Werkstraf voor veehouder wegens verwaarlozen runderen

Rechtbank Overijssel 17 mei 2019, ECLI:NL:RBOVE:2019:1655

De rechtbank Overijssel veroordeelt een 65-jarige veehouder uit Wanneperveen tot een taakstraf van 180 uur, waarvan 90 uur voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar voor het verwaarlozen van zijn runderen. Daarnaast mag hij tijdens zijn proeftijd bedrijfsmatig geen dieren houden en hobbymatig niet meer dan 5 dieren houden. De rechtbank legt de man tevens een voorwaardelijke geldboete op van 350 euro, met een proeftijd van 2 jaar.

Verdenking

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

  • Feit 1: op 13 en 25 februari 2019 zijn runderen de nodige verzorging heeft onthouden door er onder meer niet voor te zorgen dat de runderen een toereikende behuizing hadden onder voldoende hygiënische omstandigheden;

  • Feit 2: op 13 februari 2019 niet heeft gezorgd voor voldoende drinkwater van passende kwaliteit voor zijn runderen;

  • Feit 3: op 13 februari 2019 zijn runderen heeft gehouden in een stal waar scherpe en puntige delen aanwezig zijn;

  • Feit 4: op 13 en 25 februari 2019 zijn runderen buiten heeft gehouden, terwijl er scherpe en losliggende delen buiten lagen waar die dieren bij konden;

  • Feit 5: niet binnen 48 uur heeft gemeld dat er een kadaver van een kalf op zijn erf was.

Geldigheid van de dagvaarding

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding voor wat betreft de feiten 1 tot en met 4 nietig dient te worden verklaard, omdat de tenlastelegging onvoldoende concreet en duidelijk is. Telkens wordt gesproken over verschillende aantallen runderen, maar nergens worden de dieren nader gespecificeerd door middel van oornummers. Hierdoor wordt uit de tekst van de tenlastelegging onvoldoende duidelijk op welke runderen precies wordt gedoeld.

De raadsman heeft eveneens gesteld dat de dagvaarding voor wat betreft feit 5 nietig dient te worden verklaard, nu in dat feit geen pleegdatum staat genoemd.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verweer dient te worden verworpen, omdat de raadsman met zijn uitgebreide pleidooi duidelijk heeft gemaakt dat hij wel degelijk weet waartegen hij zich dient te verdedigen. Daarbij heeft de officier van justitie gesteld dat de feiten ook niet gaan om specifieke runderen, maar over omstandigheden op een boerderij. Ten aanzien van feit 5 heeft de officier van justitie gesteld dat de datum ‘13 februari 2019’ duidelijk staat vermeld in de tenlastelegging.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank is van oordeel dat de dagvaarding ziet op omstandigheden die de gehele bedrijfsvoering en alle runderen betreffen en dat ook op zitting duidelijk was waar de verdenkingen op zagen. De tenlastelegging voldoet naar het oordeel van de rechtbank dan ook aan de eisen gesteld door artikel 261, eerste lid, Sv, nu het voor alle procespartijen duidelijk is wat de inzet van het geding is. Ten aanzien van feit 5 is de rechtbank van oordeel dat voldoende concreet is op welke tijd en datum het gemaakte verwijt betrekking heeft. In de tekst van de tenlastelegging staat duidelijk “immers was op 13 februari…”. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsman omtrent de nietigheid van de dagvaarding en stelt vast dat deze geldig is.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten op basis van het proces-verbaal van de NVWA en de veterinaire verklaring wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft voor de feiten 1 tot en met 4 vrijspraak van de misdrijf-variant bepleit, omdat het niet ging om een opzettelijke – en dus bedoelde – gedraging van verdachte. Daarnaast heeft de raadsman ten aanzien van feit 1 gesteld dat de foto’s niet een overtuigend beeld van onhygiënische omstandigheden laten zien. De feitelijke uitwerking ten aanzien van het voer, zoals ten laste gelegd onder 1, kan niet tot een veroordeling leiden nu het gemaakte verwijt ziet op de soort en hoeveelheid voer. De raadsman heeft tevens gesteld dat de dieren volgens de veearts in prima conditie waren, wat een contra-indicatie is voor de verwijten gemaakt onder 1 en 2, zodat verdachte van die feiten dient te worden vrijgesproken. Met betrekking tot feit 3 heeft de raadsman aangevoerd dat doordat er sprake was van een ongelijke vloer en tussenhekken die schuin waren, nog niet bewezen kan worden dat er sprake was van scherpe randen/uitsteeksels, zodat verdachte eveneens van dit feit dient te worden vrijgesproken. Tot slot heeft de raadsman zich voor wat betreft de feiten 4 en 5 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Het oordeel van de rechtbank

Redengevende feiten en omstandigheden

De rechtbank stelt op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen de navolgende feiten en omstandigheden vast.

