Schending van de zorgplicht als bedoeld in artikel 13 van de Wet Bodembescherming

Rechtbank Rotterdam 19 december 2019, ECLI:NL:RBROT:2019:10406

De verdachte rechtspersoon heeft zich schuldig gemaakt aan een milieudelict door niet te voorkomen dat de bodem werd verontreinigd met rubbergranulaatkorrels als gevolg van de exploitatie van twee kunstgrasvelden. Ook toen de verontreiniging zich voordeed heeft zij niet alle vereiste maatregelen genomen om de daaruit voortvloeiende nadelige gevolgen voor het milieu (verder) te beperken en ongedaan te maken. Zo zijn bijvoorbeeld de aanbevolen kantplanken niet geplaatst.

Door aldus te handelen heeft de verdachte rechtspersoon haar zorgplicht in de zin van de Wbb geschonden.

Standpunt verdediging

De verdediging heeft vrijspraak bepleit.

Daartoe is aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat de verdachte rechtspersoon een handeling heeft verricht die de bodem mogelijk zou verontreinigen of aantasten. Voor zover er al zou vaststaan dat het om het gebruik van rubbergranaatkorrels gaat, ontbreekt er bewijs dat deze korrels tot een verontreiniging hebben geleid. Het rapport van het RIVM waarnaar in de aangifte wordt verwezen maakt immers geen onderdeel uit van het procesdossier.

Daarnaast is voor een bewezenverklaring van een overtreding van artikel 13 van de Wet Bodembescherming (hierna: Wbb) vereist dat de verdachte rechtspersoon haar zorgplicht heeft geschonden en daarvan is hier geen sprake. Verdachte rechtspersoon heeft alle maatregelen getroffen die redelijkerwijs van haar gevergd konden worden.

Beoordeling

Op het perceel adres te Enschede is een sportcomplex gevestigd met twee kunstgras voetbalvelden. De gemeente Enschede (hierna: de gemeente) is eigenaar van dit sportcomplex. In 2017 heeft de verdachte rechtspersoon het beheer en het onderhoud van dit sportcomplex van de gemeente overgenomen. naam sportvereniging is de huurder van het sportcomplex.

Op 18 juli 2018 heeft de politie bij het sportcomplex een onderzoek ingesteld naar de mogelijke bodemverontreiniging met instrooirubber van kunstgras. Geconstateerd werd dat op de tegelpaden rondom de kunstgrasvelden zwarte korrels lagen die overeen kwamen met de korrels op de kunstgrasvelden. Daarnaast lagen er zwarte korrels op de onverharde bodem rond deze tegelpaden en was de verspreiding van deze korrels niet alleen zichtbaar in de directe nabijheid van de kunstgrasvelden, maar ook op een afstand van ruim 10 meter. Bij (her)controles op 21 november 2018 en 7 februari 2019 werd geconstateerd dat er nog steeds zwarte korrels op de tegelpaden rond de kunstgrasvelden en de onverharde bodem rond deze paden lagen en dat rond de velden geen kantplanken waren geplaatst.

De politie heeft vastgesteld dat de aangetroffen zwarte korrels ‘instrooirubber’ betreft. Daarnaast spreekt naam gemachtigde in zijn verhoor bij de politie, als het gaat om het onderhoud van de kunstgrasvelden van naam sportvereniging, over ‘rubberkorrels’ en heeft hij verklaard dat voor dit onderhoud de brancherichtlijnen worden gevolgd. Deze brancherichtlijnen hebben betrekking op een verantwoorde toepassing van rubbergranulaat als invulmateriaal op kunstgrasvelden. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat op de desbetreffende kunstgrasvelden rubbergranulaatkorrels lagen. De rechtbank acht op basis van het proces-verbaal van de politie ook bewezen dat deze rubbergranulaat korrels op bovenbeschreven wijze rondom de velden hebben gelegen. De verbalisant heeft gerelateerd dat hij op 18 juli 2018 op het desbetreffende sportcomplex aanwezig was:

Ik zag dat de tegelpaden verontreinigd waren met zwarte korrels (instrooirubber). Ik zag dat deze zwarte korrels qua uiterlijk overeen kwamen met de zwarte korrels die in de kunstgrasvelden waren aangebracht. Ik zag tevens deze zwarte korrels ook op de onverharde bodem rond de tegelpaden lagen. Ik zag dat deze onverharde bodem zwart/donker van kleur was. Ik zag dat deze bodem, verontreinigd met de zwarte korrels, duidelijk veel donker van kleur was dat de niet verontreinigde bodem rond de natuurlijke grasvelden. De verontreiniging met het instrooirubber rond de kunstgrasvelden varieerde van 2 meter tot ongeveer 10 meter op sommige plaatsen (deels tussen bosschages rond het sportcomplex). Ik zag voorts dat de zwarte korrels rond en in de putten bij de kunstgrasvelden lagen. Ik kon niet zien waar deze putten op waren aangesloten.

Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het enkele feit dat deze korrels buiten het veld op de grond hebben gelegen, verontreiniging van de bodem in de zin van artikel 13 Wbb oplevert. Op basis van bovenstaande bevindingen stelt de rechtbank verder vast, dat de korrels die rondom de velden zijn aangetroffen afkomstig zijn van de sportvelden. Daarvoor is, anders dan de raadsman heeft gesteld, geen onderzoek naar de aard van de korrels nodig. De constatering dat de korrels buiten het veld er net zo uitzien als de korrels op het veld, tezamen met het ontbreken van elke andere logische verklaring voor het aantreffen van die korrels buiten het veld, zijn voldoende voor het bewijs.

Op de verdachte rechtspersoon rustte op grond van artikel 13 Wbb een dubbele zorgplicht, namelijk ten eerste de verplichting om verontreiniging van de bodem te voorkomen en ten tweede, als de verontreiniging zich voordoet, de verplichting om de gevolgen daarvan te beperken en zoveel mogelijk ongedaan te maken. De vraag of de verdachte rechtspersoon aan haar zorgplicht heeft voldaan, hangt af van de omstandigheden van het geval, waarbij onder meer betekenis kan worden toegekend aan het tijdstip waarop eventuele maatregelen ter voorkoming of ongedaanmaking van de verontreiniging zijn genomen.

Op 18 oktober 2017 heeft de verdachte rechtspersoon van de gemeente per e-mail een brief van DCMR milieudienst Rijnmond ontvangen, waarmee zij is geïnformeerd over de op haar rustende zorgplicht bij het gebruik van kunstgrasvelden (dossier, p. 115, doorgenummerd). In deze brief wordt voor de nadere invulling van deze zorgplicht verwezen naar de brancherichtlijn van VACO van 2014. In deze brancherichtlijn is onder het kopje ‘Zorgplicht bij gebruik’ het volgende opgenomen: “Zorg ervoor dat het rubbergranulaat niet verspreid wordt buiten het veld. Voorkom dat rubbergranulaat terecht komt in groenstroken. Zorg voor goede uitloopmatten en veeg de verharding rondom het veld regelmatig. Door het gebruik van bijvoorbeeld een verhoogde kantstrook rond groenstroken buiten het veld voorkomt u dat rubbergranulaat van de verharding in de borders en bermen spoelt of waait.” (dossier, doorgenummerd, p. 38). Tevens heeft de gemeente de verdachte rechtspersoon op 22 maart 2018 per e-mail nogmaals geïnformeerd over de zorgplicht van de Wbb (dossier, p. 123 doorgenummerd). De aanbevolen maatregelen staan ook vermeld in de richtlijn van 16 november 2018 die door de branche en de gemeente aan de verdachte rechtspersoon is verstrekt (dossier, doorgenummerd, p. 157).

Gezien het voorgaande wist de verdachte rechtspersoon in elk geval vanaf 18 oktober 2017 dat zij maatregelen moest treffen om bodemverontreiniging als gevolg van het gebruik van rubbergranulaat op de kunstgrasvelden te voorkomen. Gebleken is dat de verdachte rechtspersoon ook verschillende maatregelen heeft genomen, zoals het plaatsen van uitloopmatten en bebording en het aanbrengen van een verhard pad rond de kunstgrasvelden. Deze maatregelen hebben echter niet kunnen voorkomen dat de rubbergranulaatkorrels buiten de kunstgrasvelden en in de berm terecht kwamen. Kantplanken, zoals aanbevolen in de richtlijn, had de verdachte rechtspersoon niet geplaatst. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte rechtspersoon daarmee dan ook niet tijdig alle maatregelen genomen die redelijkerwijs van haar konden worden gevergd om verontreiniging van de bodem te voorkomen. Dat de verdachte rechtspersoon, zoals ter terechtzitting namens de verdachte rechtspersoon naar voren is gebracht, voor het plaatsen van deze kantplanken in de tenlastegelegde periode geen budget had, leidt niet tot een ander oordeel omdat dit de verdachte rechtspersoon er niet van had hoeven weerhouden dit budget al op een eerder tijdstip bij de gemeente aan te vragen. De verdachte rechtspersoon heeft, hoewel zij vanaf 18 oktober 2017 op de hoogte was van de in de richtlijn aanbevolen maatregel, pas na de tweede controle op 21 november 2018 voor het plaatsen van de kantplanken een offerte aangevraagd en de gemeente verzocht om budget.

De rechtbank is daarnaast van oordeel dat de verdachte rechtspersoon, toen de verontreiniging en aantasting zich voordeed, onvoldoende heeft gedaan om deze gevolgen te beperken en zoveel mogelijk ongedaan te maken. Hoewel de verdachte rechtspersoon twee keer per jaar onderhoud pleegde rond de kunstgrasvelden door te vegen, zijn bij de verschillende controles rubbergranulaatkorrels aangetroffen op de tegelpaden rondom de kunstgrasvelden en op de onverharde grond rond deze tegelpaden als gevolg waarvan de bodem is verontreinigd. Het twee keer per jaar vegen door de verdachte rechtspersoon, is dus niet voldoende gebleken.

Gezien het voorgaande heeft de verdachte rechtspersoon gehandeld in strijd met de op haar rustende zorgplicht als bedoeld in artikel 13 Wbb.

Bewezenverklaring

  • Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 13 van de Wet Bodembescherming, opzettelijk begaan door een rechtspersoon

Strafoplegging

  • geldboete van €10.000 waarvan €5.000 voorwaardelijk, proeftijd twee jaar.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^