Vrijspraak voor schending van administratieplicht en medeplegen van oplichting, nu betrokkenheid van verdachte onvoldoende kan worden vastgesteld

Rechtbank Den Haag 10 juni 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:5191

De verdachte wordt verweten dat hij zich, samen met een ander, als (feitelijk) bestuurder van het failliet verklaarde bedrijf schuldig heeft gemaakt aan schending van de administratieplicht in de periode van 25 september 2012 tot en met 17 maart 2014 (feit 1).

Voorts wordt de verdachte verweten dat hij zich in de periode van 25 september 2012 tot en met 21 mei 2013 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting van de bedrijven benadeelde 1 en benadeelde 2, door die bedrijven ertoe te bewegen grote hoeveelheden kippenvlees te leveren en zich daarbij voor te doen als de Directeur van bedrijf en het vertrouwen te wekken een bonafide koper te zijn, hetgeen subsidiair ten laste is gelegd als flessentrekkerij (feit 2).

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft - overeenkomstig zijn op schrift gestelde requisitoir -gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 ten laste gelegde schending van de administratieplicht en de onder 2 primair ten laste gelegde oplichting. Op de specifieke standpunten van de officier van justitie zal hierna, voor zover relevant, nader worden ingegaan.

De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De verdediging heeft hiertoe onder meer aangevoerd dat de belastende verklaringen van Directeur/eigenaar aantoonbaar tegenstrijdig zijn, dat uit verdere getuigenverklaringen in het dossier niet blijkt van enige betrokkenheid van de verdachte bij bedrijf en dat de rol van de verdachte in het opgenomen gesprek slechts adviserend van aard is.

De beoordeling van de tenlastelegging

De feiten

Op 17 maart 2014 heeft Curator in het faillissement van bedrijf, aangifte gedaan van faillissementsfraude. Curator heeft verklaard dat het bestuur van bedrijf werd gevoerd door bedrijf, waarvan Directeur/eigenaar sinds 25 september 2012 bestuurder en enig aandeelhouder was. Vanaf het moment dat Directeur/eigenaar formeel bestuurder werd, is bedrijf zich gaan bezig houden met faillissementsfraude door middel van in- en verkoop van kippenvlees. Er werden door bedrijf grote hoeveelheden kip op krediet besteld, zonder dat de betreffende facturen daadwerkelijk betaald werden. Curator heeft voorts verklaard dat bedrijf vanaf september 2012 in elk geval twee leveranciers voor een bedrag van € 500.000,-- onbetaald heeft gelaten. Uit deze handelswijze vloeit onmiskenbaar voort dat bedrijf doelbewust is aangewend voor frauduleuze praktijken, aldus Curator. Directeur/eigenaar heeft niet voldaan aan de administratieplicht, nu elke vorm van administratie ontbreekt en hij hier - als statutair bestuurder ten tijde van faillietverklaring - zorg voor had moeten dragen.

Op 3 maart 2015 heeft Directeur van benadeelde 2, aangifte gedaan van oplichting. Directeur heeft verklaard in oktober 2012 te zijn benaderd door een persoon die zich Directeur/eigenaar noemde en die verklaarde eigenaar te zijn van bedrijf. Dit bedrijf verkocht onder meer kipproducten en wenste een bestelling te plaatsen, hetgeen ook is gebeurd. In oktober en november zijn vervolgens nog een aantal bestellingen geplaatst, waarvan de facturen steeds werden voldaan. Eind november stopte bedrijf echter met betalen. Directeur heeft verklaard dat de schuld van bedrijf in februari 2013 was opgelopen tot € 300.321,04.

