Bezit van producten van krokodillenleer en pythonhuid: verdacht bedrijf heeft onvoldoende aangetoond dat specimens verkregen zijn overeenkomstig geldende wetgeving

Gerechtshof Amsterdam 28 juni 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:2184

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in zijn bezit hebben van een omvangrijke hoeveelheid broeken, jassen, riemen, T-shirts, sleutelhangers, tassen, portemonnees, rokken, jurken en schoenen gemaakt van python, anaconda en krokodil. Dit zijn beschermde bedreigde uitheemse diersoorten. Met uitsterven bedreigde diersoorten dienen effectief beschermd te worden om de natuurlijke soortenrijkdom in stand te houden. Het CITES-verdrag en de daarop berustende Europese en Nederlandse wet- en regelgeving beogen een gerechtvaardigde balans te vinden tussen het beschermen en de rechtmatige handel in en duurzame exploitatie van dierlijke producten van deze diersoorten. Dat gebeurt ten dele door een strikt administratief regime, waarmee de traceerbaarheid van specimen moet worden verzekerd. De verdachte heeft onvoldoende oog gehad voor de wettelijke maatregelen ter regulering van de handel in producten van bedreigde diersoorten.

Bespreking van een verweer

De vertegenwoordiger van de verdachte heeft aangevoerd dat het openbaar ministerie niet voldoende heeft aangetoond dat de tenlastegelegde feiten opzettelijk zijn gepleegd door de verdachte. Uit het dossier en de factsheets is volgens de vertegenwoordiger van de verdachte op te maken dat alle certificaten die Karmaloog in bezit heeft van huiden of producten die zijn gekocht, de EU zijn ingevoerd conform de Wet Natuurbescherming.

Het hof overweegt als volgt.

Op grond van artikel 8, eerste lid en vijfde lid van de Basisverordening EG nr. 338/97, is het verboden het tentoonstellen voor commerciële doeleinden van specimens van de in bijlage B genoemde soorten, waar de python, de anaconda en de krokodil worden genoemd, tenzij ten genoegen van de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat is aangetoond dat die specimens verkregen werden en daarin werden binnengebracht overeenkomstig de geldende wetgeving inzake de instandhouding van de wilde flora en fauna.

Het hof is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat de verdachte voldoende heeft aangetoond dat de tenlastegelegde specimens verkregen zijn overeenkomstig de geldende wetgeving. Het is immers niet duidelijk geworden dat de producten die in de tenlastelegging zijn genoemd, zijn gemaakt van de huiden waarvoor de verdachte een certificaat in bezit had.

Bewezenverklaring

  • overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 3.37 Wet natuurbescherming, opzettelijk begaan door een rechtspersoon.

Strafoplegging

  • geldboete van €15.000, waarvan €10.000 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de vertegenwoordiger van de verdachte ervan blijk gegeven het laakbare van het handelen in te zien en heeft hij verklaard dat de administratie van de verdachte nu op orde is. De verdachte heeft reeds een flinke schadepost gehad, want een groot aantal waardevolle goederen is vernietigd. Strafoplegging is aangewezen teneinde te laten blijken dat de handelswijze van verdachte niet juist is geweest, maar het hof acht, alles afwegende een lagere geldboete dan door de rechtbank is opgelegd en door de advocaat-generaal is geëist, passend en geboden.

Lees hier de volledige uitspraak.


Print Friendly and PDF ^