Op 13 februari 2019 heeft bij het agrarische bedrijf van verdachte, gevestigd aan adres in Wanneperveen, een inspectie plaatsgevonden, uitgevoerd door verbalisant 1, ambtenaar bij de NVWA, tevens buitengewoon opsporingsambtenaar, en toezichthoudend dierenarts naam. Tijdens de controle werd het volgende aangetroffen.

Het bedrijf van verdachte beschikt over meerdere gebouwen, te weten een zogenaamde ‘oud Hollandse stal’, een ligboxenstal en een kapschuur. Op het moment van de controle werden in de kapschuur geen runderen gehouden.

In de oud Hollandse stal en de ligboxenstal waren onvoldoende schone, droge en hygiënische ligplaatsen en huisvesting. Alle hokken waren sterk bevuild met nat en opgedroogd mest en ook de vacht aan de flanken, poten, buiken en staarten van de runderen waren bevuild met zowel natte als ingedroogde mest.

In de oud Hollandse stal was er bij het indrukken van de klepels geen watertoevoer, waardoor de runderen niet de beschikking hadden over een toereikende hoeveelheid schoon en vers drinkwater. Een waterbak stond volledig droog. In de ligboxenstal was nog wel een kleine hoeveelheid water in de bakken aanwezig, maar de watertoevoer was afgesloten en het aanwezige drinkwater was onvoldoende voor de aanwezige dieren.

De roostervloeren in de oud Hollandse stal waren zeer ongelijk – soms was er sprake van een verschil van meerdere centimeters – waardoor er scherpe ongelijke delen aanwezig waren, waaraan de runderen zich konden bezeren of verwonden. Ook stonden meerdere tussenhekken schuin, waardoor de runderen met hun poten tussen de hekken zouden kunnen komen en zich zouden kunnen bezeren of verwonden.

Op de grupstal, waar één rund werd gehouden, zat een groot gat in de roostervloer dat zodanig groot was dat het rund er met een poot in zou kunnen wegzakken. Op het erf en de percelen grasland rondom de kuilvoerbulten lagen en stonden vele losliggende materialen zoals werktuigen, hekken, stenen en losse draden. De runderen die buiten rondliepen konden zich bezeren of verwonden aan deze losliggende en uitstekende delen.

De voerplaatsen in de oud Hollandse stal, de ligboxenstal en bij de voerkuilen waren sterk bevuild met oude (beschimmelde) voerresten en mest. In de oud Hollandse stal liepen de runderen los over de voergang.

In de ligboxenstal lag een dood kalf, in staat van ontbinding. De ogen van het kalf lagen diep in de oogkassen en het kalf was al zeker langer dan 48 uur dood.

Naar aanleiding van de bevindingen besloot de NVWA (spoed-) bestuursdwang toe te passen en in dat kader zijn er 52 runderen (van de ongeveer 100) afgevoerd. Bedrijf, een bedrijf in agrarische dienstverlening, is ingeschakeld om de situatie op het bedrijf van verdachte te verbeteren. Zij hebben onder meer de voergangen, waterbakken en ligplaatsen schoongemaakt, afrasteringen hersteld en hekwerken geplaatst, zodat de loslopende runderen geen toegang meer hadden tot de openbare weg. Na de verrichte werkzaamheden was de toestand op het bedrijf acceptabel.

Op 25 februari 2019 heeft de NVWA opnieuw een controle uitgevoerd bij het bedrijf van verdachte. Op die dag was opnieuw sprake van een verwaarloosde toestand. Er was nog altijd onvoldoende drinkwater beschikbaar. Evenmin was sprake van voldoende schone, droge en hygiënische ligplaatsen in de oud Hollandse stal. Runderen waren sterk vervuild door mest en ook op de voerplaatsen was veel verse mest aanwezig. Op en rondom het erf was sprake van veel losliggende en uitstekende delen. De afrastering die door bedrijf was aangebracht om te voorkomen dat de runderen toegang hadden tot de openbare weg, was weggehaald, waardoor de runderen opnieuw toegang hadden tot de openbare weg.

Conclusies

De rechtbank stelt op basis van het hiervoor overwogene vast dat de huisvesting en de verzorging van de runderen volstrekt onvoldoende was en dat door de situatie in de stallen de gezondheid en het welzijn van de dieren ernstig werd benadeeld.

De rechtbank overweegt ten aanzien van de door verdachte ter zitting getoonde foto’s van zijn boerderij, dat zij niet kan vaststellen wanneer en onder welke omstandigheden deze foto’s zijn gemaakt en wat daar mogelijk aan vooraf is gegaan, zodat de rechtbank meer waarde hecht aan de als bijlage bij het proces-verbaal van de NVWA gevoegde foto’s.

