BV vrijgesproken van vervalsen milieukundige rapportages

Rechtbank Overijssel 9 september 2024, ECLI:NL:RBOVE:2024:6592

In deze zaak werd de verdachte, een besloten vennootschap, valsheid in geschrift verweten. Het bedrijf houdt zich bezig met het verrichten van diensten op het gebied van milieu en civiele techniek. In dat kader behoort de uitvoering van partijkeuringen van afvalstoffen (zoals grond) tot hun diensten. Er zouden drie rapportages over partijkeuringen van grond op 3, 5 en 16 november 2015 zijn vervalst. De verdachte zou samen met anderen in deze rapportages onjuiste informatie hebben opgenomen met betrekking tot de keuringen van de grond, specifiek over de toepasselijke beoordelingsrichtlijnen (BRL 7500 en BRL 9335) en de staat van de grond (extractief gereinigd).

De politie heeft vanaf medio oktober 2018 onder de naam Cerium een strafrechtelijk onderzoek verricht naar structurele valsheid in geschrift door diverse bedrijven, waaronder de bedrijf 3 B.V., bedrijf 4 B.V. en bedrijf 1 B.V. Uit dat onderzoek kwam naar voren dat ook verdachte mogelijk valsheid in geschrift had gepleegd, waarvoor separaat het strafrechtelijk onderzoek Wortel is opgestart. Het onderzoek Wortel is gericht op drie milieukundige rapportages die zijn opgesteld door verdachte. Deze rapportages betreffen partijkeuringen door verdachte van twee deelpartijen grond in opdracht van bedrijf 1.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde valsheden wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. De keuringen zijn feitelijk en conform de primaire opdracht uitgevoerd onder de BRL (Beoordelingsrichtlijn) 7500, maar nadat de analyseresultaten bekend waren geworden is de opdracht in de rapporten van 3 en 5 november 2015 aangepast naar de tekst ‘Deze analyse is uitgevoerd in het kader van de BRL 9335 protocol 1’ zodat een herkeuring, in de ogen van bedrijf 1, kon plaatsvinden. Dit stemt niet overeen met de werkelijkheid en is aldus te bestempelen als valselijk opmaken van deze keuringsrapporten.

Bovendien is in alle drie de rapportages bij de voorinformatie niet expliciet benoemd dat het om extractief gereinigde grond ging. Door dit niet te vermelden is sprake van intellectuele valsheid. Een herkeuring van extractief gereinigde grond was in het kader van de BRL 7500 niet toegestaan. verdachte had als professionele speler van deze basiskennis over de reikwijdte van de beoordelingsrichtlijnen op de hoogte moeten zijn en had moeten onderzoeken wat de gevolgen van de gekozen bewoordingen waren. Daarnaast had zij navraag moeten doen bij haar opdrachtgever naar de voorinformatie betreffende de deelpartijen te keuren grond. verdachte heeft dit nagelaten, waaruit het oogmerk om het geschrift als echt en onvervalst te gebruiken kan worden afgeleid, aldus de officier van justitie.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Er is volgens de verdediging geen sprake van valsheid van de rapportages omdat transparant en conform de waarheid is benoemd dat het gereinigde grond betrof afkomstig vanuit de BRL 7500 onder vermelding van project- en depotnummers waardoor de grondstromen traceerbaar zijn gebleven. De voorinformatie is verstrekt door en valt onder de verantwoording van de opdrachtgever bedrijf 1 en is bovendien niet relevant voor de wijze van keuring door verdachte. De keuringen zijn op correcte wijze uitgevoerd met inachtneming van BRL 1000 en protocol 1001, waarvoor verdachte is gecertificeerd. Voor de wijze van bemonstering en analyse maakt het geen verschil of de BRL 7500 of BRL 9335 van toepassing is.

In tegenstelling tot hetgeen de officier van justitie heeft betoogd, is herkeuring volgens de verdediging wel mogelijk op grond van de BRL 1000. In dit geval was het verschil tussen de twee waarden van styreen aangetroffen in de beide duplomonsters zeer groot, namelijk factor 28,3. Er was daardoor sterke twijfel over de juistheid van de uitslag van het laboratorium. Normaal gesproken vindt er heranalyse plaats, maar omdat styreen een vluchtige stof is was een heranalyse van het genomen monster niet mogelijk. Daarom is gekozen voor een herkeuring. Gelet op al deze omstandigheden was de opdracht tot herkeuring van de opdrachtgever niet opmerkelijk. Het laboratorium heeft uiteindelijk in een veel later stadium erkend dat sprake is geweest van contaminatie van de monsters van de grondkeuring van deelpartij 1, waarmee het hiervoor genoemde verschil in de styreenwaarden van beide monsters kon worden verklaard. Gelet op deze omstandigheden is van valsheid en valselijk opmaken, hetgeen (voorwaardelijk) opzet impliceert, geen sprake. Van medeplegen is evenmin sprake.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.

