Visserijzaak: verdachte heeft geprobeerd inspecteurs te ontlopen

Rechtbank Amsterdam 6 december 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:9463

Namens de verdachte is aangevoerd dat niet opzettelijk geprobeerd is de inspecteurs te ontlopen. Het schip heeft vaart gemaakt, omdat er zand in de netten was gekomen en dit door vaart te maken uit de netten kon worden gespoeld. In de hectiek is niet gehoord dat er via de marifoon een oproep werd gedaan, en ook de schijnwerper is niet gezien.

De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van een eventuele bewezenverklaring voor wat betreft het onder 2 tenlastegelegde.

Het oordeel van de economische politierechter

Dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft gepleegd kan op grond van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangenomen en wordt door de verdachte ook niet betwist. Verdachte had er daarom belang bij om betrapping op die overtreding te voorkomen. Daarvoor is niet noodzakelijk dat het schip de motorboot van de NVWA blijvend kan ontlopen, maar is voldoende dat er tijd zou kunnen worden gewonnen, om de illegale voorzieningen weg te werken. Dat de motorboot van de NVWA sneller is dan het schip van verdachte en dus op enig moment het schip zou inhalen is dus op zichzelf niet voldoende om onaannemelijk te maken dat verdachte gepoogd heeft door vaart te maken te verhinderen dat de inspecteurs aan boord zouden komen.

Dat de bemanning noch de marifoonoproepen noch de schijnwerper is opgevallen acht de economische politierechter niet aannemelijk. De marifoon moet zodanig zijn afgesteld dat ten alle tijde deze kan worden gehoord. Het ging immers om oproepen over marifoonkanaal 16, het nood-, spoed-, veiligheid- en oproepkanaal op zee. De verbalisanten hebben bovendien gerelateerd dat zij, toen zij met de schijnwerper op de brug schenen, gezien hebben dat zich daar iemand bevond en die persoon moet dan ook het schijnwerperlicht hebben gezien.

Verdachte is als de reder daarvoor verantwoordelijk.

Het strafmaatverweer van de verdediging

De raadsman heeft aangevoerd dat de (financiële) gevolgen van deze zaak enorm zijn geweest voor verdachte en heeft daarom verzocht de zaak via artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht af te doen en aan verdachte geen straf of maatregel op te leggen.

De vangst van de visreis is (in de zaak van de medeverdachte) inbeslaggenomen en op de afslag verkocht. De opbrengst daarvan was EUR 39.080,63. Daarnaast heeft verdachte strafpunten ontvangen voor het hinderen van de controle, te weten: 7, en het vissen met binnenkuilen, te weten: 4. Het gevolg hiervan is geweest dat de visvergunning voor de duur van twee maanden is geschorst. Voor verdachte heeft dit betekend dat de kotter twee maanden aan de ketting heeft gelegen. De schade die dit tot gevolg heeft gehad is door een expert begroot op EUR 317.205 (de inbeslaggenomen vis ad. EUR 39.080,63 is in het voornoemde bedrag verdisconteerd).

Daarnaast dient de overschrijding van de redelijke termijn in deze zaak tot strafvermindering te leiden.

Het oordeel van de economische politierechter

Geen straf of maatregel

Het overtreden van de regels die er toe strekken te voorkomen dat meer of kleinere vissen worden gevangen is een ernstig vergrijp. Die regels beogen de visstand te bewaren. Bovendien wordt daardoor de concurrentie vervalst. Dat daarnaast ook geprobeerd is de ontdekking van die overtreding te verheimelijken door de controle te bemoeilijken maakt de zaak alleen maar nog ernstiger. Dergelijke overtredingen, indien opzettelijk gepleegd verdienen een financiële sanctie. Aan de andere kant moet de economische politierechter rekening houden met de financiële gevolgen die deze zaak al voor de verdachte heeft gehad.

De vangst met een waarde van ruim €39.000 is in beslag genomen en zal in de zaak van de medeverdachte, waarin vandaag eveneens vonnis wordt gewezen, verbeurd worden verklaard. Daarnaast heeft verdachte als gevolg van deze zaak enige tijd niet kunnen vissen, waardoor zij eveneens aanzienlijk financieel nadeel heeft gelden. Verdachte heeft, naar zij heeft verklaard mede daardoor het visserijbedrijf opgegeven. In die omstandigheden ziet de economische politierechter geen meerwaarde in het opleggen van een additionele sanctie. De verdachte zal worden schuldig verklaard, zonder oplegging van straf of maatregel.

De economische politierechter stelt vast dat de redelijke termijn met ruim een jaar is overschreden. Nu geen straf of maatregel wordt opgelegd volstaat de economische politierechter met die vaststelling.

Bewezenverklaring

  • Overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 3a van de Visserijwet 1963, opzettelijk door een rechtspersoon begaan, meermalen gepleegd;

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^