Wet bekostiging financieel toezicht 2019 aangenomen door Eerste Kamer

De kostenverdeling van het financieel toezicht door De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) wordt definitief niet meer bij wet bepaald, maar in lagere regelgeving. De Eerste Kamer heeft op 16 oktober jl. de wet daartoe als hamerstuk aangenomen.

Met het wetsvoorstel wordt de Wet bekostiging financieel toezicht (Wbft) vervangen. De aanleiding hiervoor is de vijfjaarlijkse evaluatie van de kostenverdeling over de onder toezicht staande (rechts)personen. Deze evaluatie heeft in 2017 plaatsgevonden, met als uitkomst dat de kostenverdeling aanpassing behoeft. Tevens is gebleken dat de huidige wet onvoldoende beantwoordt aan de behoefte van toezichthouders en ondertoezichtstaanden om noodzakelijke wijzigingen tijdig door te voeren.

De Wbft regelt in detail de heffingen voor zowel de eenmalige handelingen als voor het doorlopend toezicht. De toezichthouders (De Nederlandsche Bank NV (DNB) en de Stichting Autoriteit Financiële Markten (AFM)) hebben in de afgelopen jaren nieuwe taken gekregen die wijziging van de Wbft noodzakelijk maakten. Dit heeft tot vele wijzigingen geleid en vanwege de doorlooptijd van een wetswijziging van gemiddeld twee jaar liep de verdeling van de kosten in de Wbft regelmatig achter bij de toezichtpraktijk. Met een andere opzet van de wet sluiten de toezichtpraktijk en wettelijke kostenverdeling beter op elkaar aan. Nu een wetswijziging nodig is vanwege de aanpassing van de procentuele kostenverdeling, wordt door het kabinet de gelegenheid aangegrepen om de vormgeving van de wet aan te passen. Met dit voorstel blijven de uitgangspunten van de doorberekening in de wet geregeld, maar wordt de uitwerking van de heffingen gedelegeerd naar lagere regelgeving. Dit past beter bij de aard van de bepalingen en maakt dat noodzakelijke aanpassingen voortvarender doorgevoerd kunnen worden.

Documenten:

Print Friendly and PDF ^