Feitelijk leiding geven aan valsheid in geschrift: Onjuiste boekhouding i.v.m. tewerkstellen illegalen en afgeven van werkgeversverklaringen voor aanvraag verblijfsvergunning
/Gerechtshof Amsterdam 27 november 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:4801
Het verdachte Bedrijf heeft, over een lange periode een valse loonadministratie gevoerd, en (deels) tegen betaling valse werkgeversverklaringen opgemaakt. Verdachte heeft aan deze gedragingen feitelijk leidinggegeven. De door bedrijf opgestelde verklaringen zijn gebruikt voor het verkrijgen van een geldlening of ter onderbouwing van de inkomensgegevens bij de IND.
Vrijspraak
Voor zowel het onder 2 primair als subsidiair ten laste gelegde dient sprake te zijn van ‘wederrechtelijk verblijf’. Dit betekent dat de hulp moet zijn verleend ten opzichte van iemand die tot de toegang, doorreis of verblijf aan geen rechtsregel enige titel kan ontlenen. Het dossier bevat geen bewijsmiddelen waaruit het wederrechtelijk verblijf van de personen die de verdachte zou hebben geholpen (waaronder medeverdachte 1 ) blijkt.
Naar het oordeel van het hof is dan ook niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 primair en 2 subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Standpunt openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat een bewezenverklaring moet volgen voor het valselijk opmaken van de ten laste gelegde werkgeversverklaringen zoals onder 1 ten laste gelegd en het valselijk opmaken van -kort gezegd- de loonadministratie zoals onder 3 ten laste gelegd.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 en 3 ten laste gelegde. De verklaringen die medeverdachte 2 en medeverdachte 3 bij de Inspectie hebben afgelegd zijn niet betrouwbaar en dienen van het bewijs uitgesloten te worden. Daardoor is ten aanzien van alle onder 1 ten laste gelegde geschriften onvoldoende bewijs voorhanden waaruit kan volgen dat die geschriften vals, dan wel vervalst zijn. Derhalve is ook geen sprake van een valse of vervalste loonadministratie zoals onder 3 ten laste is gelegd.
Overwegingen hof
Met betrekking tot de betrouwbaarheid van de door medeverdachte 2 en medeverdachte 3 afgelegde verklaringen overweegt het hof als volgt. De door hen afgelegde verklaringen zijn gedetailleerd en vinden ondersteuning in andere bewijsmiddelen. Er is geen begin van aannemelijkheid dat ten aanzien van de gang van zaken tijdens de verhoren sprake zou zijn van een vormverzuim. Dat medeverdachte 2 opzettelijk onjuist zou verklaren uit rancune is eveneens niet aannemelijk geworden. Dat medeverdachte 3 om haar moverende redenen bij de rechter-commissaris op de ook voor haarzelf belastende verklaringen bij de Inspectie is teruggekomen, doet aan de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van die eerder afgelegde verklaring niet af. Het hof acht de door medeverdachte 2 en medeverdachte 3 afgelegde verklaringen dan ook betrouwbaar.
Ten aanzien van de onder 1 ten laste gelegde werkgeversverklaringen overweegt het hof als volgt.
Bij de verdachte is administratie in beslaggenomen, daarbij zijn verschillende lijsten aangetroffen met daarop namen van werknemers met de salarissen van de betreffende maand. De namen en salarissen de hierop staan komen overeen met de maandloon-aangiften van bedrijf over deze perioden. Op andere inbeslaggenomen lijsten over deze periode staan de voornamen van werknemers met de letter P op de vermoedelijk gewerkte dagen. In de inbeslaggenomen agenda’s staan per dag voornamen vermeld, deze komen overeen met de namen op de zogenoemde “P-lijsten”. Het overgrote deel van de namen in de agenda’s en de “P-lijsten” komt niet overeen met de (voor)namen van de werknemers op de boekhouderslijsten en de maandloonaangiftes. De verdachte heeft verklaard dat de betreffende agenda’s van hem zijn en dat hij daarin bijhield wie, wanneer en waar werkte. Het hof gaat er vanuit dat in de agenda’s van verdachte de daadwerkelijke situatie is weergegeven.
Medeverdachte 2, medeverdachte 4 en medeverdachte 5
Uit de werkgeversverklaring van medeverdachte 2 volgt dat hij sinds 1 mei 2008 als teammanager in dienst is bij bedrijf en een bruto jaarsalaris van €45.099 verdient. In het hypotheekdossier zijn tevens salarisspecificaties aangetroffen over de maanden september tot en met oktober 2009. In de agenda van bedrijf komt de naam medeverdachte 2 echter niet voor in de maanden september en oktober 2009. Daarbij heeft medeverdachte 2 zelf verklaard dat hij na 2006 niet meer heeft gewerkt voor bedrijf.
