Waardevermeerdering van panden als vervolgprofijt?

Hoge Raad 10 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1154

Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft bij uitspraak van 7 maart 2016 het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vastgesteld op € 904.611,00 en aan de betrokkene ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 814.150,00.

Middel

De middelen klagen onder meer dat het Hof op onjuiste, althans onbegrijpelijke gronden een bedrag van € 304.253,37 als vervolgprofijt heeft aangemerkt.

Beoordeling Hoge Raad

Bij de bepaling van het wederrechtelijk verkregen voordeel dient, mede gelet op het reparatoire karakter van de maatregel als bedoeld in art. 36e Sr, uitgegaan te worden van het voordeel dat de betrokkene in de concrete omstandigheden van het geval daadwerkelijk heeft behaald (vgl. HR 24 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3364, NJ 2016/10). Dat voordeel kan bestaan uit voordeel dat door middel van - en dus rechtstreeks uit - het strafbare feit of de strafbare feiten is verkregen (het zogenoemde primaire voordeel), alsook uit vervolgprofijt, dat wil zeggen voordeel dat uit de baten van het strafbare feit of de strafbare feiten is verkregen.

De klachten berusten op de opvatting dat ontneming van vervolgprofijt slechts mogelijk is indien de omvang van het primaire voordeel blijkt. Die klachten falen omdat zij uitgaan van een eis die geen steun vindt in het recht.

Het Hof heeft onder meer vastgesteld dat de betrokkene de panden aan de [a-straat 1] en de [b-straat 1] in 1998 van de opbrengsten van strafbare feiten heeft gekocht en dat die panden in de periode van 1998 tot en met 2013 in waarde zijn gestegen. Het heeft geoordeeld dat die waardestijging als vervolgprofijt bij de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden betrokken omdat die waardestijging niet was gerealiseerd zonder die eerdere aanwending van de genoemde opbrengsten zodat het bedrag van die waardestijging van € 304.253,37 in zijn geheel is aan te merken als wederrechtelijk verkregen voordeel. Dat oordeel geeft, gelet op hetgeen hiervoor onder 2.3 is vooropgesteld, niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk.

De middelen falen in zoverre.

 

Lees hier de volledige uitspraak. 

 

 

 

Print Friendly and PDF ^