Procesafspraken gemaakt in fiscale strafzaak
/Rechtbank Overijssel 12 februari 2024, ECLI:NL:RBOVE:2024:699
Verdachte heeft haar bedrijfsadministratie op geraffineerde wijze valselijk opgemaakt door daarin 1.067 valse of vervalste facturen op te nemen en met gebruikmaking van die facturen aangifte omzetbelasting heeft gedaan. Daarmee heeft verdachte zich eveneens schuldig gemaakt aan belastingfraude door het over veertien kwartalen doen van onjuiste aangiften voor de omzetbelasting.
Procesafspraken
Op 16 januari 2024 heeft de raadsman de rechtbank geïnformeerd dat met de officier van justitie overeenstemming was bereikt over de inhoud van procesafspraken, waaronder begrepen een afdoeningsvoorstel voor zowel deze zaak als de zaak tegen de feitelijk leidinggevende, medeverdachte
In deze zaak zijn er geen slachtoffers of benadeelde partijen. Het afdoeningsvoorstel dat in deze zaak door de officier van justitie en de verdediging aan de rechtbank is voorgelegd, houdt concreet het volgende in:
De verdediging voert t.a.v. de tenlastegelegde feiten géén verweren.
Alle eventueel nog openstaande onderzoekswensen komen te vervallen.
Bij een schuldigverklaring op basis van deze procesafspraken komen partijen een nadeelbedrag overeen van € 658.977. Dit bedrag is overigens door verdachte per aanslag aan de Belastingdienst betaald.
Het OM eist ter terechtzitting voor medeverdachte een onvoorwaardelijke taakstraf van 360 uren te vervangen door 180 dagen hechtenis, indien de taakstraf niet tijdig of naar behoren wordt uitgevoerd, een onvoorwaardelijke geldboete van € 15.000 te betalen in drie termijnen van € 5.000 en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van 3 jaar. Voor verdachte verdachte B.V. eist het OM een onvoorwaardelijke geldboete van € 15.000. Met deze strafeisen wordt beoogd aansluiting te zoeken bij de bandbreedte van de LOVS-oriëntatiepunten fraude, onderdelen e en f en zijn in het bijzonder de persoonlijke (medische) omstandigheden van de heer medeverdachte meegewogen.
De verdediging voert géén verweer tegen voornoemde strafeisen.
De verdachten zullen allebei ter terechtzitting verschijnen zodat de rechtbank de totstandkoming van het afdoeningsvoorstel kan toetsen. Partijen hopen op een relatief korte inhoudelijke behandeling ter terechtzitting op 29 januari 2024 op grond van dit afdoeningsvoorstel.
Bij vonnissen overeenkomstig deze procesafspraak doen de verdachten en het OM afstand van hoger beroep.
Voor zover er nog voorwerpen van verdachten onder beslag liggen zal het OM daarvan de teruggave vorderen.
Deze procesafspraak vervalt indien en voor zover die niet gevolgd wordt door de rechtbank.
Inhoudelijke behandeling
Tijdens de inhoudelijke behandeling van de strafzaak op de terechtzitting van 29 januari 2024 zijn de procesafspraken indringend met de vertegenwoordiger van de verdachte besproken. Die heeft te kennen gegeven goed te hebben begrepen wat de gemaakte afspraken inhouden en wat de gevolgen daarvan zijn. Hij heeft laten weten volledig achter die afspraken te staan, deze overeenkomst vrijwillig te zijn aangegaan en op geen enkele wijze onder druk te zijn gezet. Ook is duidelijk geworden dat de (vertegenwoordiger van de) verdachte bij het hele proces om tot afspraken te komen, steeds voorzien is geweest van rechtskundige bijstand.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank tot de overtuiging gekomen dat de (vertegenwoordiger van de) verdachte vrijwillig en op basis van voor hem voldoende duidelijke informatie is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing om mee te werken aan wat in het afdoeningsvoorstel is overeengekomen. De rechtbank stelt daarnaast vast dat de (vertegenwoordiger van de) verdachte zich bewust is van de rechtsgevolgen van de in de overeenkomst neergelegde procesafspraken en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten. Daarmee is ook voldaan aan de eisen die artikel 6 EVRM stelt.
