Rechtbank Amsterdam 14 maart 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:1437
Verdachte heeft zich als bestuurder van een rechtspersoon schuldig gemaakt aan faillissementsfraude door – voor én tijdens het faillissement van Naam bedrijf – een groot geldbedrag aan de boedel van Naam bedrijf te onttrekken, waarbij verdachte dat geld heeft gebruikt voor privé doeleinden, zoals het kopen van dure merkkleding. Op het moment dat Naam bedrijf in staat van faillissement werd verklaard, was er daardoor minder geld in de boedel aanwezig om onder de schuldeisers te verdelen. Schuldeisers kunnen hierdoor in de problemen komen met het betalen van hun eigen rekeningen en zelf eventueel ook failliet gaan. Ook zijn er schuldeisers geconfronteerd met onvoltooide bouwprojecten waarvoor zij wel hebben betaald. Verder heeft verdachte ook niet voldaan aan zijn inlichtingenplicht ten opzichte van de curator door melding van het ontvangen restantbedrag van een factuur van Naam bedrijf op zijn privé rekening achterwege te laten.
Read More