Verwaarlozing vee: Geen maatregel krachtens de WED mogelijk.
/Rechtbank Den Haag 7 augustus 2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:8165
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verwaarlozing van de veestapel van zijn boerenbedrijf. De controleurs van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit hebben ernstige misstanden geconstateerd op het bedrijf van de verdachte. Verschillende dieren waren ondervoed, kregen te weinig schoon water, waren ziek of in een slechte conditie. De verdachte heeft zijn dieren daarmee de benodigde zorg onthouden. De problemen op het bedrijf van de verdachte spelen al een lange tijd. Vanaf 2012 worden er bij inspecties op het bedrijf van de verdachte misstanden geconstateerd, waartegen zowel bestuurs- als strafrechtrechtelijk is opgetreden. De verdachte heeft verschillende keren een last onder bestuursdwang gekregen om de misstanden op zijn bedrijf aan te pakken en is ook veroordeeld tot verschillende (voorwaardelijke) geldboetes. Dit heeft allemaal niet geleid tot een wezenlijke verbetering.
De rechtbank constateert dat geen sprake is van onwil bij de verdachte. De verdachte is oprecht begaan met zijn bedrijf en zijn dieren. De verdachte heeft de rechtbank verteld hoe belangrijk zijn dieren voor hem zijn en dat hij zich een leven zonder zijn dieren niet kan en wil voorstellen. Bij de verdachte is echter wel sprake van een grote mate van onmacht. De verdachte heeft een ongeluk gehad op zijn bedrijf waardoor zijn gezichtsvermogen ernstig is beperkt. De verdachte is mede daardoor niet meer in staat om zijn bedrijf om een goede manier te bestieren. De verdachte heeft weinig hulp bij zijn bedrijf en verdient te weinig geld met het bedrijf om structureel de hulp in te schakelen die hij nodig heeft. De verdachte heeft daarnaast verschillende problemen die maken dat hij onvoldoende aandacht aan zijn bedrijf kan besteden. Er zijn problemen met familieleden over de verdeling van de nalatenschap van zijn ouders en een juridische strijd met de eigenaar van de grond die de verdachte pacht. Daarnaast kampt het bedrijf met verouderde bedrijfsgebouwen en verouderd materiaal, waardoor een deel van de geconstateerde misstanden is ontstaan. De verdachte heeft echter onvoldoende financiële middelen om de benodigde investeringen te doen. De verdachte is in een vicieuze cirkel terecht gekomen, als gevolg waarvan de misstanden blijven voortduren. De rechtbank heeft ernstige twijfels of de verdachte in staat is om hieraan te ontsnappen. De verdachte denkt zelf dat als de problemen rond de nalatenschap en de pachtgrond zijn opgelost, hij in staat is om het bedrijf er weer boven op te krijgen. De verdachte heeft echter geen concreet plan om deze problemen op te lossen. Stoppen met zijn boerenbedrijf is voor de verdachte evenwel uitgesloten.
De reclassering schrijft in haar advies van 17 juni 2019 dat de situatie op het bedrijf van de verdachte is verbeterd en dat de verdachte zich meer bewust is van de gevolgen wanneer zijn aandacht verslapt. Desondanks schat de reclassering in dat de kans op herhaling in gemiddelde mate aanwezig is. Door visuele beperkingen enerzijds en financiële beperkingen anderzijds is er sprake van een hoge werkdruk, waarbij hij het dagelijkse werk veel van de verdachte vraagt. Als de situatie onveranderd blijft, sluit de reclassering niet uit dat de verdachte in de toekomst nogmaals in een situatie als de onderhavige terecht komt. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of een meldplicht de risico's te beperken of het gedrag van de verdachte te veranderen. Bij het eerdere toezicht is het hoogst haalbare bereikt. In het advies staat verder dat de reclassering problemen voorziet bij het uitvoeren van een taakstraf. De verdachte heeft moeite met het reizen over lange afstanden. Daarnaast zal het moeite kosten een passende plek te vinden met zijn visuele beperking en zal de tijdsinvestering die een taakstraf behoeft een averechts effect hebben, aangezien deze tijd af gaat van de tijd die betrokkene aan zijn koeien dient te besteden.
De rechtbank vraagt zich af of het strafrecht wel het juiste kader is om op deze situatie te reageren. De in het Wetboek van Strafrecht opgenomen hoofdstraffen acht de rechtbank alle ongeschikt voor deze situatie. Een geldboete en een taakstraf hebben een averechts effect, aangezien deze straffen ten koste gaan van de tijd en middelen die de verdachte voor zijn bedrijf moet gebruiken. Een gevangenisstraf acht de rechtbank gegeven alle omstandigheden ook niet op zijn plaats.
Daarbij komt dat de officier van justitie de geconstateerde misstanden als een overtreding van artikel 2.2, achtste lid, van de Wet Dieren ten laste heeft gelegd. Dit is geen economisch delict, zoals bedoeld in de Wet op de economische delicten (hierna: WED). Dit betekent dat de rechtbank niet beschikt over de straffen en maatregelen die op grond van die wet kunnen worden opgelegd. De rechtbank zou niet hebben geschroomd om in dit geval de sanctie van de voorwaardelijke beëindiging van het bedrijf op te leggen, als de WED van toepassing was geweest, gelet op de ernst van de situatie en het gegeven dat de misstanden met het vee al eerder en vaker zijn vastgesteld.
Gegeven al deze omstandigheden ziet de rechtbank in dit geval geen andere mogelijkheid dan de verdachte een voorwaardelijke geldboete op te leggen. De rechtbank is van oordeel dat een voorwaardelijke geldboete van €6.000 met een proeftijd van twee jaar passend en geboden is. De rechtbank hoopt dat de door de reclassering geconstateerde verbetering doorzet en dat de verdachte in staat is zijn bedrijf op orde te krijgen. De rechtbank onderkent dat als dit de verdachte niet lukt, een eventuele tenuitvoerlegging van de opgelegde voorwaardelijke geldboete mogelijk het einde van het bedrijf zal betekenen.
Bewezenverklaring
dagvaarding 83/125262-18: overtreding van het voorschrift gesteld bij artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren
dagvaarding 83/071118-19: overtreding van het voorschrift gesteld bij artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren
Strafoplegging
een voorwaardelijke geldboete van €6000 met een proeftijd van 2 jaar
Lees hier de volledige uitspraak.