Zorgplicht autoriteiten bij inbeslagname goederen

EHRM 21 december 2021, app. no. 58795/15 (Stolkowski t. Polen)

In 2005 werd de auto van klager in beslag genomen met het oog op het verzekeren van de betaling van een eventuele boete of schadevergoeding die zou voortkomen uit een strafzaak tegen hem. Het ging om een Peugeot uit 1998.

In 2011 werd klager veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar en tot het betalen van een schadevergoeding van 1500 euro aan het slachtoffer. Sinds 2005 heeft de auto dus al die tijd buiten gestaan op de parkeerplaats van de politie. Als gevolg van de inbeslagname is de auto in waarde gedaald. In 2005 werd de auto getaxeerd op 3525 euro en in 2013 op 325 euro. Deze waardedaling had te maken met het langdurig stilstaan op een open parkeerplaats, zonder enige vorm van onderhoud.

Het belangrijkste argument van klager voor het Hof was dat de inbeslagname en de daaruit resulterende waardedaling van de auto hebben geleid tot een schending van het door art. 1 Eerste Protocol bij het EVRM beschermde eigendomsrecht. Daarnaast betoogd klager dat de inbeslagname onrechtvaardig was en een disproportionele last voor hem heeft opgeleverd. Verder werd beargumenteerd dat de waarde van de auto onevenredig hoger was dan de eventuele boete of schadevergoeding die klager kon worden opgelegd.

Toen klager in 2011 werd veroordeeld is geprobeerd de auto via een veiling te verkopen. Er waren echter geen geïnteresseerden. Klager heeft daarop de mogelijkheid gekregen om de auto terug te nemen, maar daar heeft hij geen gebruik van gemaakt. Klager heeft aangevoerd aan dat de autoriteiten de auto hadden moeten veilen vóórdat het zijn waarde had verloren, dus kort na de inbeslagneming.

De autoriteiten van Polen zijn van mening dat zij het juiste evenwicht hebben gevonden tussen de eisen van algemeen belang en de bescherming van de grondrechten van klager. Daarnaast stellen zij dat ze zich bewust waren van de voortschrijdende waardevermindering van de auto en daarom tijdens de strafprocedure serieuze pogingen hadden ondernomen om de auto te verkopen. Deze veilingen zijn echter wegens objectieve redenen mislukt, namelijk een gebrek aan belangstelling aan de zijde van kopers.

Het EHRM oordeelt als volgt. Volgens het EHRM was sprake van een rechtvaardige inbeslagname. De inbeslagname diende een algemeen doel, namelijk het goede verloop van de strafprocedure. Daarnaast is er volgens het EHRM geen sprake van een disproportionele last, omdat klager het grootste deel van de relevante periode in de gevangenis heeft gezeten. Het Hof verwijt klager ook dat hij in 2011 geen gebruik heeft gemaakt om de auto terug te nemen.

Wat betreft de waardevermindering van de auto, gaat het EHRM mee met klager. De veilig van de auto was niet goed georganiseerd en het onderhoud van de auto was slecht. De houder van een zaak, zoals een auto, heeft een algemene zorgverplichting. Dat wil zeggen dat de autoriteiten ervoor hadden moeten zorgen dat de auto zijn waarde niet had verloren. Zij hadden moeten zorgen voor passende condities, bijvoorbeeld door de auto binnen in plaats van buiten te zetten. Dit zou geen disproportionele last hebben opgeleverd en had ervoor gezorgd dat de schade niet groter dan vermijdbaar was geweest.

Het EHRM oordeelt dat het niet aanbieden van compensatie voor de waardedaling van de auto in strijd is met hun algemene zorgplicht voor in beslag genomen goederen op grond van art. 1 EP EVRM en veroordeeld de Poolse autoriteiten tot het betalen van 2.500 euro aan klager.

Lees hier de volledige uitspraak.

 

Print Friendly and PDF ^