Ook persoon heeft op 3 maart 2015 namens benadeelde 1 aangifte gedaan van oplichting. persoon heeft verklaard dat een medeDirecteur van benadeelde 1 eind oktober 2012 werd gebeld door een persoon die zich Directeur/eigenaar noemde en die verklaarde eigenaar te zijn van bedrijf. bedrijf verkocht onder andere kipproducten en wilde een bestelling plaatsen, hetgeen ook is gebeurd. Deze bestelling werd binnen een week na levering betaald. Teneinde persoonlijk kennis te maken met de directie van bedrijf heeft er een ontmoeting met Directeur/eigenaar plaatsgevonden op het kantoor van benadeelde 1, waarbij het direct opviel dat deze man een bril en een pruik droeg, aldus persoon. persoon heeft verklaard dat er na deze ontmoeting meer bestellingen volgden, welke volgens de gemaakte afspraken werden betaald en steeds werden opgehaald door dezelfde Chauffeur. De bestellingen van bedrijf werden eind december 2012 ineens groter. persoon heeft voorts verklaard dat het benadeelde 1 bevreemdde toen er op internet een foto van een heel ander persoon werd gevonden dan de persoon die zich had voorgesteld als zijnde Directeur/eigenaar en Directeur/eigenaar vervolgens weigerde een kopie van zijn legitimatiebewijs te verstrekken. Uiteindelijk heeft er op 22 januari 2013 een ontmoeting plaatsgevonden in een wegrestaurant nabij Schiphol, waarbij de directie van benadeelde 1, een aandeelhouder en Directeur/eigenaar aanwezig waren. Tijdens die ontmoeting is er een foto gemaakt van Directeur/eigenaar en is er - vanwege de angst om opgelicht te worden - op 24 januari 2013 een GPS-tracker onder de bestelauto van bedrijf geplaatst. De adressen die door de bestelauto werden aangedaan, bleken gekoppeld te kunnen worden aan een ander bedrijf Dit betrof een onderneming die inmiddels uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel was uitgeschreven, maar gedreven was door onder meer medeverdachte en verdachte. Uiteindelijk heeft benadeelde 1 contact opgenomen met klanten en relaties van ander bedrijf en hen de foto getoond die op 22 januari 2013 gemaakt was. Door verschillende relaties werd bevestigd dat de man op de foto de medeverdachte was. Wals heeft verklaard op dat moment zeker te weten dat de man die zich had voorgedaan als Directeur/eigenaar in werkelijkheid de medeverdachte betrof. persoon heeft voorts verklaard dat na de ontmoeting op 22 januari 2013 er geen enkele betaling meer is ontvangen van bedrijf en het schadebedrag € 254.891,98 betreft.

persoon heeft op 14 februari 2019 ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard dat de medeverdachte met benadeelde 1 zaken wilde doen en dat er daarom een ontmoeting in persoon heeft plaatsgevonden. De medeverdachte verscheen bij die ontmoeting alleen. Later heeft er nog een ontmoeting met de medeverdachte plaatsgevonden bij het hotel bij Schiphol. persoon heeft voorts verklaard dat hij maar te maken heeft gehad met één man en dat hij de verdachte niet kent.

Ook investeerder in benadeelde 1, heeft op 14 februari 2019 bij de rechter-commissaris verklaard dat hij maar met één persoon te maken heeft gehad. Deze persoon zou naam heten. investeerder heeft verklaard dat hij de verdachte niet kent en nooit met hem te maken heeft gehad.

De medeverdachte heeft op 9 maart 2015 bij de politie verklaard dat hij een keer bij een wegrestaurant heeft gesproken met de eigenaar van benadeelde 1. De medeverdachte heeft voorts verklaard dat hij tijdens dat gesprek een foto heeft laten maken van zichzelf.

De rol van verdachte

Directeur/eigenaar heeft op 18 februari 2014 als aangever en op 9 februari 2015 als verdachte het volgende - voor zover van belang - verklaard. Directeur/eigenaar is in september 2012 met de verdachte en de medeverdachte een bedrijf in pluimvee is gestart, genaamd bedrijf. Hij kende de verdachte en de medeverdachte al jaren en had er dan ook volledig vertrouwen in. Directeur/eigenaar heeft voorts verklaard dat hij op 25 september 2012 met de verdachte naar de notaris te Enschede is gegaan om voornoemd bedrijf op zijn naam te laten zetten. Kort daarvoor had er een mondelinge afspraak plaatsgevonden met de verdachte en de medeverdachte, waarbij werd afgesproken dat zij Directeur/eigenaar per direct, gedurende acht weken, een geldbedrag zouden geven.

Directeur/eigenaar is op 13 februari 2018 nogmaals gehoord ten overstaan van de rechter-commissaris en heeft zijn eerdere verklaringen herhaald.

