Wederrechtelijk verkregen voordeel door onder meer ambtelijke omkoping
/Gerechtshof 's-Gravenhage 17 december 2012, LJN BY6877 Bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank 's-Gravenhage is de veroordeelde, ter zake van het in zijn strafzaak onder 1 primair, 2 primair en 3 bewezen verklaarde, gekwalificeerd als als ambtenaar een gift aannemen, wetende dat deze hem gedaan wordt ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door hem, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening is gedaan, meermalen gepleegd en medeplegen van valsheid in geschrift, veroordeeld tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden met een proeftijd van twee jaren.
Het OM heeft in eerste aanleg de ontneming gevorderd van een bedrag van € 101.107,21.
De rechtbank 's-Gravenhage heeft deze vordering toegewezen en het te ontnemen bedrag gesteld op € 101.107,21.
Namens de veroordeelde is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het hof stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van € 101.106,91.
Het hof ziet echter – anders dan de advocaat-generaal - in het feit dat sprake is van navorderingsaanslagen die tegen een hoger tarief zijn belast dan zij op het moment van terugbetaling van het wederrechtelijk voordeel, wanneer de veroordeelde een lager inkomen zal hebben, kunnen worden teruggevorderd, aanleiding het door de veroordeelde aan de Staat te betalen bedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel te matigen.
Ook de overschrijding van de redelijke termijn geeft aanleiding tot matiging.
Het hof legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 60.000 ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Lees hier de volledige uitspraak.