Geldboete maatschap voor onthouden zorg & bijzondere voorwaarde dat geen varkens meer mogen worden gehouden
/Rechtbank Overijssel 18 maart 2020, ECLI:NL:RBOVE:2020:1192
De maatschap is opgericht op 1 januari 2003. De heer naam 1 en mevrouw naam 2 zijn maten van deze maatschap. De maatschap exploiteert een varkens- en melkveebedrijf. Het varkensbedrijf is gevestigd op het adres 1. Op het erf staan drie stallen/verblijven welke zijn ingericht voor het houden van varkens, te weten een kleine varkensstal, een kraamstal en een voormalige dragende zeugenstal.
Het melkveebedrijf is gevestigd op het adres 2. Op het erf staan drie stallen/verblijven welke zijn ingericht voor het houden van runderen, te weten een jongveestal, de deel en een ligboxenstal.
Op dinsdag 25 juni 2019 kreeg de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit van het Ministerie van Economische Zaken (hierna: NVWA) een melding van het Waterschap dat er varkensmest in een sloot was gelopen en dat er mogelijk te veel varkens in de stal van de maatschap aanwezig zouden zijn.
Op 26 juni 2019 heeft een controleur van de NVWA, samen met een dierenarts, een controle uitgevoerd op het bedrijf.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de vier ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsvrouw heeft, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de vertegenwoordigers van de maatschap, de financiële situatie van de maatschap en de maatregelen die zijn genomen na de controle door de NVWA, ervoor gepleit de maatschap een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf op te leggen, met zo nodig een langere proeftijd dan gevorderd.
Ten aanzien van een op te leggen geldboete heeft de raadsvrouw verzocht te bepalen dat deze in termijnen mag worden voldaan binnen het tijdvak van twee jaren.
Een (voorwaardelijke) stillegging van het bedrijf is naar de mening van de raadsvrouw niet proportioneel, aangezien er (op twee na) geen varkens meer op het bedrijf worden gehouden.
Bewezenverklaring
Feiten 1 tot en met 3: overtreding van voorschriften gesteld bij artikel 2.2 van de Wet Dieren, opzettelijk begaan, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden, meermalen gepleegd;
feit 4: zich gedragen in strijd met het voorschrift gesteld bij artikel 3.22 van de Regeling dierlijke producten, meermalen gepleegd.
Strafoplegging
Geldboete van 20.000 euro, waarvan 10.000 euro voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar.
Aan de varkens en, in mindere mate, aan de runderen die binnen de maatschap werden gehouden is de nodige verzorging onthouden. Bij een controle van de NVWA is geconstateerd dat de afdelingen in de kraamstal bevuild waren met mest, oude voerresten en vuil en dat de varkens bevuild waren met mest. Daarnaast stond op de deel de mest boven de roostervloer en waren de runderen en de ligboxjes bevuild met mest. Daarbij is bovendien geconstateerd dat op twee afdelingen van de kraamstal een grote groep varkens niet de beschikking had over voldoende drinkwater en dat een aantal varkens en een rund ziek waren en deze dieren niet de nodige behandeling kregen.
De vertegenwoordigers van de maatschap zijn verantwoordelijk voor de goede zorg voor de dieren en de leefomstandigheden van die dieren. De dieren dienen op een zodanige wijze te worden gehouden dat aan het streef(minimum)niveau van het dierenwelzijn wordt voldaan. De dieren dienen steeds toegang tot schoon en vers drinkwater te hebben, alle dieren dienen toereikende huisvesting te hebben onder voldoende hygiënische omstandigheden en zieke dieren horen behandeling te krijgen. Er is niet voldaan aan deze basiseisen voor de verzorging van de dieren en daarmee is onnodig leed bij de dieren veroorzaakt.
Daarnaast zijn meer dan 70 kadavers van varkens aangetroffen die reeds lange tijd in de stallen hebben gelegen. De maatschap heeft verzuimd om deze kadavers tijdig van het terrein te laten verwijderen en heeft een zeer schrijnende situatie laten ontstaan.
De rechtbank weegt bij de strafoplegging mee dat de maatschap in 2017 ook is veroordeeld voor het onthouden van de juiste verzorging aan de dieren.
Dat een groot aantal gestorven dieren niet is afgevoerd heeft forse gezondheidsrisico’s met zich meegebracht. De rechtbank acht dit een ernstige overtreding en zal voor dit feit een hogere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
De vertegenwoordigers van de maatschap hebben evenwel de problemen onderkend. Vanwege de gezondheidsproblemen van beide vertegenwoordigers waren zij niet (meer) in staat om de dieren de juiste verzorging te geven en de gestorven dieren zodanig op te ruimen dat zij afgevoerd konden worden. Er zijn inmiddels maatregelen getroffen en op een enkel varken na worden er binnen de maatschap geen varkens meer gehouden.
De rechtbank zal daar bij de strafoplegging rekening mee houden. Om te voorkomen dat de maatschap, bijvoorbeeld vanwege financieel-economische motieven, toch weer varkens gaat houden, zal de bijzondere voorwaarde worden opgelegd dat de maatschap geen varkens meer mag houden.
De rechtbank zal, mede gelet op deze bijzondere voorwaarde, niet de door de officier van justitie gevorderde (voorwaardelijke) stillegging van het bedrijf opleggen.
Lees hier de volledige uitspraak.