Vrijspraak voor vervoer bedrijfsafvalstoffen zonder vermelding op lijst van inzamelaars
/Gerechtshof Amsterdam 6 maart 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:1487
Uit het dossier volgt niet dat het witgoed, dat bij de verdachte is aangetroffen, kan worden aangemerkt als bedrijfsafvalstoffen. Uit het onderzoek dat door de betreffende verbalisanten is verricht blijkt niet dat het witgoed niet meer zou werken. Er is slechts vastgesteld dat de apparaten tekenen van oudheid en slijtage hadden en dat de ombouw van enkele apparaten deuken en roestvorming vertoonden.
Bovendien is geen onderzoek verricht naar de intentie van het bedrijf dat het witgoed aan de verdachte heeft geleverd. Hierdoor staat ook niet vast dat de (vorige) houder van het witgoed zich hiervan heeft willen ontdoen. De omstandigheid dat van de verdachte nog een zekere vergoeding is bedongen (en de verdachte die blijkbaar bereid was te betalen) is veeleer een aanwijzing dat het geen afvalstoffen (waarvan men zich wenst te ontdoen, al dan niet tegen betaling) betreft maar gebruikte goederen met een zekere (zij het, beperkte) handelswaarde.
Op grond van het voorgaande is naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Lees hier de volledige uitspraak.