Winsten uit pokerspellen: voorwerpen afkomstig uit misdrijf of overtreding?

Hoge Raad 21 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:774

Bij arrest is de verdachte wegens gewoontewitwassen veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek als bedoeld in art. 27(a) Sr.

Middel

Het eerste middel bevat de klacht dat het oordeel van het hof dat de geldbedragen die de verdachte heeft gewonnen met illegale pokerspellen afkomstig zijn uit enig misdrijf onjuist, althans onbegrijpelijk is, omdat uit de bewijsvoering van het hof niet kan worden afgeleid dat de overtreding van art. 1, eerste lid, onder a, Wet op de kansspelen opzettelijk is geschied en evenmin dat de pokerspellen bedrijfsmatig werden aangeboden in voor het publiek opengestelde gelegenheden.

Beoordeling Hoge Raad

Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte aanzienlijke winsten heeft behaald met pokerspellen bij gelegenheden als bedoeld in art. 1, eerste lid aanhef en onder a, Wet op de kansspelen en dat die winsten daarna vermengd zijn geraakt met legale inkomsten en vermogensbestanddelen van hem en zijn echtgenote. Het Hof heeft vervolgens geoordeeld dat de in de bewezenverklaring opgenomen voorwerpen daardoor gedeeltelijk middellijk afkomstig zijn uit enig "misdrijf".

Dat oordeel is niet zonder meer begrijpelijk. De door de verdachte behaalde winsten vormen immers de opbrengsten of verdiensten van de "overtreding” bestaande in het gebruikmaken van de gelegenheid om mede te dingen naar prijzen of premies als bedoeld in art. 1, eerste lid aanhef en onder c, Wet op de kansspelen, maar betreffen op zichzelf niet tevens (middellijk) de opbrengsten of verdiensten van het "misdrijf” van het opzettelijk zonder vergunning gelegenheid geven om mede te dingen naar prijzen of premies als bedoeld in art. 1, eerste lid aanhef en onder a, Wet op de kansspelen.

Het middel is terecht voorgesteld.

Conclusie AG: anders

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^