedrag van €161.000 van besloten vennootschap 2 naar de bankrekening van zijn dochter, getuige 2, gestort. Een deel daarvan, €110.000 heeft hij vervolgens doorgestort naar de rekening van een vriend, genaamd getuige 3, die dit bedrag heeft doorgestort naar voornoemde privérekening van verdachte met nummer rekeningnummer 1. Een bedrag van €50.950 is door verdachte van de rekening van zijn dochter rechtstreeks doorgestort naar deze privérekening.
Getuige 3 heeft verklaard dat verdachte €110.000 naar zijn rekening heeft overgemaakt, omdat het geld even gestald moest worden. Het had te maken met de oud ondernemer van besloten vennootschap 1. Die zat achter de centen aan en verdachte wilde dat geld even veiligstellen.
Tenslotte werd in de periode van 26 maart 2012 tot en met 2 mei 2012 door verdachte een bedrag van €25.664,07 en een bedrag van in het totaal €150.000 overgemaakt van zijn privérekening met nummer rekeningnummer 1 naar Stichting. Voorts werden er door verdachte contante opnames verricht in de periode van 26 maart 2012 tot 1 juni 2013 van de privérekening met nummer rekeningnummer 1 ten bedrage van €34.050. Ter zitting heeft verdachte nog verklaard dat besloten vennootschap 2 met de gelden die verdachte aan besloten vennootschap 1 had onttrokken een nieuw bedrijf voor een bedrag van €50.000 heeft gekocht.
De ex-partner van verdachte heeft verklaard dat verdachte haar eind maart heeft gevraagd of zij mensen kende die bedrijven kopen zodat hij ervan af was en niet met schulden zou blijven zitten. Zij vroeg of hij een katvanger bedoelde en zei dat hij zijn zaken op een andere manier moest oplossen. Hij zei dat zij gelijk had, maar dat hij niet nog meer geld wilde kwijtraken aan de vorige eigenaar van besloten vennootschap 1. Zij heeft verder verklaard dat verdachte nog €150.000 van getuige 4 zou krijgen. Hij moest dit geld eerst storten, dan zou getuige 4 het bedrijf overnemen en dan was er nog iets met Chinezen. Uiteindelijk zou verdachte die €150.000 terugkrijgen van getuige 4. Dit zou gestort worden op een buitenlandse rekening.
Beoordeling rechtbank
Feit 1
De rechtbank acht bewezen dat verdachte het oogmerk had om zichzelf ter bedrieglijke verkorting van de rechten van schuldeisers te bevoordelen.
In december 2011 kreeg verdachte te horen dat de licentieovereenkomst van bedrijfsnaam 1 op korte termijn zou worden beëindigd. Deze licentie betrof ongeveer 85% van de omzet van het bedrijf. Op dat moment was het dus duidelijk voor verdachte, als middellijk directeur en leidinggevende van het bedrijf, dat over een aantal maanden besloten vennootschap 1 nauwelijks meer omzet zou hebben en afstevende op een faillissement. Verdachte heeft dat zelf ook ingezien nu hij heeft verklaard dat hij in januari 2012 een aanvraag bij het UWV had gedaan voor collectief ontslag van zijn personeel.
Uit het dossier is niet naar voren gekomen dat de onttrekkingen een zakelijke achtergrond hadden en dus gerechtvaardigd ten laste van de boedel van besloten vennootschap 1 kwamen.
Welbewust heeft hij geld van de rekening van besloten vennootschap 1 overgeboekt naar rekeningen van besloten vennootschap 2 en een privérekening om beslaglegging te voorkomen.
Feit 2
Verdachte heeft door het creëren van bovengenoemde geldstromen – zeker nu het geld grotendeels via bankrekeningen van derden weer bij verdachte is terechtgekomen - verhullende handelingen verricht. Er is door verdachte geschoven met het door hem aan besloten vennootschap 1 onttrokken geld op een manier die geschikt was het spoor aan de waarneming te onttrekken.
Verdachte heeft geweten dat deze gelden uit misdrijf afkomstig waren: hij heeft de gelden in het zicht van het faillissement onttrokken aan de boedel waarmee hij de rechten van schuldeisers heeft bekort.
Daarmee is de rechtbank van oordeel dat het witwassen van geld wettig en overtuigend is bewezen.