Uit de werkgeversverklaring van medeverdachte 4 volgt dat hij sinds 9 juni 2008 als commercieel medewerker in dienst is bij bedrijf en een bruto jaarsalaris van €44.127,84 verdient. Tevens zijn in het dossier salarisspecificaties opgenomen van de maanden januari tot en met juni 2010. In de agenda van bedrijf komt de naam medeverdachte 4 in ieder geval in de maanden mei en juni niet voor. Bovendien blijkt dat het bruto maandsalaris voor mei 2010 en na juni 2010 veel minder is. Uit de werkgeversverklaring van medeverdachte 5 volgt dat hij sinds 8 april 2009 als teamleider in dienst is bij bedrijf en een bruto jaarsalaris verdient van €41.514. Tevens zijn in het dossier salarisspecificaties opgenomen van de maanden april 2009 tot en met januari 2010. In de agenda van bedrijf komt de naam medeverdachte 5 in ieder geval in oktober 2009 niet voor. Daarnaast is medeverdachte 5 tijdens zijn verhoor geconfronteerd met de namen van werknemers van bedrijf en heeft hij verklaard geen van deze namen te kennen. Dit terwijl hij volgens de werkgeversverklaring als teamleider werkzaam was. Bovendien blijkt dat het bruto maandsalaris voor september 2009 en na december 2009 veel minder is.
Daar komt nog bij dat de bij de hypotheekaanvraag gebruikte salarisstroken bij alle drie de personen een tijdelijke promotie laten zien met bijbehorende (zeer) kortdurende salarisverhoging. Medeverdachte 2, medeverdachte 5 en medeverdachte 4 hadden alle drie een arbeidscontract bij bedrijf als schoonmaker. Bij de voornoemde personen steeg het bruto maandsalaris in 2009 enkele maanden telkens opvallend, met zeer aanzienlijke bedragen. Juist in deze perioden hebben zowel medeverdachte 2, medeverdachte 5 als medeverdachte 4 een hypothecaire lening aangevraagd. Na deze maanden daalde het maandsalaris weer naar het oude niveau. Op deze salarisspecificaties is aangegeven dat tijdens deze opvallende salarisstijging medeverdachte 2, medeverdachte 5 en medeverdachte 4 tijdelijk een andere functie als teammanager/teamleider/commercieel medeweker kregen.
Op basis van het voorgaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, komt het hof tot de conclusie dat bewezen kan worden geacht dat de werkgeversverklaringen op naam van medeverdachte 2, medeverdachte 5 en medeverdachte 4 onjuiste bruto inkomsten vermelden.
Medeverdachte 3
De werkgeversverklaring van medeverdachte 3 doet vermoeden dat zij op 4 oktober 2010 als commercieel medewerker in (vaste) dienst is getreden voor een bruto salaris van €1.522 per maand. Uit de informatie van de Belastingdienst volgt dat medeverdachte 3 na de maanden oktober, november en december 2010 niet meer voorkomt in de maandloonaangiften. Aldus blijkt uit de maandloonaangiften dat medeverdachte 3 buiten de maanden oktober, november en december 2010 in het geheel geen werkzaamheden heeft verricht voor bedrijf
Wat betreft de maanden oktober, november, december 2010 is medeverdachte 3 naast haar vermeende werkzaamheden bij bedrijf in deze maanden ook nog in dienst geweest bij twee andere werkgevers en is voor haar een bovengemiddeld aantal uren verantwoord, zijnde 209 uren in oktober, 238 uren in november en 226 uren in december 2010. Het hof stelt vast dat deze verantwoorde uren neer zouden komen op werkdagen van gemiddeld rond de 11 uur per dag over de betreffende maanden.
Gelet op het bovenstaande in combinatie met de verklaringen van medeverdachte 3 en medeverdachte 5 dat medeverdachte 3 nimmer werkzaamheden voor bedrijf heeft verricht acht het hof bewezen dat de inhoud van de werkgeversverklaring onjuist is.
Alle ten laste gelegde werkgeversverklaringen zijn overigens telkens blijkens ondertekening, stempel en inhoud opgemaakt door bedrijf en ondertekend door de verdachte.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde overweegt het hof dat nu gelet op het bovenstaande het overgrote deel van de namen in de agenda’s en de ‘P-lijsten” niet overeenkomen met de (voor)namen van de werknemers op de boekhouderslijsten en de maandloonaangiftes, sprake is van een onjuiste administratie. Daarbij heeft de verdachte bekend dat hij in de manurenstaten meer uren schreef dan daadwerkelijk door zijn personeel werd gewerkt.
Feitelijk leidinggeven
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt het hof vast dat de verdachte eigenaar en enig aandeelhouder van bedrijf was. De verdachte heeft ook zelf verklaard hoofdverantwoordelijke van bedrijf te zijn.
Het hof stelt voorop dat pas nadat is vastgesteld dat een verboden gedraging aan de rechtspersoon kan worden toegerekend, de vraag aan de orde komt of kan worden bewezen dat de verdachte daaraan feitelijk leiding heeft gegeven. Bij de beoordeling daarvan dient niet uitsluitend te worden betrokken de juridische positie, maar ook de feitelijke positie van de verdachte bij de rechtspersoon en het gedrag dat de verdachte heeft vertoond of nagelaten op grond waarvan hij geacht moet worden aan die verboden gedraging feitelijke leiding te hebben gegeven.
Het hof is van oordeel, gelet op hetgeen hiervoor is vastgesteld ten aanzien van de gedragingen van de verdachte en zijn rol bij de door de rechtspersoon begane strafbare feiten, dat de verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de onder 1 en 3 ten laste gelegde gedragingen van bedrijf Dit betekent dat het ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
Bewezenverklaring
Feit 1 en 3: feitelijk leiding geven aan valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd.
Strafoplegging
Voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar
Taakstraf voor de duur van 240 uur
Lees hier de volledige uitspraak.