Veroordeling wegens feitelijk leidinggeven aan het opzettelijk onjuist verstrekken van boeken, bescheiden en of andere gegevensdragers

Rechtbank Rotterdam 28 oktober 2019, ECLI:NL:RBROT:2019:8750

De verdachte heeft gedurende een periode van vier jaren feitelijk leiding gegeven aan het opmaken van valse facturen. De verdachte heeft zich daarnaast langdurig en op grote schaal schuldig gemaakt aan belastingfraude door de op de valse facturen vermelde btw-bedragen op te voeren in maandaangiften omzetbelasting. Het is aannemelijk dat de verdachte daardoor een totaalbedrag van minstens bijna 2 miljoen euro heeft terug ontvangen van de Belastingdienst, terwijl hij daar geen recht op had. De verdachte heeft vervolgens nadat de Belastingdienst een onderzoek is gestart naar de juistheid van de aangiften omzetbelasting, feitelijk leiding gegeven aan het opzettelijk verstrekken van valse facturen en administratie aan de Belastingdienst.

Feit 1 en 3

Standpunt verdediging

De facturen van naam bedrijf 1 en van naam bedrijf 2 zijn correct, zodat de verdachte van de hem verweten handelingen ten aanzien van deze facturen dient te worden vrijgesproken. De betaling van deze facturen niet is terug te vinden op de bankafschriften doordat in-en verkoopfacturen zijn gesaldeerd.

De facturen van naam bedrijf 3 en naam bedrijf 4 zijn valselijk opgemaakt dan wel onjuist verwerkt in de administratie, zodat de verdediging zich ten aanzien van deze facturen refereert.

Beoordeling rechtbank

Uitgangspunten

De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.

De verdachte was in de tenlastegelegde periode middelijk bestuurder van naam bedrijf 5 die tot 2 mei 2014 naam bedrijf 6. als statutaire naam had (hierna te noemen “ naam bedrijf 6 ”). De Belastingdienst is naar aanleiding van de aangifte omzetbelasting voor juli 2013 een onderzoek gestart naar de juistheid daarvan en heeft het onderzoek uitgebreid naar aangiften omzetbelasting over de jaren 2009 tot en met 2013. naam bedrijf 6 heeft grootboeken in- en verkoop, af te dragen en terug te vorderen BTW, en het bankboek over de jaren 2009 tot en met 2013 uitgeleverd. De Belastingdienst heeft onderzoek gedaan naar inkoopfacturen van onder andere naam bedrijf 3 (hierna te noemen: naam bedrijf 3), naam bedrijf 1, naam bedrijf 2 en naam bedrijf 4 (hierna te noemen: naam bedrijf 4) die in de administratie van naam bedrijf 6 waren opgenomen.

Saldering van facturen

Verdachtes verklaring dat in-en verkoopfacturen zijn gesaldeerd is onvoldoende onderbouwd en vindt geen steun in het dossier, zodat de rechtbank daaraan voorbij gaat.

Factuur naam bedrijf 1

Verdachte heeft niet kunnen aantonen dat de door hem aan de Belastingdienst ter beschikking gestelde factuur van naam bedrijf 1 van 28 mei 2010 betaald was. De betreffende factuur is niet teruggevonden in de door de adviseur van naam bedrijf 1 aan de Belastingdienst uitgeleverde administratie van naam bedrijf 1. Betaling van deze factuur aan naam bedrijf 1 is in de bankafschriften van naam bedrijf 6 evenmin terug te vinden. De voormalig directeur van naam bedrijf 1 heeft bij de FIOD verklaard dat de facturen over 2010-2011 allemaal vals zijn.

Hieruit is geen andere conclusie mogelijk dan dat de factuur van 28 mei 2010 vals is.

Facturen naam bedrijf 2

In de woning van de verdachte en in een container op het erf van de verdachte is administratie aangetroffen van naam bedrijf 6 en van naam bedrijf 2. De factuur genoemd onder het eerste ten laste gelegde feit, ontbreekt in het geheel in de administratie van naam bedrijf 2. De twee facturen genoemd onder feit 3 komen qua factuurnummer voor in de administratie van naam bedrijf 2, maar met andere bedragen en met een andere datum.

Hieruit is geen andere conclusie mogelijk dan dat de genoemde facturen vals zijn.

Conclusie

Het verweer wordt verworpen.

Bewezenverklaring

  • Feit 1 primair: plegen van ingevolge de belastingwet verplicht zijnde boeken, bescheiden en/of andere gegevensdragers of de inhoud daarvan te verstrekken, deze opzettelijk onjuist verstrekken, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl de verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de gedraging, meermalen gepleegd;

  • Feit 2: opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl de verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de gedraging, meermalen gepleegd;

  • Feit 3: opzettelijk een geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht voorhanden hebben, tewijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst, begaan door een rechtspersoon, terwijl de verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de gedraging, meermalen gepleegd.

Strafoplegging

  • gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

Lees hier de volledige uitspraak.


Print Friendly and PDF ^