Vrijspraak art. 10.2 Wet milieubeheer
/Aan verdachte - de gemeente Middelburg - is ten laste gelegd dat zij op een of meer tijdstippen te Middelburg tezamen en in vereniging met het Waterschap Zeeuwse Eilanden of (een) ander(en), althans alleen, op een perceel (een voormalige stortplaats), al dan niet opzettelijk, zich van afvalstoffen, baggerslib vermengd en/of verontreinigd met plastic en/of ijzer en/of hout en/of fietsbanden en/of autobanden en/of tractorbanden en/of glas en/of steen en/of asbest, heeft ontdaan door deze - al dan niet in verpakking - buiten een inrichting te storten, anderszins op of in de bodem te brengen of te verbranden.
Het hof acht niet bewezen dat de gemeente Middelburg zich van baggerslib heeft ontdaan, door deze buiten een inrichting te storten, noch dat zij dat in nauwe en bewuste samenwerking met het Waterschap de Zeeuwse Eilanden heeft gedaan.
De verdachte is weliswaar als formeel vergunninghouder van het depot “Mortiere” betrokken geweest bij de baggerwerkzaamheden in de watergangen en de stort van deze bagger in het depot, maar met betrekking tot de ten laste gelegde stortingen van baggerslib vanuit dat depot op de voormalige stortplaats is tijdens het onderzoek ter terechtzitting niet door wettige bewijsmiddelen komen vast te staan dat zij een strafrechtelijk relevante rol heeft gespeeld.