Verdachte is bij vonnissen van 14 april 2017 en 3 december 2018 al eens veroordeeld voor soortgelijke feiten en wist dus heel goed dat hij als veehouder verantwoordelijk was voor de leefomstandigheden van zijn runderen en wat het vereiste niveau van welzijn is, zodat de rechtbank hieruit afleid dat verdachte opzettelijk heeft gehandeld. De rechtbank wordt gesterkt in haar oordeel dat verdachte de ten laste gelegde feiten opzettelijk heeft gepleegd doordat op 25 februari 2019 bleek dat verdachte een aantal door bedrijf op 13 februari 2019 gedane aanpassingen ongedaan had gemaakt.

De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan.

Bewezenverklaring

  • Feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4: overtreding van voorschriften gesteld bij artikel 2.2 van de wet Dieren, opzettelijk begaan;

  • Feit 5: overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 3.4 van de Wet dieren.

Strafoplegging

  • Feit 1, 2, 3 en 4: een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor

  • Bijzondere voorwaarden dat verdachte:

  • gedurende de proeftijd bedrijfsmatig geen dieren zal houden;

  • gedurende de proeftijd hobbymatig niet meer dan vijf dieren zal houden;

  • zal meewerken aan controles van de NVWA en zich zal houden aan de regels die door of namens de toezichthouder van de NVWA zullen worden gegeven;

  • draagt de NVWA op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
    daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:

  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;

  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;

  • Feit 5: een voorwaardelijke geldboete van 350 euro met een proeftijd van 2 jaar.

Verdachte heeft zich bij herhaling schuldig gemaakt aan een economisch delict door op 13 en 25 februari 2019 niet de zorg te geven aan zijn runderen die op grond van geldende wet en regelgeving is vereist. Verdachte heeft sinds jaar en dag een veebedrijf. Uit het door de verbalisanten van de NVWA opgemaakte proces-verbaal komt van de onderneming van verdachte een beeld naar voren van een boer die het werk boven zijn hoofd groeit en zijn vee geen passende zorg en verzorging (meer) kan geven. De bij het proces-verbaal gevoegde foto’s laten daarbij zien hoe ernstig de situatie voor de dieren is en bevestigen de beschreven schrijnende situatie. Zo staan dieren in de mest en hebben zij geen droge en schone ligplaats tot hun beschikking. Ook het voer en het drinkwater zijn ver onder de maat.

Als veehouder is verdachte verantwoordelijk voor de zorg van zijn dieren. Hij heeft de absolute zorg voor het leven en de leefomstandigheden van zijn dieren en hij moet ervoor zorgen dat de dieren op een zodanige wijze gehouden worden dat aan het streef(minimum)niveau van het dierenwelzijn wordt voldaan. De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van een structureel probleem. Verdachte heeft weliswaar vele jaren werkervaring, maar hij wordt ouder, werkt alleen en doet het werk volledig op zijn eigen manier. Daar komt ook bij dat verdachte zich niet wil conformeren aan de voorschriften en adviezen die de NVWA hem bij de controles heeft gegeven. De rechtbank begrijpt dat het boerenbedrijf arbeidsintensief is. Verdachte runt het bedrijf alleen, waardoor hij zijn vee niet meer de vereiste verzorging kan geven waar de dieren recht op hebben. Hierdoor heeft hij het welzijn van de dieren benadeeld. In de gevolgen die het gebrek aan verzorging van de dieren heeft, lijkt verdachte geen inzicht te hebben. De rechtbank neemt verdachte dit kwalijk.

De rechtbank neemt verdachte dit te meer kwalijk, omdat hij blijkens een uittreksel van zijn justitiële documentatie tweemaal eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Gebleken is dat de situatie niet wezenlijk verandert en de problematiek voor de dieren blijft bestaan. Verdachte handelt hierin ook kennelijk bewust; een aantal door bedrijf gedane aanpassingen heet hij immers bewust weer ongedaan gemaakt.

De rechtbank overweegt voorts bij de strafoplegging in verlichtende zin rekening te houden met het feit dat verdachte zijn arbeidsleven lang heeft gewerkt op de boerderij en daar is geboren, waardoor hij zich zodanig heeft vereenzelvigd met het bedrijf en moeilijk lijkt in te zien dat hij niet meer in staat is het bedrijf alleen te runnen, hetgeen de rechtbank als invoelbaar ervaart.

De rechtbank neemt in aanmerking dat reeds de stillegging van de onderneming van verdachte is bevolen en dat hij al zijn dieren al kwijt is, hetgeen verdachte als een forse straf ervaart. De rechtbank is dan ook van oordeel dat een gevangenisstraf niet aan de orde is.

Lees hier de volledige uitspraak.


Print Friendly and PDF ^