Vriend-in-noodfraude: Uitgebreide bewijsmotivering en beslissing over burgeropsporing
/Rechtbank Rotterdam 10 oktober 2022, ECLI:NL:RBROT:2022:8396
De politie heeft op 25 augustus 2020 rond 17.00 uur een melding gekregen van Naam 1. Naam 1 maakte toentertijd een televisieprogramma over oplichters. In het Naam hotel aan adres 1 zou volgens Naam 1 op dat moment vriend-in-nood fraude worden gepleegd, waarbij fraudeurs in de veronderstelling verkeerden dat zij een slachtoffer veel geld afhandig maakten.
Naam 1 was benaderd door Naam 2 die op haar beurt weer via de WhatsApp was benaderd door een onbekende die zich voordeed als haar kind en facturen had die dringend moest worden betaald. Naam 2 had geen kinderen, aldus Naam 1. Naam 1 heeft verklaard dat hij met Naam 2 heeft afgesproken dat zij de “oplichters” zou aanbieden om zelf het geld voor die facturen van haar bankrekening te halen. Zij zou dan een door de televisiemakers gemaakte namaak-bankapp met de inlogcodes aan de “oplichters” verstrekken.
Deze applicatie creëerde een namaak-bankomgeving, waardoor het alleen leek of er geld werd overgemaakt. De app maakte ook video’s van drie seconden van degene die met de app (nep)geld overmaakte. Deze video’s, gegevens over de overboekingen en de GPS- locaties werden doorgestuurd naar Naam 3, de medewerker van Naam 1 die de app had gemaakt. Zodoende kon Naam 1 weten waar de oplichters waren en op welk moment zij (nep)geld overmaakten naar andere bankrekeningen en kon hij een foto van de “oplichters” laten zien.
De politieambtenaren zijn op 25 augustus 2020 om 18.10 uur tezamen met Naam 1 het hotel binnengegaan. De baliemedewerker van het hotel heeft de verdachte en de medeverdachte herkend van een foto die Naam 1 had verkregen via de bankapp. De baliemedwerker heeft het kamernummer gegeven. De politieambtenaren zijn daarop naar die hotelkamer gegaan. In die kamer werden omstreeks 18.29 uur vijf personen aangetroffen, de verdachten en nog drie anderen. Allen werden aangehouden. In de hotelkamer werden naast luxe kleding en schoenen ook zeven telefoons aangetroffen. Op alle telefoons zijn sporen van vriend-in-noodfraude aangetroffen.
De resultaten van het opsporingsonderzoek
Naam 1 heeft aangifte gedaan namens Naam 2 en een kopie van het chatgesprek overgelegd dat de “oplichters” met Naam 2 zouden hebben gevoerd. Naam 3 is gehoord en hij heeft informatie overgelegd die naar zijn zeggen van de bankapp afkomstig was. Het betreft een transactieoverzicht met tijdstippen waarop de “oplichters” probeerden geld over te maken en videobestanden van de “oplichters” die de bankapp bedienden van diezelfde momenten. Uit het desbetreffende proces-verbaal blijkt dat de transacties via de bankapp en de videobeelden beginnen om 15.58 uur en eindigen om 18.32 uur. De tijdstippen van de fictieve transacties komen precies overeen met de tijdstippen waarop de videobeelden zijn gemaakt. De verbalisant heeft op die videobeelden steeds de verdachte en daarnaast in een aantal gevallen de verdachte en de medeverdachte herkend. Op de beelden die zijn gemaakt op de tijdstippen van de transacties zijn geen anderen te zien.
Van de zeven telefoons die in de hotelkamer werden gevonden konden er vijf worden herleid tot de vijf aanwezigen. De verdachte heeft verklaard dat de telefoon met de gebruikersnaam gebruikersnaam 3 van hem was. De medeverdachte heeft verklaard dat hij een rode iPhone XR had. In de hotelkamer is een rode iPhone XR aangetroffen met de gebruikersnaam shakursphone waarop foto’s van de medeverdachte stonden. Shakur is de voorNaam van de medeverdachte. Op deze telefoon was de hierboven bedoelde bankapp geïnstalleerd.
Twee telefoons, namelijk een met de gebruikersnaam gebruikersnaam 1 en een met gebruikersnaam gebruikersnaam 2 konden niet onmiddellijk naar de betrokkenen worden herleid. Op de telefoon van gebruikersnaam 1 is echter wel het chatgesprek met Naam 2 aangetroffen alsmede de bankapp. Uit het chatgesprek blijkt dat het eerste phishing-bericht (‘hoii mam..’) naar Naam 2 is gestuurd om 14.14 uur, de vraag om drie facturen te betalen om 14.50 uur, terwijl Naam 2 om 15.40 uur de inlogcodes en de link met de vindplaats van de bankapp heeft doorgestuurd.
Uit onderzoek naar de historische gegevens van de zeven telefoons is gebleken dat de telefoons van de verdachte en de medeverdachte en de telefoons op Naam van gebruikersnaam 1 en gebruikersnaam 2 op 24 en 25 augustus 2020 meermalen rond dezelfde tijdstippen dezelfde masten aanstralen in Rotterdam, aanvankelijk in de buurt van de Ameidestraat en vanaf ongeveer 13.30 aan of in de directe omgeving van straatNaam. Uit de camerabeelden van het hotel is gebleken dat de verdachte en de medeverdachte om 13.38 uur het Naam hotel aan straatNaam binnenkomen. De telefoons die zijn toe te schrijven aan de drie andere personen die rond 18.30 uur in de hotelkamer werden aangetroffen, bevonden zich op 25 augustus 2020 op diverse plekken in Rotterdam maar in elk geval in de middag van 25 augustus 2020 niet in de buurt van de telefoons van de verdachte en de medeverdachte. De telefoon van een van die andere personen maakt (pas) om 18.12 uur verbinding met een zendmast aan straatNaam. Zij worden op dat moment ook door de politieambtenaren op straat voor het hotel gezien, waar zij Naam 1 als televisiepersoonlijkheid hebben herkend en selfies met hem hebben gemaakt. Op de camerabeelden van het hotel is te zien dat zij kort daarna het hotel zijn binnengegaan.