De rechtbank benadrukt dat zij geen partij is bij de gemaakte procesafspraken en daaraan dus ook niet gebonden is. De rechtbank heeft een eigen verantwoordelijkheid en dat betekent dat bij de behandeling op de zitting de beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en 350 Sv leidend is geweest.
Inleiding
In 2021 zijn er twee meldingen gedaan bij de fraudedesk van de FIOD. In die meldingen werd verdachte beschuldigd van het plegen van fraude.
Deze fraude zou onder andere worden gepleegd door het onterechte verleggen van de BTW door verdachte aan haar klanten. Het verleggen van de BTW zou gebeuren door middel van het maken van vervalste facturen. De originele factuur, met daarop een bedrag aan verschuldigde omzetbelasting (21%), werd naar de klant gestuurd. Verdachte zou vervolgens deze factuur verwijderen uit haar boekhoudsysteem dan wel niet in het boekhoudsysteem voegen, en een vervalste factuur maken voor hetzelfde totaalbedrag, maar met BTW verlegd (0%). Deze vervalste factuur werd vervolgens opgenomen in haar boekhouding. Door deze manier van frauderen zou verdachte minder BTW hebben afgedragen dan zij had moeten afdragen.
Daarnaast stond in de meldingen dat verdachte ook BTW-fraude pleegde met creditfacturen. Deze fraude gebeurde door de klant een creditfactuur te sturen met daarin een BTW percentage van 6%. Vervolgens werd deze factuur uit haar boekhoudsysteem verwijderd dan wel niet in haar boekhoudsysteem gevoegd, en werd er een vervalste factuur gemaakt met een BTW percentage van 21%. Deze vervalste factuur werd vervolgens opgenomen in haar boekhouding. Door deze manier van frauderen zou verdachte meer BTW terugkrijgen dan waar zij recht op had.
Medeverdachte is enig bestuurder en enig aandeelhouder van bedrijf 2 B.V. Deze vennootschap is enig bestuurder en enig aandeelhouder van bedrijf 11 B.V. Deze vennootschap was in de ten laste gelegde periode tot 1 mei 2020 enig bestuurder en enig aandeelhouder van verdachte. Medeverdachte heeft verklaard dat hij de directeur was. Per 1 mei 2020 zijn de activiteiten verkocht aan bedrijf 12 B.V. (DOC-179), welke verkoop is teruggedraaid nadat de accountant van bedrijf 12 B.V. de hiervoor weergegeven handelwijze had ontdekt en gemeld als hiervoor benoemd.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, onder verwijzing naar het afdoeningsvoorstel, op het standpunt gesteld dat het als feit 1 en feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, onder verwijzing naar het afdoeningsvoorstel, geen bewijsverweer gevoerd.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
Bewezenverklaring
Feit 1: opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, gepleegd door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
Feit 2: valsheid in geschrift, gepleegd door een rechtspersoon, meermalen gepleegd.
Strafoplegging
De rechtbank stelt voorop dat zij haar eigen belangenafweging heeft gemaakt bij de bepaling van de op te leggen straf. De rechtbank ziet na het afwegen van alle belangen voldoende aanleiding om conform het afdoeningsvoorstel een geldboete van € 15.000 op te leggen.
Daarbij heeft de rechtbank meegewogen dat de naheffingsaanslag (€ 878.637 voor de omzetbelasting en € 30.250 voor de belastingrente) inmiddels geheel is voldaan waardoor het belastingnadeel teniet is gedaan. In haar weging heeft de rechtbank eveneens betrokken de straf die zij medeverdachte, degene die feitelijk leidinggevende van deze strafbare feiten van verdachte is, in de strafzaak met parketnummer 84.071403.22 heeft opgelegd.
Lees hier de volledige uitspraak.
