Veroordeling wegens overtreden Arbowet: de risico-inventarisatie & evaluatie van het bedrijf was onvolledig en niet toegespitst op de risico's
/Rechtbank Overijssel 8 augustus 2022, ECLI:NL:RBOVE:2022:2301
Aanleiding onderzoek
Op 12 juli 2019 kwam slachtoffer bij verdacht bedrijf B.V. met zijn hals bekneld te zitten tussen de beweegbare folieheffer en het vaste metalen frame van een inpakmachine. Twee collega’s van slachtoffer, getuige (hierna: getuige ) en Naam 2, probeerden om de folieheffer, waar slachtoffer onder bekneld zat, in de handmodus naar boven te krijgen. Toen dat niet lukte, hebben ze met een vorkheftruck de onderdelen, waartussen slachtoffer bekneld zat, van elkaar gehaald en slachtoffer op de grond gelegd. Slachtoffer werd gereanimeerd en vervolgens in de ambulance vervoerd naar het ziekenhuis in Emmen. Hier overleed hij op 30 juli 2019.
Op 31 juli 2019 startte de Inspectie SZW een strafrechtelijk onderzoek.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit.
Hij heeft daartoe allereerst aangevoerd dat verdachte weliswaar erkent in gebreke te zijn geweest om te beschikken over een actuele RI&E met plan van aanpak, maar niet wist of redelijkerwijs moest weten dat door het ontbreken van een op de inpakmachine toegesneden RI&E (eerste gedachtestreepje van de tenlastelegging) levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van slachtoffer zou ontstaan of te verwachten was. In dit verband heeft de raadsman aangehaald dat slachtoffer de machine vanaf 2017 dagelijks bediende.
Met betrekking tot het tweede ten laste gelegde gedachtestreepje heeft de raadsman naar voren gebracht dat de enige zinvolle afscherming van de folieheffer, zijnde het bewegende deel van de inpakmachine, een op maat gemaakt hek is, wat verdachte na het ongeval heeft laten aanbrengen, terwijl deze of een andere manier van beveiligen van de folieheffer niet wordt beschreven in de gebruiks- en veiligheidsinstructie van de inpakmachine of in documentatie van fabrikant fabrikant of bedrijf 1. Verdachte zou wel zijn gewezen op het ontbreken van de (gedemonteerde) hekken die geplaatst hadden moeten zijn ter afscherming van de traverse maar niet op de noodzaak tot afscherming van de achterkant van de inpakmachine, waar de folieheffer zich bevond. Dit betekent dat verdachte niet wist of redelijkerwijs moest weten dat door het ontbreken van beveiliging van de folieheffer levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van slachtoffer zou ontstaan of te verwachten was, aldus de raadsman.
Het oordeel van de rechtbank
Het bedrijf van verdachte
Op 13 maart 1989 is verdachte, gevestigd aan de adres in Emmen, opgericht, met bestuurder 1 en Naam 1 als toenmalige bestuurders/ algemeen directeur. Tijdens de zitting van 21 juli 2022 heeft bestuurder 2 verklaard dat verdachte in maart 2022 is overgenomen door bedrijf 2, van welk bedrijf hij mededirecteur is. Bestuurder 1 heeft verklaard dat verdachte zich bezighoudt met het verpakken van zand en grind in bigbags, welk product in binnen- en buitenland wordt geleverd aan de bouwhandel.
De arbeidsverhouding tussen verdachte en het slachtoffer
Op 16 oktober 2016 trad slachtoffer op basis van een arbeidsovereenkomst als operator in vaste dienst bij verdachte. Die arbeidsverhouding brengt naar het oordeel van de rechtbank met zich dat verdachte moet worden aangemerkt als een werkgever en slachtoffer als een werknemer in de zin van de Arbowet.
Bestuurder 1 heeft over de werkzaamheden van slachtoffer verklaard dat hij moest zorgen dat de opdrachten voor verpakt zand en grind geproduceerd werden. Hiervoor moest hij zorgen dat de folie in de inpakmachine zit, de pallets aanwezig zijn en de verpakking goed sluit. Hij moest hiervoor de machine juist instellen en klein onderhoud aan de machine verrichten, aldus bestuurder 1 .
De rechtbank is van oordeel dat de plaats waar slachtoffer zijn werkzaamheden uitvoerde, waar ook het arbeidsongeval plaatsvond, kan worden aangemerkt als een arbeidsplaats in de zin van de Arbowet.