Burgeropsporing
Standpunt van de verdediging
Bij het onderhavige opsporingsonderzoek is gebruik gemaakt van door Naam 1 en zijn medewerkers verzameld bewijsmateriaal. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat dit bewijsmateriaal niet bij de bewijsbeslissing mag worden gebruikt aangezien Naam 1 en zijn medewerkers burgers zijn, zij bij het verkrijgen van het bewijsmateriaal strafbare feiten hebben gepleegd, zij inbreuk hebben gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte en de medeverdachte en hun handelen niet aan een onafhankelijk onderzoek is onderworpen. Verder heeft Naam 1 aangifte gedaan namens Naam 2 maar is niet gebleken dat hij daartoe door Naam 2 is gemachtigd. De verklaring van Naam 1 mag niet bij de bewijsbeslissing worden gebruikt, aldus de verdediging.
Oordeel van de rechtbank
Onder omstandigheden dient bewijsmateriaal dat door burgers is verzameld van gebruik bij de bewijsbeslissing te worden uitgesloten. Dat is het geval als er sprake is van schending van algemene beginselen van een behoorlijke procesorde of veronachtzaming van de processuele rechten van de verdediging. Maar als uitgangspunt heeft te gelden dat bewijsmateriaal dat door burgers is verzameld bij de bewijsbeslissing mag worden gebruikt. Onrechtmatig of strafbaar handelen door die burgers bij het verzamelen van dat bewijsmaterieel doet daar in beginsel niet aan af. Dat laatste is anders als opsporingsambtenaren of ambtenaren van het Openbaar Ministerie enig invloed hebben gehad op de verkrijging van dat bewijsmateriaal (HR 14 januari 2003, ECLI:NL:HR:2003:AE9038). Gesteld noch gebleken is dat politie of Openbaar Ministerie enige invloed op de opsporing van de verdachte door Naam 1 hebben gehad.
Verder is de rechtbank van oordeel, dat Naam 1 en zijn medewerkers met de bankapp de telefoon van gebruikersnaam 1 zijn binnengedrongen. Dit kan alleen mogelijk onrechtmatig zijn jegens de verdachte en de medeverdachte als zij die telefoon op dat moment in gebruik hebben gehad. De rechtbank is, gelet op de resultaten van het opsporingsonderzoek als beschreven onder 4.2.2 van oordeel dat zij die telefoon inderdaad gedurende het gehele phishing chatgesprek in gebruik hebben gehad, dus ook op het moment dat de bankapp werd geïnstalleerd. Anders gezegd, bewezen is dat zij de bankapp op de telefoon van gebruikersnaam 1 hebben geïnstalleerd. Daarbij zijn zij onder valse voorwendselen, namelijk: dit is de bankapp van Naam 2 waarmee geld kan worden overgemaakt, overgehaald om de installatie van de app te autoriseren en onder die valse voorwendselen hebben zij toestemming gegeven voor het gebruik van de camera. Aldus zijn Naam 1 en zijn medewerkers ook met het aannemen van een valse hoedanigheid in de telefoon van gebruikersnaam 1 binnengedrongen. Maar zij hebben dit gedaan nadat de verdachte en de medeverdachte zelf het initiatief hadden genomen om Naam 2 met een nogal evidente poging tot oplichting te benaderen: ‘hoii mam…’, terwijl Naam 2 geen kinderen heeft, terwijl de app pas is doorgestuurd ná de vraag van de verdachte en de medeverdachte om drie facturen te betalen. Niet is gebleken dat Naam 1 en zijn medewerkers verder zijn gegaan dan nodig om de bedriegers aan de kaak te stellen. Of daarmee de wederrechtelijkheid aan hun handelen ontbreekt, kan in het midden blijven. Het gaat erom dat aldus naar het oordeel van de rechtbank geen algemene beginselen van een behoorlijke rechtsorde zijn geschonden en geen processuele rechten van de verdediging zijn veronachtzaamd.
Wat betreft het door de verdediging aangevoerde onafhankelijke onderzoek begrijpt de rechtbank de verdediging zo, dat de burgeropsporing door een onafhankelijke opsporingsinstantie zou moeten worden gecontroleerd alvorens het bewijsmateriaal toelaatbaar is. Maar dit is een eis die het recht zo algemeen geformuleerd niet kent.
Ten slotte is de verklaring van Naam 1 afgelegd ten overstaan van een opsporingsambtenaar. Het bewijsmiddel is het desbetreffende proces-verbaal. De rechtbank kan kennisnemen van dat bewijsmiddel en dit bij de bewijsbeslissing gebruiken. De waardering van de inhoud is aan de rechtbank voorbehouden.
De rechtbank verwerpt het verweer in al zijn onderdelen.
Bewezenverklaring
Feit 2: oplichting
Feit 3: poging tot oplichting terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Strafoplegging
Veroordeling tot een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden voor poging tot oplichting in vereniging gepleegd en oplichting.
Lees hier de volledige uitspraak.