Bij zijn verhoor van 9 februari 2015 heeft Directeur/eigenaar een uitgewerkte opname aan de politie verstrekt van een gesprek van 3 juni 2013 tussen de medeverdachte, verdachte en hemzelf. Hieruit komt naar voren dat de verdachte aan Directeur/eigenaar instructies geeft wat hij moet zeggen tegen de Curator, dat de verdachte wetenschap heeft van het feit dat Directeur/eigenaar zich op verzoek van de medeverdachte heeft in laten schrijven op een adres in Den Haag terwijl Directeur/eigenaar feitelijk in Nijkerk bleef wonen en dat er nog papieren van de overname van het bedrijf door Directeur/eigenaar aanwezig zouden zijn. De uitwerking wordt voorafgegaan door een korte uitleg van zijn hand. Daarin schrijft Directeur/eigenaar dat hij in de ochtend werd gebeld door de wijkagent, in paniek was en dat hij daarom gelijk contact heeft gezocht en heeft afgesproken. Directeur/eigenaar heeft voorts verklaard dat er bij deze afspraak nog iemand anders aanwezig was. Deze persoon had hij wel eens eerder gezien, maar had hij weinig mee te maken gehad, omdat hij in principe altijd maar met één persoon te maken had.

De raadsman heeft ter terechtzitting nog een andere verklaring van Directeur/eigenaar overgelegd. In deze op schrift gestelde verklaring, die al eerder gevoegd was in de civiele procedure en dateert van 5 juni 2013, heeft Directeur/eigenaar verklaard dat hij bedrijf op verzoek van de medeverdachte op zijn naam heeft gezet. Hij heeft vier of vijf keer bedragen gepind en dit geld afgegeven aan de medeverdachte. Ook heeft hij zich op verzoek van de medeverdachte laten inschrijven in Den Haag.

Chauffeur is bij de politie gehoord op 16 april 2015. Chauffeur heeft verklaard dat hij in het najaar van 2012 op verzoek van de medeverdachte meermalen bestellingen heeft opgehaald bij benadeelde 1 en deze vervolgens heeft afgeleverd. Chauffeur heeft voorts verklaard verdachte te kennen, maar niet in verband met de onderhavige zaak.

Chauffeur is vervolgens op 13 februari 2019 ten overstaan van de rechter-commissaris gehoord. Chauffeur heeft toen verklaard dat hij in opdracht van de medeverdachte kip heeft opgehaald en afgeleverd. Hij kreeg hiervoor telefonisch de opdracht, meestal van medeverdachte, maar af en toe ook van verdachte. Het geld wat hij na aflevering van de bestellingen ontving gaf hij af aan de medeverdachte. Het gebeurde ook dat hij het geld aan de verdachte gaf. Chauffeur heeft verklaard dat hij per sms berichten ontving over het door klanten te betalen bedrag. Deze berichten ontving hij zowel van de medeverdachte als van de verdachte, het lag er aan wie er bereikbaar was.

De verdachte zelf heeft op 25 maart 2015 bij de politie verklaard dat hij geen enkele bemoeienis heeft gehad met bedrijf en dat hij nooit enige administratie van dit bedrijf heeft gezien of voorhanden heeft gehad. De verdachte heeft verklaard dat hij zich het opgenomen gesprek kan herinneren en dat hij die dag, op 3 juni 2013, werd gebeld door de medeverdachte met het verzoek een brief van de Curator uit te leggen. Directeur/eigenaar is toen even later binnengekomen. De verdachte heeft verklaard dat hij tot die dag van niks wist.

Ter terechtzitting heeft de verdachte herhaald dat hij geen enkele bemoeienis heeft gehad met bedrijf. Met betrekking tot de opname heeft hij verklaard dat hij op verzoek van de medeverdachte naar de medeverdachte is toe gegaan, dat hij de brief van de Curator daar aantrof en dat hij die brief heeft doorgenomen. Directeur/eigenaar is vervolgens ook naar de medeverdachte gekomen. De verdachte heeft toen op verzoek van de medeverdachte de brief van de Curator uitgelegd. In het opgenomen gesprek heeft hij de medeverdachte en Directeur/eigenaar dan ook enkel voorzien van advies over hetgeen Directeur/eigenaar mogelijk zou kunnen verklaren, aldus de verdachte.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank stelt allereerst vast dat uit de verschillende verklaringen in het dossier volgt dat er in het kader van de zaken met bedrijf steeds contact is geweest met één persoon. Gelet op bovengenoemde feiten en omstandigheden kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat met deze persoon de medeverdachte wordt bedoeld. De rechtbank stelt voorts vast dat alleen Directeur/eigenaar en Chauffeur belastende verklaringen over de verdachte hebben afgelegd.

