Beklag ex art. 12 Sv betreffende oplichting toegewezen

Gerechtshof Amsterdam 13 november 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:4054

Klager heeft op 10 september 2018 aangifte gedaan van oplichting.

Op 6 september ontving hij WhatsAppberichten op zijn telefoon, voorzien van een profielfoto van zijn dochter, waarin hij werd aangesproken met “pap”. Hij ging ervan uit dat zijn dochter de berichten had verzonden.

In de berichten werd gevraagd drie betalingen – van € 893,34. € 912,20 en € 735,29 – te doen. Als verklaring voor het gebruik van een ander telefoonnummer werd vermeld dat de eigen telefoon stuk was en dat daarom ook geen gebruik gemaakt kon worden van internetbankieren.

Klager heeft dezelfde dag de bedragen gestort op de bankrekening van beklaagde beklaagde 1, waarvan de gegevens in de WhatsAppberichten stonden vermeld.

De volgende dag sprak klager zijn dochter. Zij vertelde dat zij de betalingsverzoeken niet had gedaan.

Beklaagde beklaagde 1 heeft de politie verteld dat zij in augustus 2018 haar bankpas en pincode aan haar neef, beklaagde beklaagde 2, gaf. Toen bleek dat er € 500,00 van haar bankrekening was opgenomen en hij haar de bankpas niet teruggaf, liet zij de pas blokkeren. Op 3 september 2019 gaf zij – onder bedreiging – ook haar nieuwe bankpas en pincode aan beklaagde 2, aldus beklaagde.

Beklaagde beklaagde 2 heeft bij zijn verhoor door de politie beroep gedaan op zijn zwijgrecht.

Op 6 september 2018 zijn bij geldautomaten geldbedragen opgenomen van de bankrekening van beklaagde 1, nadat klager daarop geld had gestort.

De politie heeft beeldopnamen van een van deze geldautomaten toen daar bedragen werden opgenomen door twee jongens.

De politieagenten die beklaagde 2 ondervroegen, konden niet met 100 procent overtuiging zeggen dat hij een van jongens was die geld hadden opgenomen.

Het beoordelingscriterium

Het hof heeft te beoordelen of de strafrechter die over deze zaak zou moeten oordelen – al dan niet na nader onderzoek – zou kunnen komen tot een veroordeling voor enig strafbaar feit. Daarnaast moet het hof beoordelen of er, gelet op alle omstandigheden, voldoende belang is bij het alsnog instellen van strafrechtelijke vervolging. Indien het antwoord op beide vragen bevestigend luidt, zal een bevel tot vervolging worden gegeven.

Oplichting is een vorm van bedrog waardoor iemand ertoe wordt gebracht geld of goederen af te geven aan de oplichter, doordat deze een valse voorstelling van zaken geeft met gebruikmaking van één of meer van de zogenoemde oplichtingsmiddelen. Die oplichtingsmiddelen zijn limitatief in de strafwet opgesomd. Het gaat daarbij om het opgeven van een valse naam, een valse hoedanigheid, het gebruik van listige kunstgrepen en/of een samenweefsel van verdichtsels.

De overwegingen van het hof

Op de bankrekening van beklaagde 1 zijn de bedragen bijgeschreven die door klager zijn overgemaakt in de veronderstelling dat hij dit deed voor zijn dochter en de bedragen de volgende dag door zijn dochter aan hem zouden worden terugbetaald. Op dezelfde dag zijn geldopnames gedaan van de bankrekening van beklaagde 1. beklaagde 1 zou haar bankpas en pincode beschikbaar hebben gesteld aan beklaagde 2, aldus beklaagde 1. Deze omstandigheden in combinatie met de aangifte zijn echter onvoldoende om tot een bewezenverklaring van oplichting te komen door beklaagde(n).

Er zijn wel aanknopingspunten voor nader onderzoek.

Beklaagden zijn nog niet geconfronteerd met de camerabeelden van de geldopname. Voorts kan onderzoek worden verricht naar de telefoons van beklaagden. Wellicht wordt informatie aangetroffen met betrekking tot de WhatsAppberichten die klager zijn toegezonden.

Indien bewezen, gaat het om een geraffineerde vorm van bedrog dat tot financieel nadeel voor klager heeft geleid. Er is daarom voldoende algemeen belang bij strafvervolging en het verrichten van nader onderzoek.

Het is bij uitstek de strafrechter die de afweging kan maken of er na het aanvullend onderzoek voldoende bewijsmateriaal is om tot een bewezenverklaring te komen en zo ja welke bestraffing daarbij past.

Het hof beveelt de officier van justitie om beklaagden te vervolgen ter zake van het feit waarop het beklag betrekking heeft.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^