Verzoek tot voorlopig getuigenverzoek van vrijgesproken advocate toegewezen: officieren van justitie worden gehoord over identificeerbaar maken
/Rechtbank Oost-Brabant 25 januari 2021, ECLI:NL:RBOBR:2021:873
Verzoekster heeft in haar hoedanigheid als advocaat enkele personen c.q. vennootschappen geadviseerd die actief waren op het gebied van online gokspelen. Het Openbaar Ministerie heeft een omvangrijk onderzoek gedaan naar deze gokactiviteiten. Verzoekster is daarbij ook als verdachte aangemerkt. Het Openbaar Ministerie heeft verzoekster ten laste gelegd dat zij heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, dat zij de Wet op de kansspelen heeft overtreden en dat zij als feitelijk leidinggever een gewoonte heeft gemaakt van het witwassen van grote geldbedragen. Voorts is haar verweten dat zij meermalen valsheid in geschrift heeft gepleegd. De rechtbank heeft verzoekster in 2018 vrijgesproken. Het Openbaar Ministerie is van deze uitspraak in hoger beroep gekomen.
Naar aanleiding van de arrestatie van verzoekster in 2014 heeft het OM een persbericht doen uitgaan. Ook is aan haar betrokkenheid bij het aanbieden van online gokspelen aandacht besteed in Opportuun, een relatiemagazine van het Openbaar Ministerie. Dat is ook gebeurd in (een onderdeel van) het rapport Verantwoording aanpak georganiseerde misdaad. Dit rapport is door het College van procureurs-generaal verstrekt aan de minister van Veiligheid en Justitie. De minister heeft vervolgens de Tweede Kamer van dit rapport in kennis gesteld. De pers (o.a. De Telegraaf, het FD en Quote) heeft bericht over de arrestatie van verzoekster, haar vrijlating en pogingen om te voorkomen dat het OM inzage zou krijgen in geheimhoudersstukken.
Verzoekster verwijt het Openbaar Ministerie dat zij haar opzettelijk en uit eigen belang identificeerbaar heeft gemaakt. Zij is onschuldig. Verzoekster stelt als gevolg hiervan (im)materiële schade te hebben geleden, waaronder reputatie- en inkomensschade. Zij overweegt een gerechtelijke procedure te starten om deze schade te verhalen op de Staat der Nederlanden, maar mogelijk ook op de twee betrokken officieren van justitie. Verzoekster vindt dat de twee betrokken officieren van justitie hun bevoegdheden ernstig te buiten zijn gegaan en niet hebben gehandeld zoals een goed officier van justitie betaamt.
In verband met haar voornemen heeft verzoekster de rechtbank verzocht een voorlopig getuigenverhoor te bevelen. Zij wil als getuigen de twee betrokken officieren van justitie horen maar ook een oud-voorzitter van het College van procureurs-generaal, een persvoorlichter van het Openbaar Ministerie en de haar niet bekende auteur van het artikel in Opportuun.
De Staat en de officieren van justitie hebben verweer gevoerd. Verweerders hebben aangevoerd dat de officieren van justitie op grond van de wet niet door verzoekster aansprakelijk kunnen worden gesteld voor hun handelen als officier van justitie en dat het verzoek ten aanzien van hen in ieder geval moet worden afgewezen. Verder is aangevoerd dat verzoekster op basis van de al beschikbare informatie de door haar gewenste procedure kan starten. Ten aanzien van een aantal onderwerpen is volgens verweerders sprake van een fishing expedition. Ook is het niet nodig om de oud-voorzitter van het College van procureurs-generaal te horen.
De rechtbank is van oordeel dat verzoekster voldoende belang heeft bij haar verzoek. De rechtbank staat het verzoek toe, maar niet in de omvang zoals door verzoekster gewenst. De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van een aantal onderwerpen en het horen van de oud-voorzitter van het College van procureurs-generaal verzoekster een onvoldoende belang heeft en/of sprake is van een fishing expedition.
Lees hier de volledige uitspraak.
Lees ook: