Geldboete van 10.000 euro voor het meermalen als rechtspersoon medeplegen van valsheid in geschrift
/Rechtbank Gelderland 21 april 2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:2313
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van valsheid in geschrift, ten dele om ervoor te zorgen dat de partner van de vertegenwoordiger van verdachte (medeverdachte 1) een hypotheek kon krijgen en ten dele ter verantwoording van de aankoop van een nieuwe woning in Zeist. Door zo te handelen heeft verdachte het vertrouwen in het economisch verkeer en in de juistheid van dergelijke documenten geschonden. De valse arbeidsovereenkomst en werkgeversverklaring zijn namelijk ingediend bij de hypotheekverstrekker en de valse leningsovereenkomst is overhandigd aan de notaris.
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gesteld dat het tenlastegelegde onder de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Ten aanzien van feit 1 is gesteld dat vertegenwoordiger/medeverdachte verdachte 2 bij zowel het antedateren van DOC-028, als het opmaken van DOC-032, DOC-036 en DOC-110 handelde in zijn hoedanigheid als bestuurder van verdachte 1 De handelingen van verdachte 2, zijn oogmerk en wetenschap kunnen aan de rechtspersoon verdachte 1 worden toegerekend en de gedragingen hebben dan ook plaatsgevonden in de sfeer van de rechtspersoon.
Voor wat betreft feit 2 is aangevoerd dat een geldbedrag van €1.100.000- door verdachte 1 en vertegenwoordiger verdachte 2 is verworven uit oplichting en dat verdachte 1 vervolgens dit geldbedrag heeft overgemaakt naar de derdengeldenrekening van de notaris, waarmee gebruik is gemaakt van het geld en het geld is overgedragen. In de hoedanigheid van bestuurder van verdachte 1 heeft verdachte 2 de transacties verricht, wat maakt dat zijn opzet en wetenschap kunnen worden toegerekend aan verdachte 1, zodat zijn gedragingen hebben plaatsgevonden in de sfeer van de rechtspersoon.
Ten aanzien van beide feiten was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte 1 en verdachte 2.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsvrouw bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het medeplegen, dan wel plegen van valsheid in geschrift voor wat betreft DOC-028, DOC-032 en DOC-110.
Volgens de verdediging is overeenkomst DOC-028 niet valselijk opgemaakt. Het was de bedoeling om de geldsom vanuit verdachte 1 daadwerkelijk uit te lenen aan medeverdachte 1, waardoor het om een legitieme financiële constructie ging. Het bedrag is door verdachte 1 uitgeleend en de intentie is geweest de overeenkomst na te komen en terug te betalen. Ten aanzien van de onjuiste datum op de overeenkomst ontbreekt het oogmerk tot misleiding. De overeenkomst was pas van belang voor het passeren van de woning; het geld moest door de notaris zijn ontvangen op 18 januari 2016. Verdachte heeft om praktische redenen richting zijn accountant gekozen voor de datum van 25 november 2015, de datum waarop de 10%-storting moest worden gedaan.
DOC-032 en DOC-110 betreffen evenmin valse geschriften. De arbeidsovereenkomst is overeengekomen, escortwerkzaamheden zijn door medeverdachte 1 verricht voor verdachte in dienst van verdachte 1, het loon is betaald en de belastingen en overige werkgeverslasten zijn afgedragen. Feitelijk was de omschrijving in de overeenkomst van het assisteren van het management juist. De aard van de werkzaamheden staat niet aan de rechtsgeldigheid van een arbeidsovereenkomst in de weg. De overeenkomst was gericht op het formaliseren van de inkomsten die medeverdachte 1 verwierf, waardoor geen oogmerk is geweest om een derde te misleiden. Aangezien medeverdachte 1 dus daadwerkelijk in dienst was bij verdachte 1, is ook de werkgeversverklaring niet in strijd met de waarheid. Met de werkgeversverklaring werd aangetoond dat medeverdachte 1 voor haar werkzaamheden inderdaad salaris ontving en die informatie was feitelijk juist.
Ten aanzien van DOC-036 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van het ten laste gelegde medeplegen indien daarmee het medeplegen met medeverdachte 1 is bedoeld.
Voor wat betreft feit 2 heeft de verdediging allereerst vrijspraak bepleit van witwassen in de uitoefening van haar bedrijf. Verder is aangevoerd dat het geld waarmee de woning in Zeist is gefinancierd niet door misdrijf verkregen geld betreft. De lening waarmee uiteindelijk de woning is gefinancierd was immers rechtens in de haak en niet ongebruikelijk binnen de toenmalige contreien van verdachte en het afboeken daarvan door naam evenmin. Ten slotte moet verdachte worden vrijgesproken van het medeplegen met medeverdachte 1.
De beoordeling door de rechtbank
Feit 1
DOC-028 betreft een overeenkomst van geldlening tussen verdachte 1 en medeverdachte 1 ter hoogte van €1.124.215,79 ten behoeve van de aankoop van een woning. In de overeenkomst staat vermeld dat deze is opgemaakt op 25 november 2015. De overeenkomst is ondertekend door verdachte 2 namens de geldverstrekker verdachte 1 en door de geldnemer medeverdachte 1.
Verdachte 2 heeft verklaard dat oorspronkelijk het plan was om het huis te financieren via een lening van medeverdachte 2 aan medeverdachte 1. De geldstroom zou lopen via een bankrekening in de Verenigde Arabische Emiraten op naam van medeverdachte 1. Dat ging fout, omdat medeverdachte 1 verkeerde antwoorden gaf op de verificatievragen van de bank in de VAE. Toen koos verdachte 2 ervoor om het huis te laten financieren via naam en verdachte 1, maar de overboeking van 6 januari 2015 (de rechtbank begrijpt: 2016) naar verdachte 1 bleef vastzitten bij de bank van naam. Uiteindelijk kwam dit geld toch binnen en toen heeft verdachte 2 dit direct overgeboekt naar de notaris. De notaris liet aan verdachte 2 weten dat er niet mocht worden betaald door iemand anders dan de koper van het huis. Daarom moest duidelijk worden wat de relatie was tussen verdachte 1 en medeverdachte 1, de koper van het huis. Dus nam verdachte 2 de overeenkomst tussen verdachte 1 en medeverdachte 1 mee naar de notaris. Daarnaast heeft verdachte 2 verklaard dat deze overeenkomst tussen verdachte 1 en medeverdachte 1 is geantedateerd op 25 november 2015, omdat hij op die datum de 10%-storting bij de notaris had gedaan. Het stuk is daadwerkelijk opgemaakt op 17 januari 2016 en ondertekend op 18 januari 2016. Medeverdachte 1 heeft de overeenkomst ondertekend zonder deze door te lezen en zij heeft geen kopie gekregen. Deze lening zou de lening worden in plaats van de lening van medeverdachte 2 aan medeverdachte 1.
Medeverdachte 1 heeft verklaard dat de leningsovereenkomst tussen haar en verdachte 1 tot stand is gekomen door de problemen met de Abu Dhabi-rekening. Als op 6 januari 2016 de betaling van het huis vanaf de Abu Dhabi-rekening was doorgegaan, dan was er geen sprake geweest van een leningsovereenkomst tussen medeverdachte 1 en verdachte 1 verdachte 2 kwam met de papieren en vroeg haar te ondertekenen. Dat heeft medeverdachte 1 vervolgens gedaan.
Op basis van de verklaringen van de verdachten is de rechtbank van oordeel dat de overeenkomst tussen verdachte 1 en medeverdachte 1 is opgemaakt om de notaris te misleiden. Op de datum die staat vermeld op deze overeenkomst – 25 november 2015 – ging verdachte 2 er immers nog vanuit dat het huis zou worden betaald via medeverdachte 2 en medeverdachte 1. Pas toen dit fout ging, heeft verdachte ervoor gekozen om op 6 januari 2016 geld over te boeken via verdachte 1 ter betaling van het huis. De overeenkomst is aldus niet opgemaakt op 25 november 2015, wat maakt dat de overeenkomst valselijk is opgemaakt.
