Artikel: Nederlands bewijsbeslag in rechtsvergelijkend perspectief

Het procesrecht heeft de reputatie statisch te zijn en het domein van formaliteiten. Maar schijn bedriegt: het is constant in beweging en ogenschijnlijk kleine wijzigingen kunnen belangrijke gevolgen hebben voor de praktijk. Dat is misschien nergens beter zichtbaar dan in het recht van intellectuele eigendom, waar Europese harmonisatie van het procesrecht de balans tussen rechthebbenden en inbreukmakers in belangrijke mate heeft gewijzigd. Richtlijn 2004/48/EG en de uitleg daarvan door het Hof van Justitie hebben er bijvoorbeeld toe geleid dat een IE-houder die een inbreukzaak wint, aanspraak kan maken op vergoeding van een substantieel deel van de proceskosten, maar niet zonder meer op een rechterlijk verbod. De Handhavingsrichtlijn heeft voorts geleid tot de introductie van art. 1019b-1019d in ons Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, met als doel de rechthebbende in bewijsnood op verschillende wijzen tegemoet te komen. Deze maatregelen – en dan met name het bewijsbeslag – vormen het onderwerp van het recente proefschrift van Wim Maas, advocaat bij Taylor Wessing in Eindhoven. Hij concludeert daarin dat het bewijsbeslag in zijn huidige vorm niet goed werkt, omdat het rechthebbenden in bewijsnood onvoldoende tegemoetkomt.

Lees verder:

Print Friendly and PDF ^