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van Directeur/eigenaar aantoonbaar tegenstrijdig zijn en dat ook Chauffeur inconsistent heeft verklaard. De rechtbank onderschrijft dit standpunt en overweegt daartoe als volgt. Directeur/eigenaar heeft op verschillende momenten verklaringen afgelegd. In de twee door Directeur/eigenaar zelf op schrift gestelde verklaringen - afgelegd kort nadat hij een brief van de Curator heeft ontvangen - wordt door Directeur/eigenaar niet gesproken over enige betrokkenheid van de verdachte. Directeur/eigenaar verklaart dat hij de onderneming op verzoek van de medeverdachte op zijn naam heeft gezet, op verzoek van de medeverdachte geldbedragen heeft opgenomen en zich op verzoek van de medeverdachte in Den Haag heeft laten inschrijven. De naam van de verdachte wordt door Directeur/eigenaar niet genoemd. Voorts volgt uit de uitleg die voorafgaat aan de uitwerking van het geluidsfragment, dat er bij de ontmoeting die op 3 juni 2013 heeft plaatsgevonden een derde persoon aanwezig was. Gelet op bovengenoemde feiten en omstandigheden gaat de rechtbank ervan uit dat met deze derde persoon de verdachte wordt bedoeld. In diezelfde verklaring verklaart Directeur/eigenaar dat hij deze persoon wel eens eerder had gezien, maar dat hij weinig met hem te maken had. Hij had altijd maar met één persoon te maken.

Bijna een jaar later belast Directeur/eigenaar in zijn verklaringen bij de politie en nog eens drie jaar later bij de rechter-commissaris de verdachte door te stellen dat ook de verdachte een rol heeft gehad bij het handelen van bedrijf.

Chauffeur heeft in zijn eerste verklaring op de concrete en feitelijke vraag - namelijk of hij verdachte kent - verklaard dat hij die wel kent, maar niet in verband met de onderhavige zaak. Bijna vier jaar later noemt hij de verdachte in zijn verklaring en stelt hij dat hij in het kader van het transport van de bestellingen ook regelmatig contact had met de verdachte.

De rechtbank constateert dat zowel Directeur/eigenaar als Chauffeur hun verklaringen in een later stadium van het onderzoek op essentiële punten hebben gewijzigd. Nu zij hiervoor geen aannemelijke verklaring hebben gegeven hecht de rechtbank meer waarde aan de verklaringen die zij in eerste instantie - kort na het faillissement van bedrijf - hebben afgelegd. De rechtbank trekt de latere verklaringen ten aanzien van de rol en betrokkenheid van de verdachte bij voornoemde onderneming in twijfel en hieraan kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook onvoldoende bewijskracht ontleend worden.

Alhoewel uit het opgenomen gesprek van 3 juni 2013 tussen Directeur/eigenaar, de medeverdachte en de verdachte naar voren komt dat de verdachte kennis heeft van de gang van zaken ten aanzien van de overname en handelswijze van bedrijf en de rol van Directeur/eigenaar daarin, is de rechtbank, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat daaruit niet blijkt van directe betrokkenheid of een prominente rol van de verdachte bij bedrijf. De gegevens die naar aanleiding van het uitlezen van de GPS-tracker verkregen zijn maken dit oordeel niet anders.

Gelet op het voorgaande - in onderlinge samenhang bezien - is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte voldoende betrokkenheid heeft gehad bij het handelen van bedrijf om tot een bewezenverklaring te komen van de ten laste gelegde feiten en zal hem daarvan vrijspreken.

Voor zover de officier van justitie heeft gesteld dat afwijking van het civiele vonnis van de rechtbank Den Haag d.d. 3 februari 2016 ingevolge artikel 360, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering een bijzondere motiveringsplicht zou scheppen, overweegt de rechtbank dat deze bijzondere motiveringsplicht ziet op gevallen waarin sprake is van de schorsing van de vervolging wegens een civielrechtelijk geschilpunt. Nu van een dergelijke situatie in de onderhavige zaak geen sprake is, is de rechtbank van oordeel dat op haar geen bijzondere motiveringsplicht rust.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^