De inpakmachine
De machine (model fabrikant IS43, bouwjaar 2008) is een automatische machine en voorziet gestapelde zakken met zand en grind op pallets van krimpfolie. Aan de achterzijde van de machine is een rollenbaan aanwezig, waarover pallets met zakken zand naar de machine worden getransporteerd. De machine is aan de voorzijde voorzien van een rol met daarop plasticzakken. De zakken worden geopend door de hoeken van de zak in een vierkant te houden. Dit wordt gedaan door een viertal armen in de machine. De zak wordt aan de hoeken vastgehouden en overgenomen door een ander machinedeel, welke de zak over de met zandzakken gevulde pallet schuift. Tijdens dit proces schuift een aantal machinedelen naar beneden.
De rechtbank is van oordeel dat de inpakmachine kan worden aangemerkt als een arbeidsmiddel in de zin van de Arbowet.
De overtreden bepalingen
In de Arbowet en het Arbeidsomstandighedenbesluit (hierna: Arbobesluit) staan bepalingen voor werkgevers en werknemers om de gezondheid, veiligheid en welzijn van werknemers te bevorderen. Verdachte wordt verweten in strijd te hebben gehandeld met een tweetal bepalingen.
Geen vastlegging risico in RI&E
Artikel 5 lid 1 van de Arbowet legt de verplichting op aan de werkgever bij het voeren van het arbeidsomstandighedenbeleid in een inventarisatie en evaluatie schriftelijk vast te leggen welke risico’s de arbeid voor de werknemers met zich brengt. De risico-inventarisatie en -evaluatie (hierna: RI&E) moet ook een beschrijving bevatten van de gevaren en de risico’s voor bijzondere categorieën van werknemers.
De rechtbank overweegt in dit verband als volgt.
Verdachte heeft een RI&E laten opstellen door bedrijf 3. De RI&E dateert van december 2014.
In januari 2017 nam verdachte de betreffende machine over van bedrijf 1.
Bestuurder 1 heeft verklaard dat de RI&E na de aankoop van de machine ge-update had moeten worden, maar dat dat niet is gebeurd. In de RI&E staan de risico’s van de werkzaamheden van de inpakmachine dan ook niet beschreven. Eveneens ontbrak een plan van aanpak om de geïdentificeerde risico’s aan te pakken.
Daarmee heeft verdachte zich niet gehouden aan het bepaalde in artikel 5 lid 1 van de Arbowet.
Niet treffen van veiligheidsvoorzieningen in verband met bewegende delen van arbeidsmiddelen
Ingevolge artikel 7.7 lid 1 van het Arbobesluit moeten bewegende delen van een arbeidsmiddel, indien deze gevaar opleveren, van zodanige schermen of beveiligingsinrichtingen worden voorzien, dat gevaar zoveel mogelijk wordt voorkomen.
De rechtbank overweegt in dit verband als volgt.
Arbeidsinspecteurs M.H. van der Bent en R.S. Korfmaker hebben de inpakmachine op 12 juli 2019, na het ongeval, en op 16 juli 2019 geïnspecteerd. Zij hebben hierover gerapporteerd dat slachtoffer was aangetroffen met zijn hals of hoofd tussen een vaste metalen balk en een bewegend deel van deze machine. De vaste metalen balk is onderdeel van het metalen chassis van de machine en wordt de chassisbalk genoemd. Het bewegend deel van de machine wordt de folieheffer genoemd. De arbeidsinspecteurs zagen dat de folieheffer, bij de machine in werking, direct achter de chassisbalk op en neer bewoog. Ze zagen dat de folieheffer in de neergaande beweging in circa twee seconden over een afstand van 45 centimeter bewoog. Dit betrof een zichtbaar niet afgeschermde opening. Er was op 12 juli 2019 niet voorzien in enige beveiliging van deze opening, bijvoorbeeld in de vorm van een hekwerk of lichtscherm. Hierdoor was zichtbaar knelgevaar aanwezig, aldus de arbeidsinspecteurs. Tijdens de inspectie op 16 juli 2019 zagen de arbeidsinspecteurs dat voor de chassisbalk een hekwerk was aangebracht, zodat een beknelling vergelijkbaar met die van slachtoffer niet meer kon plaatsvinden. Dit hekwerk was ten tijde van het ongeval niet aanbracht.
Het voorgaande brengt naar het oordeel van de rechtbank met zich mee dat verdachte de op haar uit hoofde van artikel 7.7 lid 1 van het Arbobesluit rustende zorgplicht heeft geschonden.
