Beroep op schending nemo tenetur faalt

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 2 februari 2024, ECLI:NL:GHARL:2023:1968

In deze zaak is de verdachte veroordeeld voor het opzettelijk niet indienen van belastingaangiften en het niet voeren van een administratie, beide overtredingen van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen (AWR). Het gerechtshof vernietigde het vonnis van de rechtbank Overijssel en legde een geldboete van € 10.000 op aan de verdachte. De zaak draait om het feit dat de verdachte gedurende meerdere jaren (2011-2017) geen aangiften vennootschapsbelasting indiende en geen volledige administratie voerde.

Nemo tenetur

De raadsman van de verdachte beriep zich op het nemo tenetur beginsel door te stellen dat de verdachte onder druk informatie had verstrekt aan de Belastingdienst, wat later in de strafprocedure tegen hem werd gebruikt.

De raadsman betoogde dat de verdachte, onder druk van artikel 47 AWR, informatie moest verstrekken die uiteindelijk tegen hem werd gebruikt in deze strafzaak. Volgens de verdediging had deze informatie niet mogen worden gebruikt, omdat dit in strijd zou zijn met het nemo tenetur-beginsel, dat bescherming biedt tegen zelfincriminatie.

Ook de periode voorafgaand aan de ‘criminal charge’ moet bij die beoordeling worden betrokken. Als gevolg van de verplichting tot het verstrekken van informatie kunnen de verklaringen van persoon 3 afgelegd ten tijde van het boekenonderzoek en ten overstaan van de fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD) niet worden gebruikt als bewijs. Daarnaast moeten alle bewijsmiddelen die daaruit voortkomen van het bewijs worden uitgesloten. Als het hof daarin meegaat, kan het opzet van verdachte op het niet doen van aangiften en het niet voeren van een administratie niet worden bewezen.

Het hof verwierp dit verweer. Anders dan de raadsman heeft betoogd is artikel 47 AWR niet aan de orde. Verdachte was op grond van artikel 9 AWR gehouden tot het doen van aangiften. De e-mailberichten van persoon 3 met toelichtingen op zijn aangiftegedrag en het uitblijven daarvan, zijn in dat kader verzonden. Om die reden is geen sprake van het onder druk verstrekken van wilsafhankelijke informatie die later is gebruikt in de strafvervolging.

Bovendien heeft persoon 3 – telkens nadat hem de cautie was verleend – tegenover de FIOD, de rechtbank en het hof consequent verklaard dat hij over de ten laste gelegde jaren geen (tijdige) aangiften heeft gedaan en heeft hij de gang van zaken zoals geschetst in zijn e-mailberichten bevestigd. Daarenboven heeft het verstrekte wilsafhankelijke materiaal – voor zover al aanwezig – geen invloed van betekenis op de overall fairness van de strafprocedure als geheel.

Het hof is dan ook van oordeel dat geen sprake is van schending van het nemo teneturbeginsel en acht het opzet op het niet doen van aangiften en het niet voeren van een administratie wettig en overtuigend bewezen.

Overige argumenten

Daarnaast stond het hof stil bij andere argumenten van de verdediging, zoals het betoog dat het uitblijven van de aangiften niet strafbaar zou zijn omdat ze alsnog later waren ingediend. Ook dit argument werd verworpen, aangezien het nalaten om tijdig aangifte te doen gedurende de tenlastegelegde periode al strafbaar was.

Het hof veroordeelde de verdachte uiteindelijk voor beide feiten, maar hield bij de strafoplegging rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals het verwerken van persoonlijke verliezen. Hierdoor legde het hof een lagere geldboete op dan aanvankelijk door het openbaar ministerie was geëist.

Bewezenverklaring

  • Feit 1: opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte niet doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven.

  • Feit 2: ingevolge de belastingwet verplicht zijnde tot het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de belastingwet gestelde eisen, en een zodanige administratie opzettelijk niet voeren, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven.

Strafoplegging

  • Geldboete van € 10.000,-

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^