Dat medeverdachte 1 het geldbedrag niet zou gaan terugbetalen op welke wijze dan ook is niet komen vast te staan op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting. Er was naar het oordeel van de rechtbank dan ook sprake van een lening, waardoor niet valselijk in de overeenkomst is vermeld dat aan medeverdachte 1 een geldbedrag werd geleend. Van dit onderdeel zal verdachte worden vrijgesproken.
DOC-032 betreft een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tussen de werkgever verdachte 1, vertegenwoordigd door verdachte 2, en de werknemer medeverdachte 1. Uit de overeenkomst volgt dat de werknemer met ingang van 1 maart 2015 in dienst treedt als Management Assistente en dat het salaris €2.500- bruto per maand betreft. DOC-110 betreft een werkgeversverklaring, ondertekend op 1 april 2015 door J.J. verdachte 2 namens de werkgever verdachte 1 ten aanzien van werknemer medeverdachte 1.
Medeverdachte 1 heeft verklaard dat DOC-032 haar arbeidsovereenkomst betreft. Zij mocht bij verdachte 1 gaan werken, zodat zij een hypotheek kon krijgen. Zij hoefde er niet voor te werken, dat vond ze niet erg. Zij hoefde alleen maar een handtekening in te vullen en verdachte 2 deed de rest. Zij kreeg loon en zorgde voor medeverdachte verdachte 2. Verder heeft medeverdachte 1 verklaard dat zij eigenlijk niet eens weet wat verdachte 1 doet. Het was het idee van medeverdachte 1 om bij verdachte 1 te gaan werken, omdat zij graag een huis wilde kopen en een vaste baan nodig had.
Medeverdachte verdachte 2 heeft verklaard dat medeverdachte 1 bij verdachte 1 in dienst is getreden om een werkgeversverklaring te kunnen krijgen zodat zij een hypotheek kon afsluiten. Zij heeft de arbeidsovereenkomst getekend. Het was haar idee om het zo te doen, maar medeverdachte verdachte 2 vond het een goed idee dus is hij erin mee gegaan. Medeverdachte verdachte 2 heeft de arbeidsovereenkomst en werkgeversverklaring opgemaakt, ten behoeve van de Hypotheker. Verder heeft medeverdachte verdachte 2 verklaard dat medeverdachte 1 niet voor verdachte 1 hoefde te werken en dat zij geen inhoudelijk werk heeft verricht. Zij kreeg betaald voor de escortdiensten die zij voor hem persoonlijk verrichtte. Er is ook een opzegging gemaakt, omdat het toen nog niet zo’n serieuze relatie betrof. Hiermee dekte medeverdachte verdachte 2 zichzelf in, zodat hij nog van de arbeidsovereenkomst af kon. Ter terechtzitting heeft verdachte 2 verklaard dat hij verdachte 1 puur en alleen heeft opgericht voor advieswerkzaamheden.
De rechtbank leidt uit de verklaringen van beide medeverdachten af dat medeverdachte 1 geen werkzaamheden heeft verricht voor verdachte 1 Gelet op de verklaring van medeverdachte verdachte 2 dat verdachte 1 is opgericht ten behoeve van advieswerkzaamheden is de rechtbank van oordeel dat de escortwerkzaamheden die door medeverdachte 1 voor medeverdachte verdachte 2 zijn verricht niet dienstig zijn aan de doelstellingen van verdachte 1 maar enkel aan medeverdachte verdachte 2 in privé. Daarbij wist medeverdachte 1 niet wat verdachte 1 deed. Verder volgt uit de verklaring van medeverdachte verdachte 2 dat hij medeverdachte 1 direct bij het ondertekenen van de arbeidsovereenkomst een ongedateerde ontslagbrief heeft laten ondertekenen. Naar het oordeel van de rechtbank was er aldus geen sprake van een daadwerkelijke arbeidsrelatie tussen verdachte 1 en medeverdachte 1, wat maakt dat de arbeidsovereenkomst (DOC-032) en de werkgeversverklaring (DOC-110), die suggereren dat daarvan wel sprake was, valselijk zijn opgemaakt. Hierbij was sprake van een oogmerk tot misleiding, omdat de documenten zijn opgemaakt ten behoeve van de Hypotheker, zodat medeverdachte 1 een hypotheek kon krijgen.