Toerekening aan verdachte
De rechtbank overweegt dat het door haar werknemers laten gebruiken van de inpakmachine past binnen de normale bedrijfsvoering van verdachte en haar dienstig is. Verdachte heeft er onvoldoende voor gezorgd dat haar werknemers onder veilige omstandigheden met de inpakmachine konden werken, terwijl het in haar macht lag om afdoende veiligheidsmaatregelen te treffen. De rechtbank is van oordeel dat het hiervoor beschreven nalaten plaatsvond in de sfeer van de rechtspersoon en kan worden toegerekend aan verdachte.
Opzet
In het economisch strafrecht moet de term opzet worden uitgelegd als kleurloos opzet. Dit betekent dat het opzet alleen gericht moet zijn op de verweten gedraging, in dit geval telkens een nalaten, en niet op de wederrechtelijk daarvan.
Uit het bovenstaande volgt dat verdachte niet heeft voldaan aan de zorgplichten, zoals die voortvloeien uit de Arbowet en het Arbobesluit, en aldus op het gebied van het treffen van maatregelen met het oog op de gezondheid en veiligheid van de werknemers tekort is geschoten. In het nalaten van het treffen van benodigde maatregelen, ligt het opzet op dat nalaten besloten. De rechtbank is aldus van oordeel dat verdachte het ten laste gelegde feit opzettelijk heeft begaan.
Levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid
De rechtbank overweegt dat het werken met de betreffende inpakmachine evident gevaar met zich brengt. Zoals hierboven beschreven beweegt de folieheffer van de machine in korte tijd op en neer, waardoor een niet afgeschermde opening met een hoogte van ongeveer 45 centimeter ontstaat, welke opening met een lichaamsdeel bereikbaar is. In geval van beknelling is het, vanwege het gewicht van de folieheffer, niet mogelijk om deze handmatig weer naar boven te geleiden om vervolgens het beknelde lichaamsdeel te bevrijden. In het onderhavige geval moest daarvoor zelfs een vorkheftruck aan te pas komen. Om voornoemd gevaar te voorkomen dienen er maatregelen te worden getroffen ter waarborging van de veiligheid en de gezondheid van werknemers. Dat heeft verdachte onvoldoende gedaan, nu zij de risico’s van het werken met de inpakmachine niet had beschreven in haar RI&E en zij de opening tussen de beweegbare folieheffer en het vaste metalen frame van de inpakmachine niet had beveiligd.
De raadsman heeft naar voren gebracht dat er een CE-markering op de inpakmachine zat toen zij hem kocht van bedrijf 1 en dat zij er dus vanuit mocht gaan dat de inpakmachine veilig was. Daarnaast heeft de raadsman naar voren gebracht dat slachtoffer al jaren, probleemloos, met de inpakmachine werkte en dat hij nooit is gewaarschuwd voor het ontbreken van veiligheidsvoorzieningen bij de opening tussen de beweegbare folieheffer en het vaste metalen frame. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen deze omstandigheden verdachte niet disculperen, maar het maakt wel dat de rechtbank niet bewezen acht dat verdachte wist dat dat haar werknemers, in het bijzonder slachtoffer, gevaar liepen. De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte vertrouwde op een goede afloop, zij het ten onrechte. Op 12 juli 2019 ging het immers gruwelijk mis.
Naar het oordeel van de rechtbank maken de genoemde omstandigheden dat naar objectieve maatstaven levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van slachtoffer ontstond of te verwachten was, en dat verdachte dit redelijkerwijs moest weten.
Bewezenverklaring
Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet, opzettelijk begaan door een rechtspersoon.
Strafoplegging
Bij de keuze voor de op te leggen straf en het bepalen van de hoogte ervan heeft de rechtbank acht geslagen op de justitiële documentatie van verdachte. Hieruit blijkt dat zij niet eerder is veroordeeld wegens een soortgelijk feit. Uit het strafdossier volgt evenwel dat op 28 november 2017 ook een arbeidsongeval plaatsvond bij verdachte als gevolg waarvan een werknemer (licht) gewond raakte. Verdachte heeft hiervoor een bestuursrechtelijke boete van €2.700 opgelegd gekregen. In het nadeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat dit haar er vervolgens niet toe heeft bewogen om van de veiligheid van haar werknemers een prioriteit te maken.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met de ouderdom van de zaak.
Tot slot houdt de rechtbank rekening met rechterlijke uitspraken die in vergelijkbare zaken zijn gedaan.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat een geldboete van €60.000, waarvan €20.000 voorwaardelijk, passend en geboden is. Het voorwaardelijk strafdeel heeft als doel om verdachte ertoe te bewegen om de veiligheid van haar werknemers tot prioriteit te verheffen. De rechtbank koppelt aan het voorwaardelijk strafdeel een proeftijd van drie jaren.
Lees hier de volledige uitspraak.