Het valselijk opmaken van een geschrift impliceert dat de dader opzet heeft gehad op de valsheid van het geschrift. Daarvoor volstaat voorwaardelijk opzet.

Volgens vaste jurisprudentie kan het niet vermelden van bepaalde gegevens ook valsheid in geschrift opleveren. Beslissend is in dat geval of de werkelijkheid door het achterhouden van gegevens geweld is aangedaan.

Op basis van het dossier en de verklaringen van gemachtigde en medeverdachte ter zitting stelt de rechtbank het volgende vast.

verdachte was met bedrijf 1 een raamcontract overeengekomen. Opdrachten van bedrijf 1 tot (partij)keuringen van grond werden via e-mail aan verdachte gestuurd. Medeverdachte was voor bedrijf 1 de vaste contactpersoon bij verdachte. medeverdachte ontving de opdracht tot keuring die onderwerp is van deze zaak rechtstreeks per e-mail van bedrijf 1, in de persoon van naam.

De tenlastelegging ziet op drie rapportages, waarover medeverdachte en bedrijf 1 onderling e-mail- contact hebben gehad. naam gaf aan medeverdachte de opdracht voor de keuringen van de grond en leverde als voorinformatie aan dat het extractief gereinigde grond betrof met het verzoek om deze (partij)grond te keuren onder de BRL 7500.

medeverdachte verkeerde op basis hiervan in de veronderstelling dat het gereinigd schoon zand betrof en heeft de keuringen conform de BRL 1000 en protocol 1001 laten uitvoeren. Later, toen dezelfde partijen grond herkeurd moesten worden, gaf naam aan dat de BRL 9335 moest worden vermeld. medeverdachte heeft ter zitting uitvoerig uiteengezet dat voor de wijze van keuring door verdachte en voor de uitslag van die keuring niet van belang is of BRL 7500 of BRL 9335 van toepassing is.

Door gemachtigde en medeverdachte is voorts uitvoerig uiteengezet dat de juistheid van voorinformatie onder de verantwoordelijkheid valt van de opdrachtgever. Beiden hebben verder verklaard dat ten tijde van het opmaken van de rapporten nog geen verplichting bestond om deze voor-informatie daarin op te nemen, maar dat de voorinformatie juist met het oog op transparantie in de rapporten is vermeld. medeverdachte heeft ter zitting benadrukt dat het van belang is dat de grondstromen controleerbaar zijn en dat de monsterneming, analyse en classificering van de gekeurde grond op juiste wijze tot stand zijn gekomen en dat de gewraakte keuringsrapporten hiervan een duidelijke en juiste weergave zijn.

De rechtbank acht op basis van het dossier en hetgeen door gemachtigde en medeverdachte ter terechtzitting is verklaard, en door de raadsman is aangevoerd, niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde rapporten opzettelijk valselijk heeft opgemaakt.

De rechtbank heeft geen enkele reden om aan de juistheid van de verklaring van medeverdachte te twijfelen dat hij in de veronderstelling verkeerde dat hij alle relevante en enkel juiste informatie in de rapporten opnam. De informatie betreffende de BRL 7500 respectievelijk de BRL 9335 was afkomstig van de opdrachtgever bedrijf 1 en is enkel door medeverdachte in de keuringsrapporten overgenomen. Er is geen enkel bewijs voor de (veronder)stelling van de officier van justitie dat medeverdachte (en daarmee verdachte) in nauwe en bewuste samenwerking met bedrijf 1 aldus opzettelijk – ook niet in voorwaardelijke zin – heeft getracht een valse voorstelling van zaken te geven.

Een overtuigende aanwijzing voor het tegendeel is de ter terechtzitting door gemachtigde en medeverdachte gemaakte opmerking dat zij, ware zij van kwade wil geweest, juist niets van de (onverplicht) verstrekte voorinformatie zouden hebben opgenomen.

De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van valsheid in geschrift.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^