Eerste Afdelingsuitspraak handhaving Omgevingswet (artt. 5.1 en 5.5)

Raad van State 14 maart 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1074

Verzoeker is eigenaar van een perceel in Valkenswaard waarop hij een thematisch ingerichte Bed & Breakfast exploiteert. Aan dit perceel is geen aanduiding voor een bed and breakfast toegekend in het omgevingsplan, maar met een omgevingsvergunning van 27 augustus 2019 is hiervoor wel ontheffing verleend. Naar aanleiding van fysieke en digitale controles stelt het college van burgemeester en wethouders van Valkenswaard vast dat sprake is van exploitatie als seksinrichting. Op 28 mei 2024 legt het college een last onder dwangsom op, inhoudende dat deze exploitatie per 1 augustus 2024 beëindigd en beëindigd gehouden moet worden. Het bezwaar hiertegen wordt ongegrond verklaard. De rechtbank Oost-Brabant bevestigt de last, waarna verzoeker hoger beroep instelt bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Verzoeker wordt verweten dat hij zonder omgevingsvergunning een seksinrichting exploiteert in strijd met artikel 5.1 van de Omgevingswet, en daarnaast handelt in strijd met de voorschriften van de verleende omgevingsvergunning door geen nachtregister bij te houden, hetgeen verboden is op grond van artikel 5.5 van de Omgevingswet.

Het college stelt dat uit controles blijkt dat in de B&B seksuele handelingen bedrijfsmatig worden gefaciliteerd met behulp van diverse attributen, die ook op de website van de B&B worden gepresenteerd. Uit verklaringen van verzoeker blijkt bovendien dat de aanwezigheid van deze attributen essentieel is voor de verhuurbaarheid van het pand. Volgens het college is sprake van een seksinrichting en van strijd met de voorschriften van de verleende omgevingsvergunning.

Verzoeker betwist dat sprake is van een seksinrichting. Hij voert aan dat de accommodatie een private ruimte betreft en dat geen sprake is van bedrijfsmatige exploitatie van seksuele handelingen. Tevens voert hij aan dat hij inmiddels een nachtregister bijhoudt, zodat het college niet langer bevoegd zou zijn om handhavend op te treden.

De voorzieningenrechter van de Afdeling oordeelt dat ook een private ruimte kwalificeert als “voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte” in de zin van de planregels. Gelet op de aard en omvang van de faciliteiten en het gebruik daarvan door gasten, is de B&B aan te merken als seksinrichting. De exploitatie vindt bedrijfsmatig plaats, zodat verzoeker in strijd handelt met artikel 5.1 van de Omgevingswet. Daarnaast heeft hij geen nachtregister bijgehouden, wat in strijd is met artikel 5.5 van de Omgevingswet. De Afdeling overweegt dat het college bevoegd is handhavend op te treden, ook als verzoeker inmiddels (gedeeltelijk) voldoet aan de regelgeving.

De Afdeling acht dat verzoeker de accommodatie feitelijk als seksinrichting exploiteert zonder de vereiste vergunning en daarnaast heeft gehandeld in strijd met voorschriften van de omgevingsvergunning.

De last onder dwangsom van 7.500 euro blijft in stand. De begunstigingstermijn wordt vastgesteld op twee weken na deze uitspraak. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen en er is geen proceskostenvergoeding toegekend.

Na verschillende uitspraken van rechtbanken deed de voorzieningenrechter van de Afdeling voor het eerst een zaak af over een sanctiebesluit gebaseerd op handhaving van artikelen 5.1 en 5.5 van de Omgevingswet. Op grond van artikel 5.1 Ow is het verboden om zonder omgevingsvergunning een omgevingsplanactiviteit te verrichten. Artikel 5.5 Ow verbiedt om te handelen in strijd met een voorschrift van een omgevingsvergunning.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^