Frauderen met sociale uitkeringen: veroordeling in hoger beroep na vrijspraak door de rechtbank
/Gerechtshof Amsterdam 11 augustus 2023, ECLI:NL:GHAMS:2020:2228
De verdenking tegen de verdachte in deze zaak maakt deel uit van een groter fraudeonderzoek naar de vermeend voormalige werkgever van de verdachte, bedrijf 1 B.V. Dit onderzoek ziet op het creëren van gefingeerde dienstverbanden en het frauderen met aanvragen van onder meer sociale zekerheidsuitkeringen.
De verdachte is in dit onderzoek naar voren gekomen, omdat de verdenking tegen hem is gerezen dat hij één van die fictieve werknemers van bedrijf 1 B.V. zou zijn en dat hij verscheidene aanvragen voor uitkeringen heeft gedaan met gebruikmaking van ten behoeve van dat vermeende fictieve dienstverband opgemaakte stukken. Dit betreft een aanvraag ingevolge de Toeslagenwet (hierna: TW) en een aanvraag ingevolge de Werkloosheidswet (hierna: WW). Voornoemde aanvragen zijn gedaan met behulp van de persoonlijke DigiD van de verdachte. Bij die aanvragen is gebruikgemaakt van zes urenlijsten van bedrijf 1 B.V. die op naam van de verdachte staan en een schriftelijke arbeidsovereenkomst tussen bedrijf 1 B.V. en de verdachte. Die urenlijsten zijn afkomstig van bedrijf 1 B.V. en daarop is bedrijf 2 als opdrachtgever weergegeven. bedrijf 2 huurde van bedrijf 1 B.V. schoonmaakmedewerkers in.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep integrale vrijspraak bepleit. Hij heeft ten aanzien van het opmaken van de valse stukken aangevoerd dat het opzet op het valselijk opmaken van de stukken en het medeplegen niet bewezen kan worden. Ook betwist de verdediging de valsheid van de schriftelijke arbeidsovereenkomst tussen de verdachte en bedrijf 1 B.V. Ten slotte stellen de raadsman en de verdachte dat het aanvragen van de uitkeringen buiten de verdachte is om gegaan en dat de verdachte te goeder trouw kon menen aanspraak op de uitkeringen op grond van zijn dienstverband met bedrijf 1 B.V. te kunnen maken.
Beoordeling Hof
Opmaken van valse stukken
Valse geschriften
Het hof acht de valsheid van de aanvraag TW, de aanvraag WW en de zes urenlijsten die op naam van de verdachte bewezen. naam 1 heeft namelijk verklaard dat hij een aantal mensen van bedrijf 1 heeft ingehuurd voor schoonmaakwerkzaamheden en dat er vaste schoonmakers waren.1 Voorts hebben werknemers van bedrijf 2 verklaard dat zij de verdachte niet kenden en dat zij de urenlijsten altijd met pen invulden.2 De urenlijsten die op naam van de verdachte staan zijn echter digitaal ingevuld, hetgeen niet strookt met de werkwijze van bedrijf 2 .3 De verdachte heeft bovendien ter terechtzitting in hoger beroep bevestigd dat hij niet voor bedrijf 2 heeft gewerkt. De valse urenlijsten zijn vervolgens gebruikt bij de aanvragen TW en WW, waardoor ook voornoemde aanvragen valselijk zijn opgemaakt.
Het hof overweegt ten aanzien van de arbeidsovereenkomst tussen de verdachte en bedrijf 1 B.V. het navolgende. De verdachte heeft bij de politie verklaard dat zijn loon per maand verschilde, afhankelijk van het aantal gewerkte uren per maand en dat hij niet wist hoe zijn uren werden bijgehouden.4 Ter terechtzitting in hoger beroep verklaarde de verdachte aanvankelijk dat hij met bedrijf 1 B.V. de afspraak had gemaakt een vast bedrag per maand te ontvangen en dat de gemaakte uren per werkdag varieerden tussen de 4 uur en 8 uur per dag. Voorts heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat zijn loon wel afhankelijk was van het totaal aantal uren dat hij had gewerkt. De verdachte heeft ook in hoger beroep verklaard dat hij niet wist wie zijn uren bijhield, maar dat hij wel altijd correct werd uitbetaald. Wat betreft de uitbetaling van zijn loon heeft de verdachte verklaard dat hij niet op zijn rekening kon kijken, omdat hij niet wist hoe dat moest en dat hij bij de pinautomaat bepaalde bedragen probeerde op te nemen en op die manier erachter kwam hoeveel hij had verdiend. De verdachte kreeg telkens een voorschot op zijn loon contant in een enveloppe overhandigd en het restant werd op zijn bankrekening gestort, aldus de verdachte.
