Verzoek ex art. 591a Sv voor kosten rechtsbijstand die zijn ontstaan na inschakeling van (politie en) justitie als gevolg van noodlottige ongeval werknemers
/Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 26 juli 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:3369
Het verzoek strekt tot toekenning van een vergoeding uit ’s Rijks kas ter zake van:
door verzoeker ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de strafzaak gemaakte reis- en verblijfkosten ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering;
de kosten van rechtsbijstand in eerste aanleg en in hoger beroep als bedoeld in artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering;
de kosten voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering.
Uit de gedingstukken, waaronder begrepen de stukken van de strafzaak, blijkt dat de strafzaak tegen verzoeker onder genoemd parketnummer het laatst voor dit hof werd vervolgd en is geëindigd zonder oplegging van een straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Aan de voorwaarden waaronder op de voet van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering aan de verzoeker, als gewezen verdachte, een schadevergoeding kan worden toegekend, is derhalve voldaan. Toekenning van schadevergoeding heeft plaats indien en voor zover daartoe, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Reis- en verblijfkosten
De verzoeker maakt aanspraak op vergoeding van reiskosten ter zake het onderzoek en de behandeling van de strafzaak, berekend overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de Wet tarieven in strafzaken.
De verzoeker heeft vergoeding verzocht voor een totaalbedrag van €1.098,72 aan reiskosten en een totaalbedrag van €190,50 aan verblijfkosten.
De opgevoerde reiskosten zien op de reiskosten die de wettelijk vertegenwoordiger van verzoeker heeft afgelegd ten behoeve van het strafrechtelijke onderzoek en de behandelingen van de strafzaak. Deze worden door verzoeker als volgt gespecificeerd:
1268 1268 kilometer (vestigingsplaats -Middelburg, vice versa) ten behoeve van een bespreking ter voorbereiding op de inhoudelijke behandeling van de strafzaak ten kantore van mr. Schreuders in 2016;
1268 1450 kilometer (vestigingsplaats -Amsterdam, vice versa) ten behoeve van de aanwezigheid tijdens de inhoudelijke behandeling van de strafzaak in eerste aanleg op 18 april 2016;
1268 1206 kilomater (vestigingsplaats -’s-Hertogenbosch, vice versa) ten behoeve van de aanwezigheid tijdens de inhoudelijke behandeling van de strafzaak in hoger beroep op 15 oktober 2018.
Verzocht wordt derhalve om een vergoeding van in totaal (3924 kilometer x €0,28 =) €1.098,72.
Ten aanzien van de verzochte vergoeding voor verblijfskosten voor een totaal bedrag van €190,50 zijn twee facturen overgelegd, te weten:
een factuur van €90,50 voor een hotelovernachting te Middelburg op 17 april 2016;
een factuur van €100,00 voor een hotelovernachting in ’s-Hertogenbosch op 14 oktober 2018.
Het hof is van oordeel dat de opgegeven reiskosten voor vergoeding in aanmerking komen. Derhalve wijst het hof in dit kader een totaalbedrag van €1.298,22 toe.
Kosten rechtsbijstand
Bij verzoekschrift van 22 januari 2019 is verzocht om vergoeding van een totaalbedrag van €272.246,18 ter zake de kosten voor rechtsbijstand in eerste aanleg en in hoger beroep. Echter, wegens een dubbeltelling van de producties 2.14/2.15 en 2.43/2.45 dient hierop een bedrag van €4.155,20 in mindering te worden gebracht. Tijdens de behandeling in raadkamer is voorts nog aanvullend verzocht om toewijzing van een vergoeding van €3.727,50 ter zake het honorarium en de onbelaste reis- en parkeerkosten exclusief BTW van mr. P. Richter, van advocatenkantoor Van de Sande Berndsen. Dit kantoor was in eerste instantie door verzoeker in de arm genomen en voornoemde raadsman heeft toen een tweetal getuigenverhoren bijgewoond op 12 april 2011. De door Van de Sande Berndsen verrichte werkzaamheden zijn naar het oordeel van verzoeker dienstig geweest aan het strafrechtelijke onderzoek, reden waarom die kosten aanvullend worden verzocht.
Gelet op het vorenstaande wordt verzocht om vergoeding van een totaalbedrag van €271.818,48 voor de kosten van rechtsbijstand.
Het hof hanteert bij het toekennen van een vergoeding van de kosten van rechtsbijstand als uitgangspunt dat onder 'de kosten van een raadsman' waarvoor een vergoeding uit 's Rijks kas kan worden toegekend, als bedoeld in de eerste volzin van artikel 591a, tweede lid, Sv, zijn te verstaan de kosten van een raadsman die in rechtstreeks verband staan met een strafzaak tegen een gewezen verdachte, welke is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a Sr. Daarbij kan volgens het hof uit de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 591a Sv niet worden afgeleid dat de wetgever heeft beoogd de mogelijkheid tot toekenning van een dergelijke vergoeding te binden aan strikte grenzen wat betreft de fase van het strafproces waarin de kosten van een raadsman in de geëindigde strafzaak zijn gemaakt of wat betreft de aard van de met die zaak rechtstreeks verband houdende juridische procedure (vgl. Hoge Raad 19 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX5566, r.o. 4.4.).
In het onderhavige geval betekent dit dat de kosten voor rechtsbijstand voor vergoeding in aanmerking komen die zijn ontstaan na inschakeling van (politie en) justitie als gevolg van het noodlottige ongeval met de werknemers.
Voor toewijzing van het verzochte bedrag acht het hof de ingediende declaratie ter zake van rechtsbijstand niet bepalend, maar deze vormt wel een belangrijk uitgangspunt in het oordeel of er, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn aan de verzoeker een vergoeding toe te kennen voor de betreffende kosten. Daarnaast heeft het hof acht geslagen op de aard, omvang en de complexiteit van de onderliggende geëindigde strafzaak. Die afweging heeft er toe geleid op gronden van billijkheid de voor vergoeding in aanmerking komende kosten van rechtsbijstand te beperken.
Het hof acht toewijzing van een totaalbedrag van €175.000,00 redelijk en billijk. Het meer of anders verzochte wordt afgewezen.
Kosten opstellen, indienen en behandelen verzoekschrift
Voor het opstellen, indienen en mondeling behandelen van het verzoekschrift ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering kent het hof een forfaitaire vergoeding toe van €550,00.
In totaal komt derhalve voor vergoeding in aanmerking een bedrag van €176.839,22.
Lees hier de volledige uitspraak.
Zie ook Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 26 juli 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:3429