Beantwoording kamervragen over handhaving milieuwetgeving

De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen voorgelegd aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over het rapport Handhaven in het duister; De aanpak van milieucriminaliteit en -overtredingen, deel 2. De staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en de minister van Justitie en Veiligheid hebben deze vragen beantwoord. Hieruit blijkt het volgende over de handhaving van milieuwetgeving:

  • Aantal personen werkzaam binnen het Functioneel Parket van het Openbaar Ministerie en hoe de boa's binnen de omgevingsdiensten in verhouding staan tot milieurechercheurs, milieuagenten en inlichtingenexperts: Bij het Functioneel Parket werken om en nabij de 50 FTE, onderverdeeld naar officieren van justitie en secretarissen, aan de bestrijding van milieucriminaliteit. Bij de politie is 412 fte opsporingscapaciteit geoormerkt voor milieu en hetzelfde aantal (keerzijde) fte’s agenten geoormerkt met een taakaccent milieu (de milieuagenten). De milieutaak van het OM en de politie is veel breder dan de taken van de omgevingsdiensten voor de Brzo-bedrijven.

  • Tekort aan specialisten die milieudelicten opsporen en behandelen: Voor een versterking in de aanpak van milieucriminaliteit is het versterken van specialistische opsporingscapaciteit en meer regie op de inzet van capaciteit noodzakelijk. Op dit moment is de capaciteitsverdeling tussen politie, ILT en NVWA voor de opsporing van milieucriminaliteit ca 400 fte (NP), 75 fte (ILT) en 30 fte (NVWA). Het tekort is zodanig dat het op dit moment al lastig is om milieudelicten effectief op te sporen en te behandelen. Gezien de komende uitdagingen hebben Functioneel Parket, politie, NVWA-IOD en ILTIOD gekeken naar een aantal factoren en daarop aangegeven dat ook voor wat betreft die nieuwe uitdagingen er zowel bij de ILT-IOD, NVWA-IOD als het Functioneel Parket er capaciteit bij zou moeten. Hiervoor zijn op dit moment geen structurele middelen beschikbaar. De politie kan zich dan meer concentreren op de eerder genoemde kerntaak als het gaat om de aanpak van milieucriminaliteit.

  • Informatiedeling: Naar aanleiding van het eerste deel van het onderzoek van de Algemene Rekenkamer over datakwaliteit en de ontwikkelingen m.b.t. de Inspectieview is het onderwerp Informatiedeling (ontsluiting van informatie en de juistheid van gedeelde informatie) al langer onderdeel van de agenda van het Bestuurlijk Omgevingsberaad. Sinds de publicatie van deel 2 van het rapport van de Algemene Rekenkamer is het overleg nog niet bijeen geweest. Tijdens het eerstvolgende overleg zal het rapport van de Algemene Rekenkamer worden besproken, waaronder ook de aanvullende vraagstukken rond effectieve informatiedeling zoals uniformering van gedeelde informatie en een verdere verbetering van de datakwaliteit. Een Taskforce voor de verbetering van het gebruik en de datakwaliteit (ontsluiten van juiste informatie) van Inspectieview is ingericht.

  • Convenanten tussen OM en omgevingsdiensten: Vijf van de zes Brzo omgevingsdiensten hebben hetzelfde landelijk opgestelde convenant met het OM over informatie-uitwisseling gesloten. Omgevingsdienst Groningen heeft indertijd als gevolg van de ontwikkelingsfase waarin het zich bevond geen convenant getekend. De Omgevingsdienst Groningen heeft wel toegezegd, dat bij vragen om informatie van het OM de omgevingsdienst haar medewerking verleent.

  • Onderzoek naar de effectiviteit van toezicht en handhaving in de praktijk: In 2019 heeft het Centrum voor Criminaliteitsbestrijding en Veiligheid (CCV) onderzoek gedaan naar de ervaren knelpunten in de uitvoeringspraktijk in de aanpak van (grijze) milieucriminaliteit. Een van de ervaren knelpunten is de sanctionering. Uit het recente rapport van de Algemene Rekenkamer blijkt dat twee interventies effectief zijn: her controles en waarschuwingen. De minister van Justitie en Veiligheid en de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat willen onderzoeken hoe de effectiviteit van de wettelijke instrumenten beter kan worden gemonitord. Dit onderzoek wordt naar verwachting de tweede helft van 2022 afgerond en zal worden gebruikt om vervolgacties met betrekking tot een effectiever instrumentarium te bepalen.

  • Veelplegersaanpak: In 2018 is samen met de partners in het Brzo een traject gestart voor bedrijven die om uiteenlopende redenen extra aandacht van de toezichthouders vragen. BRZO+ werkt momenteel aan een identificatie en aanpak van deze “zorgbedrijven”. Het rapport van de Algemene Rekenkamer is van grote waarde om deze aanpak te verfijnen. Eind vorig jaar heeft de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat de Vrije Universiteit Amsterdam en de Universiteit Leiden gevraagd vervolgonderzoek te doen naar de bedrijfskenmerken van Brzo-bedrijven die over een langere termijn herhaaldelijk en met hoge frequentie de regels overtreden en de mate van samenhang is het aantal geconstateerde overtredingen. Deze resultaten worden eind dit jaar verwacht en moet een richting geven om een nog effectievere aanpak vorm te geven.

  • Biedt de Omgevingswet meer handvatten om milieucriminaliteit aan te pakken? De Omgevingswet schetst het kader waarbinnen het bestuursrechtelijke deel van het VTHstelsel moet opereren. De huidige regels en instrumenten op het gebied van vergunningverlening, toezicht en bestuursrechtelijke handhaving blijven in de omgevingswet van kracht. Met de Omgevingswet wordt wel het nieuwe instrument bestuurlijke boete geïntroduceerd voor overtredingen van de Seveso-bepalingen uit de Omgevingswet en onderliggende regelgeving (voorheen Besluit risico’s zware ongevallen (Brzo)). Hiermee is voor Brzo-bedrijven een extra instrument voorhanden om overtredingen aan te pakken. Zoals in de beantwoording van eerdere vragen van uw Kamer al aangegeven onderzoekt de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat op dit moment hoe de aanbevelingen van de adviescommissie VTH (m.n. op die aanbevelingen die een meer centrale sturing vragen) een plek kunnen krijgen in de Omgevingswet die uitgaat van het principe dat zoveel mogelijk decentraal wordt uitgevoerd. Waar mogelijk worden de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer met een zelfde strekking ook meegenomen in het onderzoek.

Print Friendly and PDF ^