De hiervoor weergegeven verklaringen die de verdachte heeft afgelegd over zijn verloning door bedrijf 1 B.V. zijn tegenstrijdig en onnavolgbaar. Het is het hof volstrekt onduidelijk hoe de uren van de verdachte werden bijgehouden en hoe de verdachte kon weten dat hij correct werd uitbetaald. Verder kan uit de stukken van het dossier niet worden afgeleid bij welke opdrachtgever van bedrijf 1 B.V. de verdachte heeft dan wel zou hebben gewerkt. Zijn verklaring ter terechtzitting in hoger beroep, dat hij trappenhuizen van gebouwen in de omgeving van Utrecht zou hebben schoongemaakt, is daarvoor onvoldoende. Zouden deze werkzaamheden al door de verdachte zijn verricht, is niet aannemelijk geworden dat deze zijn verricht in het kader van zijn vermeende dienstverband met bedrijf 1 B.V. Gelet op het vorenstaande, acht het hof het niet aannemelijk dat de verdachte in dienst is geweest bij bedrijf 1 B.V. Dit leidt tot de conclusie dat de arbeidsovereenkomst tussen de verdachte en bedrijf 1 B.V. vals is en dat de verdachte dat wist. Nu het doel van deze valse arbeidsovereenkomst was gelegen in het verkrijgen van de hiervoor bedoelde uitkeringen op naam van de verdachte volgt hieruit dat hij ook wetenschap had van de valsheid van ingediende aanvragen voor uitkeringen en van de onderliggende urenlijsten.
Het verweer van de raadsman dat de arbeidsovereenkomst niet als vals kan worden aangemerkt, wordt gelet op het voorgaande verworpen. Ten overvloede wordt opgemerkt dat de raadsman ter onderbouwing van voornoemd punt heeft aangevoerd dat de verdachte consistent heeft verklaard over het dienstverband, hetgeen niet strookt met hetgeen het hof hierboven heeft geconstateerd.
Medeplegen van valsheid in geschrifte
De hiervoor als vals bestempelde stukken konden niet worden opgemaakt zonder dat de verdachte daarvoor zijn persoonlijke gegevens ter beschikking stelde. Dat hij dat heeft gedaan, acht het hof bewezen, nu er geen aanknopingspunt te vinden is voor een alternatief scenario – dat overigens ook niet van de zijde van de verdachte is gesteld – waarin buiten medeweten en medewerking van de verdachte bedrijf 1 B.V. over deze gegevens heeft beschikt dan wel heeft kunnen beschikken. Daarmee heeft de verdachte bewust een wezenlijke bijdrage geleverd aan deze valsheid in geschrifte, zodat hij als medepleger daarvan kan worden aangemerkt.
Opzet van de verdachte
Voor de bewezenverklaring van valsheid in geschrift is vereist dat de verdachte het oogmerk had om de mede door hem vervalste geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken. Het oogmerk bestaat minst genomen uit noodzakelijkheidsbewustzijn en ziet niet op het valselijk opmaken zelf.5 In dit geval heeft het hof in het vorenstaande geoordeeld dat de verdachte als medepleger kan worden aangemerkt waaruit volgt dat hij op de hoogte was van de valsheid. Dan rest dus nog te beoordelen of de verdachte het oogmerk had om de valse geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken. Nu de verdachte, zoals onder het tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde bewezen verklaard zal worden en hierna nog nader gemotiveerd, daadwerkelijk het gebruikmaken van deze stukken heeft medegepleegd, is daarmee naar het oordeel van het hof bedoeld oogmerk gegeven.
Gebruikmaking van de valse geschriften
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij alle stukken die afkomstig zouden zijn van bedrijf 1 B.V. aan zijn boekhouder heeft overhandigd en dat zijn boekhouder, genaamd naam 2 (het hof begrijpt: naam 2 ) tevens de aanvragen WW en TW voor hem heeft aangevraagd. De verdachte heeft de urenlijsten, de arbeidsovereenkomst en de ingediende aanvragen nimmer gelezen, aangezien hij de Nederlandse taal niet beheerst, aldus de verdachte.6 De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep voorts verklaard dat naam 2 de aanvragen zonder voorafgaande toestemming voor hem had ingediend, dat hij naam 2 zijn DigiD inloggegevens had verstrekt ten behoeve van de aanvragen, maar ook dat naam 2 de DigiD gegevens zelf had geregeld, aangezien de verdachte vanwege zijn taalbarrière niet weet hoe hij op internet de DigiD gegevens kan verkrijgen. naam 2 heeft verklaard dat hij de aanvragen niet voor de verdachte heeft gedaan en dat hij enkel een bezwaarschrift voor de verdachte heeft ingediend tegen een korting die de verdachte kreeg op de Werkeloosheidsuitkering.7
Opzet van de verdachte
Vast staat in elk geval dat de aanvragen zijn ingediend aan de hand van de hiervoor genoemde, door de verdachte ter beschikking gestelde valse stukken met het doel om uitkeringen te krijgen waar hij geen recht op had. Het hof is van oordeel dat de verdachte daarmee opzet heeft gehad op het gebruik van die geschriften. De bewustheid van de gebruikmaking van die valse geschriften blijkt voorts uit het feit dat de aanvragen enkel elektronisch kunnen worden ingediend door middel van de DigiD van de verdachte. DigiD is een persoonlijke inlogvoorziening, waarbij de inloggegevens enkel aan de desbetreffende persoon ter beschikking staan. Het is mogelijk dat iemand anders de DigiD voor de verdachte heeft aangevraagd en aldus over de inloggegevens beschikte. Dan nog heeft dit alleen kunnen gebeuren doordat de verdachte daarvoor zijn persoonlijke- en adresgegevens daadwerkelijk beschikbaar heeft gesteld.
Medeplegen
Ook hier geldt dat de verdachte door het ter beschikking stellen van zijn gegevens en de valse stukken bewust een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het gebruikmaken van de valse stukken, zodat hij ook in deze als medepleger kan worden aangemerkt.
Bewezenverklaring
Medeplegen van valsheid in geschrift en opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.
Strafoplegging
Voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar.
Taakstraf van 80 uur.
Lees hier de volledige uitspraak.