Ten aanzien van feit 1 en 2
Verdachte heeft aangevoerd dat hij de gelden van besloten vennootschap 1 heeft teruggestort aan de nieuwe eigenaar van besloten vennootschap 1 en dat hij door aldus te handelen niets verkeerd heeft gedaan. Verdachte stelt dat hij is benaderd door een zekere getuige 4. Deze getuige 4, een bedrijvendokter, wilde met besloten vennootschap 1 een doorstart maken, maar alleen als de gelden van besloten vennootschap 1 zouden worden teruggestort. Hiertoe heeft verdachte eerst €25.664,07 van zijn privérekening overgemaakt aan Stichting, waarna Stichting dit bedrag op 27 maart 2012 heeft overgemaakt naar de notaris ten behoeve van de koop van de aandelen in besloten vennootschap 2 door Stichting, het bedrijf dat door getuige 4 getuige 4 werd vertegenwoordigd. Verdachte heeft hierna €25.000 als koopsom voor de aandelen van de notaris terugontvangen. Stichting heeft vervolgens de aandelen in besloten vennootschap 2 (inclusief besloten vennootschap 1) verkocht aan bedrijfsnaam 2. Verdachte heeft hierna €150.000, zijnde het geld van besloten vennootschap 1, overgemaakt naar Stichting ten behoeve van bedrijfsnaam 2, zijnde de nieuwe eigenaar van besloten vennootschap 1, die het geld aan besloten vennootschap 1 zou teruggeven.
Verdachte heeft voorts verklaard dat het klopt dat hij de aandelen in besloten vennootschap 2 (inclusief besloten vennootschap 1 en een nieuw aangekocht bedrijf) aan getuige 4 om niet heeft “weggegeven”. Hij heeft hieromtrent verklaard dat hij zich bedreigd voelde door de vorige eigenaar van besloten vennootschap 1 en rust wilde voor zich zelf. Indien de rechtbank niet gelooft dat getuige 4 getuige 4 een legitieme zakenpartner was en Stichting een bonafide partij, herhaalt de raadsman van verdachte zijn verzoek om getuige 4 getuige 4 als getuige te horen.
Voor zover verdachte met zijn verweer dat hij de gelden van besloten vennootschap 1 heeft teruggestort aan de nieuwe eigenaar van besloten vennootschap 1 heeft willen betogen dat er geen sprake was van opzet aan zijn kant gaat dit verweer niet op nu een groot deel van de ten laste gelegde feiten heeft plaatsgevonden voordat sprake was van de verkoop van besloten vennootschap 2 (inclusief besloten vennootschap 1) en deze verkoop aldus geen invloed kan hebben gehad op de opzet van verdachte.
Voor zover verdachte heeft willen betogen dat er geen sprake was van opzet op witwassen bij het overmaken van in het totaal €175.664,07 van zijn privérekening met nummer rekeningnummer 1 naar Stichting, gaat dit verweer evenmin op. De verklaring van verdachte met betrekking tot het overmaken van deze (inmiddels al witgewassen) gelden is niet alleen uitermate ongeloofwaardig, maar bovendien in strijd met de bewijsmiddelen.
Voor zover verdachte heeft willen betogen dat er niemand is benadeeld gaat dit verweer evenmin op. In dit verband merkt de rechtbank op dat verdachte een veel groter bedrag aan gelden aan besloten vennootschap 1 heeft onttrokken dan het bedrag van €150.000 dat door verdachte aan Stichting is overgemaakt. Bovendien merkt de rechtbank op dat Stichting ten tijde van de overboeking van het bedrag van €150.000 niet de nieuwe eigenaar van besloten vennootschap 1 was, zodat in zoverre het verweer van verdachte dat het geld is overgemaakt aan de nieuwe eigenaar van besloten vennootschap 1 niet begrijpelijk is. Tot slot merkt de rechtbank op dat voornoemd geldbedrag niet ten goede is gekomen aan de boedel van besloten vennootschap 1. Het geld is verdwenen, waardoor de schuldeisers van besloten vennootschap 1 in ernstige mate zijn benadeeld.
Het verweer wordt aldus verworpen.
Bewezenverklaring
Feit 1: Als bestuurder van een rechtspersoon welke in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers van de rechtspersoon, enig goed aan de boedel onttrekken, meermalen gepleegd;
Feit 2: Witwassen, meermalen gepleegd.
Strafoplegging
De rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden.
Lees hier de volledige uitspraak.