Strafrechtelijke aansprakelijkheid verdachte 1
De rechtbank is van oordeel dat het door medeverdachte verdachte 2 (al dan niet tezamen en in vereniging met medeverdachte 1) opzettelijk valselijk opmaken van leningsovereenkomst DOC-028, van arbeidsovereenkomsten DOC-036 en DOC-032 en van werkgeversverklaring DOC-110 kan worden toegerekend aan verdachte 1, omdat die gedragingen in de sfeer van verdachte 1 hebben plaatsgevonden. Het gaat immers om het handelen van de bestuurder die naar eigen zeggen het bedrijf ís. Daarnaast passen de gedragingen, mede gelet op de werkzaamheden zoals omschreven in het uittreksel van de Kamer van Koophandel, in de normale bedrijfsvoering of taakuitoefening van verdachte 1
Medeverdachte verdachte 2 heeft overeenkomst DOC-028 ondertekend namens de geldverstrekker verdachte 1, waardoor hij naar het oordeel van de rechtbank bij het opmaken van deze overeenkomst nauw en bewust heeft samen gewerkt met verdachte 1
Ook DOC-036 heeft medeverdachte verdachte 2 gemaakt en ondertekend namens verdachte 1 was de contractspartij, waardoor medeverdachte verdachte 2 nauw en bewust heeft samengewerkt met verdachte 1
Ten aanzien van DOC-032 en DOC-110 stelt de rechtbank op basis van de beschreven bewijsmiddelen vast dat het het idee van medeverdachte 1 was om bij verdachte 1 te gaan werken, omdat zij een vaste baan nodig had om een hypotheek te kunnen krijgen. Medeverdachte verdachte 2 heeft de arbeidsovereenkomst en werkgeversverklaring vervolgens opgemaakt en ondertekend namens verdachte 1 en medeverdachte 1 heeft de arbeidsovereenkomst ook ondertekend. Verdachte 2, medeverdachte 1 en verdachte 1 hebben dan ook nauw en bewust samengewerkt bij het valselijk opmaken van deze documenten.
Aldus is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte 1 zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het tenlastegelegde onder feit 1.
Feit 2
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat het kennelijk de bedoeling van medeverdachte verdachte 2 was dat de woning in Zeist zou worden gefinancierd met geld afkomstig van medeverdachte 2, via de bankrekening in Abu Dhabi op naam van medeverdachte 1. Dit is echter niet gelukt, waardoor de woning uiteindelijk is gefinancierd met geld afkomstig van naam, via verdachte 1 Van dit geld blijkt echter niet dat dit afkomstig is uit misdrijf. Er is een leningsovereenkomst opgemaakt tussen naam en verdachte 1, waarover medeverdachte verdachte 2 heeft verklaard dat dit een echte lening betrof. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat dit anders zou zijn. Er ligt dus een rechtsgeldige leningsovereenkomst ten grondslag aan het overmaken van het geldbedrag van naam naar verdachte 1 Weliswaar is onder feit 1 bewezen verklaard dat naderhand door verdachte 2 en verdachte 1 een valse leningsovereenkomst is opgesteld tussen verdachte 1 en medeverdachte 1, maar deze valsheid ziet uitsluitend op de datum en dat maakt de conclusie dat het geld – dat via naam en verdachte 1 naar de derdengeldenrekening van de notaris is overgeboekt – niet uit misdrijf afkomstig is niet anders. De aankoop van de woning in Zeist betreft dan ook geen witwashandeling, zodat verdachte 1 van feit 2 zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Medeplegen van valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd.
Strafoplegging
Geldboete van €10.000
Lees hier de volledige uitspraak.