Art. 227b Sr & art. 17.1 Wet Werk en bijstand: Zijn kadastrale gegevens authentiek aangemerkte gegevens?
/Hoge Raad 14 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:225
De verdachte is bij arrest van 19 juni 2014 door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van zestig uren met een proeftijd van twee jaren wegens “in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf, en terwijl hij weet dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn recht op die verstrekking dan wel voor de hoogte of de duur van een dergelijke verstrekking, meermalen gepleegd”.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op tijdstippen in de periode van 18 oktober 2005 tot en met 21 december 2010 te Eindhoven, in strijd met zijn bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten de in artikel 17 lid 1 juncto artikel 11 lid 1 van de Wet Werk en Bijstand (WWB) opgelegde verplichting, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken aan het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) en/of de gemeente Eindhoven, zulks terwijl hij, verdachte, wist dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes recht op een verstrekking, immers heeft hij opzettelijk nagelaten aan het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) en/of de gemeente Eindhoven, te melden dat hij vermogen, in de vorm van onroerend goed (te weten een berging-stalling en/of garage-schuur met de kadastrale aanduiding [adres]) op naam heeft sinds 17 mei 2002 terwijl het feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf."
Het bestreden arrest houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
"In aanmerking genomen het vorenstaande stelt het hof op grond van het dossier alsmede het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep het volgende vast:
- de verdachte heeft blijkens een uitdraai van het Kadaster d.d. 14 juli 2011 sinds 17 mei 2002 een garagebox in eigendom met de kadastrale aanduiding: [adres] met de omschrijving berging-stalling (garage-schuur) op de locatie [a-straat] te Eindhoven;
- de verdachte ontving in de periode van 18 oktober 2005 tot en met 21 december 2010 een uitkering krachtens de Wet Werk en Bijstand;
- gedurende welke periode verdachte telkens op de aan hem verstrekte inlichtingenformulieren heeft nagelaten te melden dat hij sinds 17 mei 2002 vermogen, in de vorm van een onroerende zaak, te weten een garagebox, op zijn naam had staan;
- terwijl de verdachte wist dat deze gegevens van belang waren voor de verstrekking van zijn uitkering dan wel de hoogte daarvan, zoals hij op 28 september 2011 ten overstaan van rechercheurs van de SIOD heeft verklaard (pagina 36 van het dossier)."
Middel
Het middel klaagt dat het door het hof gebezigde bewijsmiddel 3 niet redengevend kan zijn voor het bewezenverklaarde feit, althans dat het bewezenverklaarde “nalaten om tijdig de benodigde gegevens te verstrekken” gezien het bepaalde in art. 17 lid 1, tweede volzin, WWB, geen strafbaar feit oplevert, althans dat het oordeel van het hof dat de verdachte door het niet vermelden van bepaalde feiten en omstandigheden die kennelijk vastgesteld kunnen worden op grond van bij wettelijk voorschrift als authentiek aangemerkte gegevens, namelijk kadastrale gegevens, de in art. 17 lid 1 WWB opgenomen inlichtingenplicht heeft geschonden, zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk is.
Beoordeling Hoge Raad
Art. 17, eerste lid, WWB luidde tot en met 31 december 2007:
"De belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand."
Sinds 1 januari 2008 luidt art. 17, eerste lid, WWB:
"De belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand. Deze verplichting geldt niet indien die feiten en omstandigheden door het college kunnen worden vastgesteld op grond van bij wettelijk voorschrift als authentiek aangemerkte gegevens of kunnen worden verkregen uit bij ministeriële regeling aan te wijzen administraties. Bij ministeriële regeling wordt bepaald voor welke gegevens de tweede zin van toepassing is."
Aan het middel ligt de opvatting ten grondslag dat de inlichtingenverplichting van art. 17, eerste lid eerste volzin, WWB niet van toepassing is op de onderhavige kadastrale gegevens aangezien deze op grond van bij wettelijk voorschrift als authentiek aangemerkte gegevens hebben te gelden, als bedoeld in de tweede volzin van dit artikellid. Die opvatting is onjuist, reeds omdat de ministeriële regeling, genoemd in de laatste volzin van dit artikellid, ten tijde van het bewezenverklaarde niet was vastgesteld. Derhalve was de op de verdachte rustende inlichtingenverplichting onverkort van toepassing.
Uit het vorenoverwogene volgt dat het middel in zoverre faalt.
Lees hier de volledige uitspraak.