Faillissementsfraude: bestuurder of feitelijk leidinggevende?
/Rechtbank Den Haag 8 oktober 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:11050
Verdachte is feitelijk bestuurder en werknemer van een B.V. die voorheen een kinderopvangbedrijf exploiteerde. Het kinderopvangbedrijf is voortgezet binnen een andere onderneming waarvan de verdachte ook feitelijk bestuurder is. Minder dan een jaar later is de B.V. failliet gegaan.
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan faillissementsfraude door het onttrekken van het klantenbestand en geld aan de gefailleerde B.V.. Daarvoor is van belang dat de verdachte als feitelijk bestuurder op de hoogte was van de schuldenlast van de gefailleerde B.V. en van het aanstaande faillissement. De rechtbank acht ook bewezen dat de verdachte na de overdracht van de onderneming aan een andere vennootschap, als feitelijk leidinggevende bij de uiteindelijk gefailleerde B.V. betrokken is gebleven. Ook wordt de verdachte als feitelijk bestuurder veroordeeld voor het benadelen van schuldeisers, door het niet overleggen van de administratie van de gefailleerde B.V.
De rechtbank houdt rekening met de grote rol van de verdachte, de omvang van de benadeling van schuldeisers en forse overschrijding van de redelijke termijn en legt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 20 maanden op. Als bijkomende straffen legt de rechtbank op een beroepsverbod voor de duur van drie jaar en publicatie van het vonnis door toezending aan de Kamer van Koophandel.
Lees hier de volledige uitspraak.