Verzoek tot horen van opsporingsambtenaren dient gemotiveerd te worden, ook als de inhoud van het verbaal belastend is voor de verdachte
/Rechtbank Rotterdam 11 oktober 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:9906
Op de pro-forma en/of regiezittingen zijn in de zaak 26Sartell door de verdediging vooraf ingediende en op de zitting kenbaar gemaakte onderzoekswensen en (tussentijdse) reacties van de officieren van justitie in de zaak Sartell besproken.
De verdediging in de zaak van de verdachtenaam verdachte 3 heeft verzocht een groot aantal getuigen te horen met betrekking tot observaties (in de brief “Onderzoekswensen” van 10 september 2021, getuigen 15 tot en met getuigenummer 3 ). Deze observaties hebben volgens de verdediging een bijdrage geleverd aan de identificatie door de politie van het EncroChat-account naam 4 als dat van de verdachte. Daarmee zijn de gevraagde getuigen in de visie van de verdediging belastende getuigen en dient het belang bij het horen van deze getuigen te worden voorondersteld, conform het arrest van het EHRM Keskin tegen Nederland (ECLI:CE:ECHR:2021:0119JUD000220516) (hierna: het arrest Keskin). Ook heeft de verdediging verzocht om de observatierapporten, al het observatiemateriaal (foto’s, video’s, verslagen) en een aanvullend proces-verbaal over te leggen. Dit is volgens de verdediging van belang voor zowel de vermeende koppeling tussen naam 4 en de verdachte naam verdachte 3 , maar ook voor de vermeende criminele achtergrond die wordt beschreven bij de ontmoetingen. Met het aanvullend proces-verbaal wordt bedoeld een beschrijving van de betreffende verbalisanten of zij ook andere personen in de omgeving hebben waargenomen en, zo ja, wie.
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van deze gevraagde getuigen heeft de officier van justitie in zijn algemeenheid betoogd dat geen sprake is van belastende getuigen in de zin van Keskin, zodat wel degelijk gemotiveerd moeten worden waarom dat verhoor in het belang van de verdediging is. Aan dat vereiste is niet voldaan. De verdediging heeft niet aangegeven dat de observanten iets essentieels hebben gemist. Er is in dat kader niets concreets gesteld. De vraag of de observanten bij hun werkzaamheden ook andere mogelijk relevante personen hebben gezien, is zonder nadere toelichting dan ook niet van belang voor enige door de rechtbank te nemen beslissing.
Specifiek ten aanzien van getuige getuigennummers 1 heeft de officier van justitie voorts opgemerkt dat, anders dan de verdediging lijkt te stellen, er geen daadwerkelijke afspraak is gemaakt voor 25 mei 2020. Dus als de medeverdachte naam verdachte 1 op 25 mei 2020 niet is gezien zegt dit niets over de identificatie van verdachte als naam 4.
Ten aanzien van getuige getuigenummer 1 heeft de officier van justitie opgemerkt dat uit de processen-verbaal blijkt dat observanten hebben beschreven wat zij zagen. Er is geen reden te veronderstellen dat er vanuit een tunnelvisie is gefocust op de verdachte.
Ten aanzien van getuigen getuigenummer 2 en getuigenummer 3 heeft de officier van justitie er op gewezen dat van het door de verdediging genoemde proces-verbaal, geen vindplaats is opgeven. Daarmee is niet vast te stellen of het proces-verbaal in Sartell is opgenomen. Een redelijk verdedigingsbelang is niet vast te stellen.
Ten aanzien van de gevraagde observatierapporten, het observatiemateriaal en een aanvullend proces-verbaal heeft de officier van justitie verwezen naar hetgeen de officier van justitie in 26Douglasville op dezelfde vraag heeft geantwoord, namelijk dat voor zover observatieverslagen zijn opgemaakt, deze zijn opgenomen in het dossier. De officier van justitie heeft er voorts op gewezen dat het de verdediging vrij staat om eventuele verslagen uit 26Douglasville die de verdediging relevant vindt, aan te dragen.
Beoordeling van de verzoeken
Vooropgesteld moet worden dat de observaties niet hebben plaatsgevonden in Sartell, maar in 26Douglasville. Hetzelfde geldt voor de identificatie van het EncroChat-account naam 4 als dat van de verdachte. Nu de identificatie van dit account als dat van de verdachte wel een belangrijke rol speelt in Sartell, is de vraag naar de validiteit en de betrouwbaarheid van de identificatie ook in dit onderzoek aan de orde. Voor zover daarbij specifieke observaties een rol spelen, kunnen die bij de beoordeling worden betrokken.
De rechtbank volgt de verdediging niet zonder meer in de stelling dat de observanten op één lijn moeten worden gesteld met getuigen die een verklaring met een belastende strekking hebben afgelegd, zodat het belang bij het horen van deze getuige wordt voorondersteld, zoals volgt uit het arrest Keskin.
Er is geen sprake van een opgenomen verklaring van getuigen, maar van bevindingen van opsporingsambtenaren die op ambtseed of ambtsbelofte in een proces-verbaal zijn neergelegd. Bij een verzoek tot het horen van opsporingsambtenaren als getuigen mag naar het oordeel van de rechtbank van de verdediging worden verlangd dat, ook als hetgeen zij ambtsedig hebben gerelateerd belastend voor de verdachte is, wordt toegelicht waarom niet zonder meer van (de juistheid van) hetgeen onder die ambtseed/-belofte is weergegeven kan worden uitgegaan.
In het onderhavige geval komt daar nog bij dat de verdediging, naar de rechtbank begrijpt, de observaties van de verdachte niet zo zeer betwist maar de leden van de observatieteams met name wil bevragen naar andere personen die zij al dan niet hebben gezien. De verdediging wenst derhalve niet zozeer belastend materiaal (in casu de observaties) te kunnen weerleggen met het horen van de getuigen, maar mogelijk ontlastend materiaal te vinden.
Een dergelijk belang kan in beginsel ook leiden tot het honoreren van een verzoek maar dan dient de motivering wel voldoende concreet te zijn en moet vastgesteld kunnen worden dat de te bevragen punten relevant zijn voor de door de rechtbank te beantwoorden vragen. Een motivering met een algemene strekking zoals het willen weten wie er nog meer is gezien, is daarvoor veel te vaag. Met andere woorden, van de verdediging mag in beginsel worden verlangd dat concreet wordt aangegeven welke personen, zaken en/of situaties de observanten volgens de verdachte ten onrechte niet hebben geobserveerd of beschreven en waarom dat relevant is voor de door de rechtbank te beantwoorden vragen.
De verdediging heeft een dergelijke concrete motivering niet gegeven. De verdediging heeft in zijn algemeenheid gesuggereerd dat vanuit een tunnelvisie mogelijk alleen of teveel op de verdachte is gefocust. De rechtbank ziet daarvoor echter geen enkele aanwijzing.
Van observanten mag vanuit hun professie worden verwacht objectief verslag te doen van hetgeen zijn waarnemen. Dat zij daarbij niet uitsluitend oog voor de verdachte hebben gehad, blijkt ook uit de observatieverslagen. Daarin zijn ook anderen benoemd, ook indien deze nog niet bekend waren bij de observanten.
Lees hier de volledige uitspraak.