Artikel: Reguleren met de meldingsplicht

De meldingsplicht is de afgelopen dertig jaar een even populair als problematisch instrument gebleken. De wettelijke verplichting om een voorgenomen activiteit aan het bevoegde gezag kenbaar te maken, biedt de mogelijkheid voor het bevoegd gezag om zonder tijdrovende vergunningprocedures toch op de hoogte te zijn van geplande activiteiten. Door een ‘stormachtige groei’ ofwel ‘wildgroei’ is echter een grote diversiteit in meldingenstelsels ontstaan met een ‘lappendeken in de rechtsbescherming’ als gevolg. De meldingsplicht is daarom wel getypeerd als een ‘schimmig’ en ‘ongedefinieerd instrument’. Onder aanvoering van staatsraad advocaat­generaal (A­G) Widdershoven, die in zijn conclusie voor de Afdeling bestuursrechtspraak vier categorieën van meldingenstelsels onderscheidde, hebben verschillende auteurs in de rechtswetenschappelijke literatuur deze diversiteit gesystematiseerd. Daarmee is de problematiek echter niet opgelost. Weliswaar vormde de conclusie aanvankelijk de basis voor een nieuwe jurisprudentielijn, maar na verloop van tijd bleek het beoordelen van het rechtskarakter van de bestuurlijke reactie toch steeds vaker maatwerk. Het CBb voer al snel zijn eigen koers, de Rechtbank Gelderland volgde de conclusie in 2019 uitdrukkelijk niet en de Afdeling koos in 2021 zelf ook voor een nieuwe benadering. Wat de rechtsgevolgen zijn van een melding en de bestuurlijke reactie daarop en wat de mogelijkheden op rechtsbescherming zijn voor melders en derde­belanghebbenden, blijft zodoende onduidelijk. In deze rubriek beschrijf ik hoe ik in mijn promotieonderzoek een oplossing voor dit probleem ontwikkel met behulp van klassiek­juridische en kwalitatief­empirische onderzoeksmethoden. Deze combinatie maakt het namelijk mogelijk om een oplossing te formuleren die zowel aansluit bij de juridische dogmatiek als bij de praktijk.

Lees verder:

Print Friendly and PDF ^