Geldboetes geëist voor overdracht en sloop met asbest vervuild schip

Vorige week behandelde de rechtbank Zwolle een zaak betreffende de overdracht en sloop van een met asbest vervuild schip. Verdachten zijn een scheepsbouwbedrijf uit Friesland, een schrootbedrijf uit Groningen en twee betrokken personen per bedrijf. Het Openbaar Ministerie verwijt hen onder andere het afleveren of ontvangen van een met asbest verontreinigde schip terwijl dit volgens de milieuvergunning niet was toegestaan. Ook zou een werknemer, voorafgaand aan de overdracht van het schip, een aantal bouwkundige afsluitingen en asbeststickers van het schip verwijderd hebben. Hierdoor ontstond levensgevaar of mogelijk ernstige schade voor de gezondheid van de werknemer maar ook voor andere mensen.

In 2014 werd het scheepsbouwbedrijf eigenaar van het schip. Het schip werd voor een symbolisch bedrag van 1 euro geschonken aan het bedrijf. Het bedrijf wist dat het schip asbest bevatte door een asbestinventarisatie die het had laten uitvoeren. Het schip zou voor de eigen bedrijfsschool worden gebruikt maar doordat het bedrijf erachter kwam dat het schip veel meer asbest bevatte dan uit de eerdere inventarisatie was gebleken ging dit plan niet door. De asbest verwijderen bleek erg kostbaar of onmogelijk, daarom besloot het bedrijf het schip te verkopen.

Asbestluiken en asbeststickers verwijderd voor transport

De aanvankelijke verkoop aan een erkende asbestscheepsloper ging niet door en in december 2016 werd er door het scheepsbouwbedrijf voor gekozen om zich van het schip te ontdoen door het te verkopen aan een Gronings schrootbedrijf om het te slopen. Voorafgaand aan het transport werden de speciaal aangebrachte ‘asbestluiken’ verwijderd door een werknemer evenals de speciale ‘asbeststickers’. Nadat het schip op de kade lag bij het schrootbedrijf is er begonnen met de sloop en werd het schip in stukken geknipt. Een bezoek van de Inspectie SZW wees uit dat de geknipte delen van het schip nog asbesthoudend waren en het schrootbedrijf was niet bevoegd om asbest te verwijderen. Daarop werden de werkzaamheden stilgelegd en het gebied rondom het schip afgezet.

Uit het strafrechtelijk onderzoek dat volgde bleek dat een asbesthoudend schip is overgedaan aan een niet-ontvangstbevoegd bedrijf. Dat arbeidsomstandigheden bij beide bedrijven niet zijn nagevolgd en dat asbestvezels in de lucht zijn gekomen met alle risico’s van dien voor anderen. De aanwezige asbeststickers zouden, volgens de scheepswerf, op verzoek van het schrootbedrijf verwijderd zijn om onrust te voorkomen. Het schrootbedrijf stelt dat er helemaal geen asbeststickers op het schip zaten.

Volgens de officier heeft een aantal mensen binnen beide bedrijven bemoeienis gehad met  de overdracht van het ‘asbestschip’ en de vermeende strafbare feiten. “Ik heb er voor gekozen om beide ondernemingen te vervolgen en daarnaast binnen de ondernemingen slechts die 2 natuurlijke personen die binnen de leiding van het bedrijf verantwoordelijk waren voor de genomen beslissingen aangaande het schip, dan wel die personen die een groot aandeel in de feiten hebben gehad.”, aldus de officier.

Strafeis

Tegen het scheepsbouwbedrijf eiste de officier een geldboete van 150.000 euro. Het schrootbedrijf hoorde een geldboete van 100.000 euro waarvan 25.000 euro voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren tegen zich eisen. Voor de betrokken personen bij het schrootbedrijf vond de officier een werkstraf van 240 uur en een werkstraf van 120 uur op zijn plaats. Voor de scheepswerf kwam hij tot een werkstraf van 240 uur en tot een werkstraf van 180 uren.

De met asbest besmette delen moesten op een juiste wijze afgevoerd worden en het terrein moest worden ontdaan van asbestresten. De kosten van ruim 75.000 euro zijn inmiddels voldaan door het scheepsbouwbedrijf.

De rechtbank doet op uitspraak op 25 februari 2021.

Bron: OM

Print Friendly and PDF ^