Ambtelijke omkoping: niet is vereist dat omkoper weet heeft van het feit dat de omgekochte een ambtenaar is
/Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba 18 december 2023, ECLI:NL:OGHACMB:2023:346
De Verdachte heeft zich, samen met een ander, als politieambtenaar schuldig gemaakt aan (passieve) ambtelijke omkoping en schending van haar ambtsgeheim. Zij en haar collega politieambtenaar hebben uit eigen beweging een burger benaderd, hem geconfronteerd met vertrouwelijke - deze burger aangaande - observatiebevindingen uit een politieonderzoek en om steekpenningen gevraagd om deze informatie te laten verdwijnen.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak ten aanzien van beide feiten bepleit.
Ter onderbouwing van feit 1 primair heeft de raadsvrouw betoogd dat voor een strafbaar handelen is vereist dat degene aan wie om een gift wordt gevraagd op de hoogte is dat de Persoon wie om de gift vraagt een ambtenaar is en dat tegenover de gift een handelen of nalaten van de ambtenaar staat die in strijd is met de plicht van die ambtenaar. Echter, niet is gebleken dat politieagent 1 wetenschap had van de functie van de Verdachte en de medeverdachte, en dat zij aan hem hebben aangeboden om iets in strijd met hun ambt te doen of na te laten. Dit betekent dat er geen bewijs voorhanden is voor passieve ambtelijke omkoping door de verdachte.
Ook het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde, kan gelet op hetgeen hierboven is uiteengezet, niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de Verdachte geen enkel geheim heeft gedeeld. De foto’s van politieagent 1 kunnen niet als geheim worden aangemerkt, omdat zij afkomstig zijn van een afgerond politieonderzoek. De Verdachte was daar niet bij betrokken en had deze foto’s ook niet in haar bezit. Nu de Verdachte vóór het doorsturen van deze foto’s geen politiesysteem heeft geraadpleegd, kan niet worden gesproken van geheime informatie in de zin van artikel 2:232 van het Wetboek van Strafrecht.
Het Hof overweegt hieromtrent als volgt.
Feit 1 primair: Ambtelijke omkoping
Het Hof is, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat voor bewezenverklaring van ambtelijke omkoping niet is vereist dat moet komen vast te staan dat de Persoon aan wie om een gift wordt gevraagd weet dat die door een ambtenaar is benaderd. Daarbij stelt het Hof voorop dat de tekst van deze wettelijke bepaling deze eis niet stelt. Evenmin kan dit worden afgeleid uit de wetsgeschiedenis. Integendeel, bij de strafbaarstelling van ambtsmisdrijven geldt als eis dat de Verdachte over de kwaliteit van ambtenaar beschikt. Nu vaststaat dat de Verdachte een (politie)ambtenaar is, kan het onder feit 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Feit 2: Schending ambtsgeheim
Voor de beantwoording van de vraag of de Verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schending van haar ambtsgeheim, moet het Hof vaststellen of zij geheime informatie heeft gedeeld met derden. Het schenden van een geheim in de zin van artikel 2:232 van het Wetboek van Strafrecht moet worden uitgelegd als het verstrekken van geheime gegevens aan een ander die tot kennisgeving daarvan onbevoegd is.
Het Hof is van oordeel dat de Verdachte haar ambtsgeheim heeft geschonden.
De foto’s van politieagent 1 zijn gemaakt in het kader van een observatie in een politieonderzoek en zijn slechts bestemd voor politieambtenaren die daartoe geautoriseerd en dus bevoegd zijn. De medeverdachte beschikte over deze informatie uit hoofde van zijn functie als politieambtenaar in het kader van dat politieonderzoek. De verdachte, die ook politieambtenaar is, was niet bij dit politieonderzoek betrokken. Zij kreeg deze informatie doorgestuurd van de medeverdachte. Uit de aard van deze informatie volgt dat ook de medeverdachte als politieambtenaar redelijkerwijs moest vermoeden dat zij verplicht was deze geheime informatie te bewaren. Het feit dat het onderzoek waartoe de observatiefoto’s behoorden tot een einde was gekomen en de medeverdachte de observatiefoto’s op zijn privé-telefoon had staan, maakt niet dat het geheime karakter aan die informatie ontvalt en dat het de Verdachte en de medeverdachte als politieambtenaren vrij stonden deze met buitenstaanders te delen.
Gelet op het voorgaande, acht het Hof wettig en overtuigend bewezen dat Verdachte opzettelijk haar ambtsgeheim heeft geschonden en dat de delictsomschrijving is vervuld.
Medeplegen
Het Hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het dossier komt naar voren dat de Verdachte bewust en nauw met de medeverdachte heeft samengewerkt bij het onder feit 1 bewezen verklaarde.
De medeverdachte kwam met het initiatief om het slachtoffer om te kopen en heeft de Verdachte benaderd om contact met het slachtoffer op te nemen. De medeverdachte heeft de geheime informatie, te weten de observatiefoto’s, aan de Verdachte beschikbaar gesteld. Vervolgens heeft de Verdachte contact gelegd met het slachtoffer, aan hem gezegd dat zij informatie over hem had en dat het slachtoffer voor deze informatie moest betalen. De Verdachte heeft op haar beurt de informatie naar een derde gestuurd die de taak kreeg om het slachtoffer de observatiefoto’s te laten zien. Hiermee heeft de Verdachte naar het oordeel van het Hof een wezenlijke bijdrage geleverd aan de omkoping en kan zij als medepleger worden aangemerkt.
Bewezenverklaring
Feit 1 primair: als ambtenaar een gift vragen, teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten.
Feit 2: enig geheim waarvan hij weet dat hij uit hoofde van zijn ambt verplicht is het te bewaren, opzettelijk schenden.
Strafoplegging
Taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 200 uur.
Beroepsverbod voor de duur van 3 jaar van het recht om het ambt van politieambtenaar te bekleden.
Lees hier de volledige uitspraak.