Rechtbank Gelderland 24 februari 2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:1295
Op 1 april 2007 heeft stichting (hierna: bedrijf) een subsidieaanvraag ingediend voor het project Kinderopvang Natuurlijk Beter bij het Agentschap SZW. De aanvraag is ondertekend door medeverdachte, algemeen directeur. Bij brief van 3 juli 2007 geeft medeverdachte aan dat verdachte (hierna: verdachte) is benoemd tot projectleider van het project Kinderopvang Natuurlijk Beter en dat hij de contacten met het Agentschap SZW zal onderhouden. Bij beschikking van 31 juli 2007 heeft het Agentschap SZW een subsidie met projectnummer 2007/K02/0027 verleend aan bedrijf. De uiteindelijke startdatum van het project was 21 november 2007 en de einddatum 21 mei 2009. Bij brief van 9 oktober 2009 heeft verdachte aan het Agentschap SZW aangegeven dat per 1 januari 2009 alle activiteiten vanuit bedrijf zijn overgeheveld naar de bedrijf bedrijf werd bestuurd door verdachte en medeverdachte. Verdachte was verantwoordelijk voor de financiële zaken en projecten.
Op 16 juni 2008 heeft bedrijf een subsidieaanvraag ingediend voor het project Pedagogisch ondersteuningspunt. Bij beschikking van 15 oktober 2008 heeft het Agentschap SZW een subsidie met projectnummer 2008/K03/0035 verleend aan bedrijf. De startdatum van het project was 1 januari 2009 en de einddatum van het project was 1 juli 2010. bedrijf werd vanaf 1 december 2007 onder meer bestuurd door verdachte.
Aanleiding voor het strafrechtelijk onderzoek was een MMA-melding van 8 juni 2010 inhoudende dat verdachte en een mevrouw medeverdachte fraude plegen met subsidiegelden. Het geld zou zijn verkregen van SZW en bestemd zijn voor verschillende onder andere op kinderen gerichte fondsen en opvangcentra. Medio december 2010 werd verbalisant benaderd door mevrouw naam 4 van SZW die van een journaliste in het Veluwse werkgebied een gelijkluidend bericht had ontvangen. De veredeling van deze informatie heeft uiteindelijk geleid tot een aangifte van het Agentschap SZW op 15 september 2011. Vervolgens is een opsporingsonderzoek opgestart door de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD).
Verdachte wordt ervan verdacht zich in zijn hoedanigheid als directeur van een kinderopvang enkele jaren schuldig te hebben gemaakt aan subsidiefraude.
Standpunt verdediging
Ontvankelijkheid OM
De raadsvrouw heeft betoogd dat het OM niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vervolging en heeft aangevoerd dat het gaat om een te verwaarlozen benadelingsbedrag van ongeveer € 1.600. Een sepot of een transactie had in de ogen van de raadsvrouw recht gedaan aan de zaak.
Daarnaast had het tijdsverloop van de zaak in samenhang met de negatieve aandacht in de media en het feit dat de aangifte bij het Agentschap SZW – in de woorden van de raadsvrouw – ‘er uit is getrokken’ aanleiding moeten zijn om te komen tot een intrekking van de dagvaarding en tot een sepot van de strafzaak.
Geldigheid dagvaarding
De raadsvrouw heeft betoogd dat de dagvaarding nietig verklaard moet worden. In het bijzonder heeft de raadsvrouw aangevoerd dat gelet op de verschillende insteek in feit 1 en feit 2 het een zoekplaatje is geworden waartegen de verdediging zich te verdedigen heeft en dat de beweerdelijke falsificaties met betrekking tot bijvoorbeeld medewerker 1 in feit 1 een andere gedocumenteerde bewijsbasis hebben dan in feit 2.
Vrijspraak
De raadsvrouw heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat verdachte voor de tenlastegelegde feiten moet worden vrijgesproken.
Standpunt OM
Ontvankelijkheid OM
Gelet op het opportuniteitsbeginsel, verband houdende met het vervolgingsmonopolie van het OM, is het aan het OM om te beslissen of tot vervolging van een verdachte wordt overgegaan. De OvJ heeft ter zitting aangegeven dat hij wat het benadelingsbedrag betreft uitgegaan is van een benadelingsbedrag van ten minste € 77.800. Daarnaast heeft de OvJ meegewogen dat het hier gaat om gemeenschapsgeld dat niet is aangewend voor het doel waarvoor de subsidie diende. Ten slotte is een negatief gevolg van de zaak, aldus de OvJ, dat niet is uit te sluiten dat de controle van dergelijke subsidierelingen verscherpt moet worden. Dit heeft tot gevolg dat de hiermee verband houdende extra uitgaven uiteindelijk verdisconteerd worden in de kosten van kinderopvang.
Beslissing inzake het bewijs
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde.
Oordeel rechtbank
Ontvankelijkheid OM
De rechtbank is niet gebleken dat het openbaar ministerie de grenzen van de vrijheid die het heeft om tot vervolging van een verdachte over te gaan, heeft overschreden. De officier van justitie heeft derhalve kunnen komen tot de onderhavige vervolgingsbeslissing en is ontvankelijk in de vervolging van verdachte.
Geldigheid dagvaarding
De rechtbank is van oordeel dat het op basis van de dagvaarding in combinatie met de inhoud van het dossier voor verdachte duidelijk moet zijn geweest waartegen hij zich diende te verdedigen. In feit 1 is – kort weergegeven – het valselijk opmaken van urenverantwoordingsformulieren van verschillende werknemers tenlastegelegd. In feit 2 is – kort weergegeven – het gebruik van (onder meer) valselijk opgemaakte / vervalste eindverantwoordingsformulieren ten laste gelegd. Het moet duidelijk zijn dat het hier in de eerste plaats verschillende strafbare feiten betreft, te weten enerzijds het misdrijf van artikel 225 lid 1 en anderzijds artikel 225 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht. Daarnaast verschillen de diverse formulieren waar het gaat om het doel dat ze uiteindelijk dienen. Van een nietige dagvaarding is geen sprake. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsvrouw.
Beslissing inzake het bewijs
Tijdens de looptijd van de in het geding zijnde subsidieprojecten was verdachte directeur van aanvankelijk stichting en later bedrijf. In deze hoedanigheid had hij feitelijke zeggenschap over de gedragingen verricht door voornoemde rechtspersonen en was hij bij uitstek bevoegd en redelijkerwijs gehouden om maatregelen te nemen ter voorkoming van deze strafbare gedragingen. Hij wist dat er meer uren aan het agentschap werden verantwoord dan er in werkelijkheid zijn gewerkt. Verdachte heeft daarmee als feitelijk leidinggever opzet gehad op het valselijk opmaken van verantwoordingsformulieren en het voorhanden hebben van valselijk opgemaakte verantwoordingsformulieren en eindverantwoording.
Bewezenverklaring
Feit 1 primair: valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd, aan het plegen van welke strafbare gedragingen hij, verdachte, telkens opdracht of feitelijk leiding heeft gegeven
Feit 2 primair: opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht als ware het echt en onvervalst, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd, aan het plegen van welke strafbare gedragingen hij, verdachte, telkens opdracht of feitelijk leiding heeft gegeven.
Strafoplegging
De rechtbank veroordeelt verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf van 240 uren.
Lees hier de volledige uitspraak.