Verzoek ex art. 530 Sv: Vanwege ervaring en specialisatie mag efficiëntie van de raadsman verwacht worden
/Rechtbank Amsterdam 25 mei 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:3599
Het verzoek strekt tot het toekennen van een vergoeding van €9.569,04 voor de kosten van de raadsman en €550 voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift ter terechtzitting.
In zijn schriftelijke reactie van 8 april 2020 heeft de raadsman ter aanvulling op het verzoekschrift en naar aanleiding van het schriftelijke standpunt van het Openbaar Ministerie – kort samengevat – het volgende aangevoerd.
Met verzoeker is afgesproken hem rechtsbijstand te verlenen op betalende basis. Buitenlandse cliënten ervaren problemen met het verkrijgen van een toevoeging, omdat gegevens uit het buitenland verzameld moeten worden en er veel kosten en tijd mee gemoeid zijn, voordat de toevoeging is verstrekt. Verzoeker heeft een vrije advocaatkeuze. Het achteraf alsnog geheel voor rekening van klager laten van deze kosten kan strijd opleveren met de eisen van een eerlijk proces.
Het uurtarief van €300 hangt samen met de kennis en ervaring van de raadsman. De raadsman is strafrechtspecialist en lid van NVSA en VCAS. Daarnaast is hij gespecialiseerd in het jeugdstrafrecht. Dit brengt extra inspanningsverplichtingen en extra kosten met zich mee. Deze kennis en ervaring maakt wel dat op het gebied van studie van wet- en regelgeving, doctrine en jurisprudentie doorgaans minder in rekening wordt gebracht bij de cliënt, en een zekere mate van efficiëntie verwacht mag worden, waardoor minder tijd voor dossierstudie nodig is.
Het uurtarief van €300 is meermalen toegewezen in de door het kantoor van de raadsman behandelde zaken.
Er is geen sprake van een bovenmatigheid (in de declaratie) die in meer of mindere mate in het oog springt. In de zaak van verzoeker is veel werk verricht, wat onder meer komt doordat aangever niet bij de rechter-commissaris verscheen en pas ter zitting werd gehoord. Op de eerste zitting stelde aangever een voegingsformulier te hebben ingediend, zodat dit tot een aanhouding van de zitting heeft geleid en een tweede zitting moest worden ingepland.
Alle verrichte werkzaamheden zijn in de urenspecificatie uiteengezet en de werkzaamheden waren nodig in het kader van de rechtsbijstand aan deze, in het buitenland woonachtige cliënt.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie verzet zich tegen de toekenning van het uurtarief van €300 van de raadsman en verzoekt de vergoeding te matigen.
Het betreft een eenvoudige mishandeling. Een specialistisch uurtarief van €300 is in zo’n geval te veel. Het Openbaar Ministerie is akkoord met de toewijzing van 24,5 uur tegen een lager uurtarief, €225, en de reiskosten van €377,09 = €5.889,59.
Beoordeling
Verzoeker is bij mondeling vonnis van 12 december 2019 door de politierechter van deze rechtbank vrijgesproken van de hem ten laste gelegde (eenvoudige) mishandeling
Indien de zaak tegen een verdachte eindigt zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht kan op verzoek van de gewezen verdachte op grond van artikel 530 lid 2 Sv, aan hem, uit ’s Rijks kas een vergoeding worden toegekend voor de schade, die hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede in de kosten van een raadsman.
Het verzoek kan slechts worden ingediend binnen drie maanden na de beëindiging van de zaak.
Op grond van artikel 534 lid 1 Sv heeft de toekenning van een vergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Het verzoek is tijdig ingediend.
Reiskosten verzoeker
De rechtbank acht, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig een vergoeding toe te kennen voor de reiskosten van verzoeker. De opgegeven reiskosten worden onderbouwd door overlegde stukken. De gevraagde vergoeding zal dan ook worden toegekend.
Kosten raadsman
De rechtbank stelt voorop dat de declaratie van een raadsman een uitgangspunt is, dat door de rechtbank wordt betrokken in haar oordeel of er, alle omstandigheden in aanmerking genomen gronden van billijkheid zijn om aan verzoeker een vergoeding toe te kennen voor de kosten van de raadsman en, zo ja, tot welk bedrag. De rechtbank slaat daarbij onder meer acht op de omvang en de complexiteit van de onderliggende strafzaak. In het geval de rechtbank de gevraagde vergoeding gelet op alle omstandigheden bovenmatig acht, kan dat een grond zijn om de gevraagde vergoeding te matigen, dan wel af te wijzen.
De rechtbank acht, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig een vergoeding toe te kennen voor de kosten van de raadsman. De opgegeven kosten worden gestaafd door de overgelegde urenspecificaties en declaraties.
Uurtarief
Naar het oordeel van de rechtbank is het gehanteerde uurtarief van €300 niet onredelijk hoog. Anders dan door het Openbaar Ministerie is betoogd, kan een uurtarief van €225 in het algemeen niet als uitgangspunt worden genomen.
In rekening gebrachte uren
De rechtbank gaat er van uit dat de raadsman zijn cliënt niet meer uren in rekening heeft gebracht dan hij daadwerkelijk aan de zaak heeft besteed. De vraag die de rechtbank echter moet beantwoorden is in welke mate het billijk is die uren voor rekening van de Staat te laten komen. In dat kader acht de rechtbank 24,85 uur voor een relatief eenvoudige zaak en een dossier van geringe omvang (22 pagina’s) bovenmatig. Zoals de raadsman zelf aangeeft kan, gelet op zijn ervaring en specialisatie, een zekere mate van efficiëntie van de raadsman verwacht worden. Nu het gaat om een buitenlandse cliënt, is het wel voorstelbaar dat meer tijd gemoeid is met de voorbereiding van de zaak dan gemiddeld.
De rechtbank acht het billijk om 16 uur voor vergoeding in aanmerking te laten komen.
De rechtbank zal voor het opmaken, indienen en behandelen van het verzoekschrift de standaardvergoeding toekennen en daarbij, gelet op de uitgebreide schriftelijke uitwisseling van standpunten nu wegens de uitbraak van het coronavirus is afgezien van een mondelinge behandeling, uitgaan van het bedrag van €550.
De rechtbank komt tot de volgende beslissing.
Lees hier de volledige uitspraak.