Samenhangende zaken
ECLI:NL:RBOVE:2024:698
De rechtbank veroordeelt een 44-jarige man tot een taakstraf voor de duur van 360 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een halve jaar met een proeftijd van 3 jaren, en een geldboete van € 15.000,-. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen plegen van opzettelijk indienen van onjuiste omzetbelastingaangiftes, en het feitelijke leiding geven aan het door een rechtspersoon begaan van valsheid in geschrift.
ECLI:NL:RBOVE:2024:691
Procesafspraken. Een 78-jarige vrouw is door de rechtbank Overijssel schuldig verklaard voor het plegen van belastingfraude. De rechtbank legt haar geen straf of maatregel op, omdat er procesafspraken zijn gemaakt.
Op 18 september 2023 is tussen verdachte, medeverdachte en het Openbaar Ministerie een overeenkomst gesloten waarin procesafspraken zijn gemaakt over de strafzaken van verdachte en medeverdachte (hierna: procesafspraken). Verdachte is bij de totstandkoming van de procesafspraken bijgestaan door haar raadslieden. De rechtbank heeft ten aanzien van de inhoud van de procesafspraken geen enkele bemoeienis gehad.
De procesafspraken houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
het Openbaar Ministerie zal ter terechtzitting de rechtbank verzoeken over te gaan tot bewezenverklaring van het aan verdachte onder 1 tenlastegelegde;
het Openbaar Ministerie zal ter terechtzitting de rechtbank verzoeken om verdachte vrij te spreken van het onder 2 tenlastegelegde;
de verdediging zal geen nadere onderzoekswensen indienen, geen bewijsverweren en rechtmatigheidsverweren voeren, en zal zich akkoord verklaren met een eventuele bewezenverklaring;
het Openbaar Ministerie zal ter terechtzitting in de strafzaak tegen verdachte de rechtbank verzoeken om te bepalen dat geen straf of maatregel wordt opgelegd op grond van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr);
de verdediging zal geen verweer voeren omtrent undue delay en zich akkoord verklaren met de strafeis;
de verdediging zal geen verweer voeren ten aanzien van het beslag. Verdachte en medeverdachte doen afstand van de in beslag genomen goederen: € 68.215 en 130 Krugerrands (gouden munten), omdat deze aan de Staat toekomen gelet op de afspraken in de vaststellingsovereenkomst die verdachte en medeverdachte met de Belastingdienst hebben gesloten.
Op de terechtzitting van 25 januari 2024 zijn de procesafspraken uitgebreid en indringend met verdachte besproken. Daarbij heeft de rechtbank getoetst of verdachte vrijwillig aan de gemaakte afspraken heeft meegewerkt, of dit op basis van voldoende en duidelijke informatie is geweest, of zij begreep wat deze afspraken inhielden en welke gevolgen deze voor haar en haar strafzaak zouden hebben. Verdachte heeft desgevraagd verklaard dat zij bekend is met de inhoud van de procesafspraken en dat deze op basis van voldoende en duidelijke informatie tot stand zijn gekomen. Verdachte wil dat deze strafzaak na jaren tot een einde komt. Zij weet wat de gevolgen van de procesafspraken zijn en zij heeft vrijwillig ingestemd met de afspraken.
ECLI:NL:RBOVE:2024:690
De rechtbank veroordeelt een 81-jarige man tot een taakstraf van 120 uren vanwege belastingfraude. Het belastingnadeel wat betreft de omzetbelasting is berekend op € 834.490. Daarnaast is nadeel ontstaan door de onjuiste aangiften inkomstenbelasting. Verdachte heeft door zijn handelen afbreuk gedaan aan het vertrouwen waarop het systeem van de Belastingdienst is gebaseerd. De door verdachte zijn handelen ontstane schade raakt niet alleen de Belastingdienst, maar indirect ook alle belastingbetalers in Nederland. Verdachte liet zich enkel leiden door zijn eigen gewin. De rechtbank rekent dit verdachte aan.