Vrijspraak in hoger beroep voor omkoping ambtenaar vanwege ontbreken oogmerk

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 11 april 2025, ECLI:NL:GHARL:2025:2217

De strafzaak richt zich op een 57-jarige natuurlijke persoon, geboren in 1967, woonachtig te plaats. De verdachte wordt verweten dat hij in de zomer van 2020 een politieambtenaar giften heeft gedaan met als doel hem te bewegen tot het plegen van ambtsplichtige schendingen. De betrokken ambtenaar is brigadier binnen de eenheid en werkzaam als senior medewerker in de algemene politiezorg (GGP).

Volgens het Openbaar Ministerie zou verdachte in genoemde periode – het betreft de maanden juli en augustus 2020 – meerdere geldbedragen hebben verstrekt aan deze ambtenaar, in totaal oplopend tot ongeveer 9100 euro. Daarnaast zou hij de ambtenaar een nieuw koffieapparaat, drankjes en een etentje hebben aangeboden. De giften zouden tot doel hebben gehad om de politieambtenaar te bewegen om vertrouwelijke informatie uit politiesystemen op te vragen over bepaalde personen, onder wie naam 1 en naam 2, alsmede aan hen gelieerde kentekens, adressen en andere persoonsgegevens.

Verdachte is ondernemer en stelt zich bedreigd te hebben gevoeld door onbekende derden. In dat kader zou hij – zo verklaart hij – via een tussenpersoon genaamd naam 3 op zoek zijn gegaan naar iemand die een observatie kon uitvoeren en mogelijk een tracker kon plaatsen om zo informatie te verkrijgen over de herkomst van die bedreigingen. Hij erkent dat hij contact heeft gehad met de betreffende politieambtenaar, maar stelt dat hij ervan uitging dat deze als privépersoon zou opereren en dat er geen sprake zou zijn van enige inmenging vanuit diens ambtelijke functie.

De zaak kwam aan het licht nadat intern bij de politie werd opgemerkt dat de betrokken brigadier op eigen initiatief politiesystemen had bevraagd, zonder dat daar een dienstmatige aanleiding voor bestond. Dit leidde tot een intern onderzoek en vervolgens tot strafrechtelijk onderzoek waarin verdachte als medepleger van omkoping werd aangemerkt.

De tenlastelegging

Verdachte wordt verweten dat hij in de periode van 1 juli tot 1 september 2020, al dan niet samen met een ander, een politieambtenaar giften heeft gedaan of aangeboden, bestaande uit geld, een etentje, drankjes en een koffieapparaat. Deze handelingen zouden zijn verricht met het oogmerk om de ambtenaar in zijn bediening iets te laten doen in strijd met zijn ambtsplicht, te weten het bevragen van vertrouwelijke informatie in politiesystemen en het verstrekken daarvan aan onbevoegde derden.

Het standpunt van het Openbaar Ministerie

Volgens het Openbaar Ministerie is uit het onderzoek voldoende gebleken dat verdachte doelbewust giften heeft gedaan om de politieambtenaar aan te zetten tot het onrechtmatig bevragen van politiesystemen. De ambtenaar heeft immers daadwerkelijk meerdere keren vertrouwelijke informatie opgevraagd die verband hield met de door verdachte aangedragen personen. De gedragingen van verdachte zouden passen binnen een patroon van bewuste sturing op het verkrijgen van deze informatie tegen betaling.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging, gevoerd door mr. W.S. de Zanger, stelt dat verdachte nooit het oogmerk heeft gehad om de ambtenaar te bewegen zijn ambtsplichten te schenden. Volgens verdachte was hij in de veronderstelling dat hij te maken had met een particulier die hij inschakelde voor een observatieklus. Verdachte geeft aan dat hij enkel informatie wilde vergaren over mogelijke bedreigers, om hiermee naar de politie te stappen. De betalingen zouden betrekking hebben op deze observatie- en volgacties, en er was geen enkel besef dat de ambtenaar daarbij gebruik zou maken van zijn toegang tot politiesystemen. Bovendien heeft verdachte pas in hoger beroep verklaard over het precieze doel van de observaties.

Het oordeel van het hof

Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden stelt allereerst vast dat de betrokken politieambtenaar daadwerkelijk meerdere keren vertrouwelijke gegevens heeft opgevraagd in politiesystemen naar aanleiding van verzoeken die terug te voeren zijn op informatie van verdachte. Deze handelingen zijn als zodanig ambtsplichtig ontoelaatbaar.

Het hof benadrukt echter dat voor een bewezenverklaring van omkoping vereist is dat het oogmerk van de verdachte specifiek gericht is op het bewegen van de ambtenaar om in strijd met diens ambtsplicht te handelen. Dit oogmerk moet uit het bewijsmateriaal ondubbelzinnig blijken. Weliswaar heeft verdachte contact gezocht met de politieambtenaar en hem geld en andere giften aangeboden, maar uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt niet dat verdachte de bedoeling had om de ambtenaar zijn ambtsplichten te laten schenden.

Het hof acht aannemelijk dat verdachte via via iemand zocht die hem kon helpen in het kader van bedreigingen aan het adres van zijn familie, en dat hij daarvoor gegevens heeft verstrekt met het oog op observatie. Hoewel verdachte zich onvoldoende rekenschap heeft gegeven van het feit dat hij met een politieambtenaar van doen had, en dit als onzorgvuldig kan worden gekwalificeerd, blijkt nergens uit dat verdachte het voornemen had om ambtshandelingen in strijd met de plicht te laten verrichten.

Nu verdachte bovendien pas in hoger beroep inhoudelijk verklaart over zijn beweegredenen en deze verklaring steun vindt in de overige stukken, concludeert het hof dat niet wettig en overtuigend kan worden vastgesteld dat verdachte het oogmerk had om de ambtenaar tot een ambtsplichtige schending te bewegen.

Er volgt vrijspraak.

De rechtbank Overijssel had de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^