Gevangenisstraf, geldboete en beroeps- en bestuursverbod voor feitelijk leidinggeven aan medeplegen belastingfraude, valsheid en gewoontewitwassen in de uitoefening van zijn bedrijf

Rechtbank Amsterdam 15 oktober 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:5932

Verdachte heeft jarenlang onderdeel uitgemaakt van een criminele organisatie die zich binnen het boekhoudkantoor (naam 3) schuldig maakte aan belastingfraude, valsheid in geschrift en het witwassen van geld. Bij het plegen van deze misdrijven werd op geraffineerde wijze gebruik gemaakt van klanten, zowel natuurlijke personen als bedrijven, van het boekhoudkantoor.

Daarbij hebben de verdachten hun positie ernstig misbruikt. Met het aantrekken van katvangers, het opstellen en sturen van valse facturen, het verwerken van valse facturen in de administraties van bedrijven en de daarop volgende fraude met belastingen hebben verdachten het vertrouwen in het economisch verkeer ernstig geschonden.

Ook hebben verdachten veel geld witgewassen, onder andere verkregen door de belastingfraude en doordat mensen door telefonische dreiging en door valse facturen zich gedwongen voelden te betalen.

Verdachte was (middellijk) bestuurder van Naam 3 en daarmee de aangewezen persoon om de integriteit van het kantoor en de medewerkers te bewaken.

Achtergrond van het onderzoek

Bij de Belastingdienst rezen in 2014 vermoedens dat vennootschappen gebruikt werden om te frauderen met belastingen. Bij verschillende bedrijven is (strafrechtelijk) onderzoek gedaan, onder andere bij naam 1 B.V. en naam 2 B.V. De onderzochte bedrijven hadden gemeen dat Naam 3 B.V. hun boekhoudkantoor was of dat zij op een andere manier gerelateerd waren aan naam 3. De Belastingdienst heeft bij de bedrijven facturen van of aan andere onderzochte bedrijven aangetroffen. De Belastingdienst heeft de gegevens van de bankrekeningen opgevraagd en de geldstromen in kaart gebracht. De conclusie van de Belastingdienst was dat in de bedrijven geen bedrijfsactiviteiten (meer) plaatsvonden en dat de bedrijven vermoedelijk gebruikt werden voor het verstrekken van valse facturen om te frauderen met verschillende belastingen en om geld bij andere bedrijven weg te sluizen.

Naam 3 heette eerst voormalige Naam 3 B.V. en voornamige Naam 3 B.V. (hierna beide voormalige Naam 3) en was in die hoedanigheid al eerder onderwerp van het strafrechtelijk onderzoek Lethe. De vervolging naar aanleiding van dat onderzoek heeft geleid tot veroordelingen van medeverdachten medeverdachte 1, medeverdachte 2 en anderen. medeverdachte 1 werd veroordeeld voor het doen van onjuiste belastingaangiften voor klanten van voormalige Naam 3 (in de periode 2007 t/m 2010) met behulp van valse aangiften en valse facturen en met gebruikmaking van katvangers, en voor witwassen (in 2009).2 medeverdachte 2 werd als feitelijk leidinggevende van een van de klanten van voormalige Naam 3 veroordeeld voor het doen van onjuiste belastingaangiften. Ook werd hij veroordeeld voor witwassen.

Op 16 februari 2016 is het onderhavige strafrechtelijk onderzoek gestart dat de naam Styx kreeg. De onderzoeken van de Belastingdienst bij verschillende bedrijven, waaronder naam 1 en naam 2, zijn in dit onderzoek gevoegd. Door een melding van een curator van mogelijke faillissementsfraude kwam naam 4 B.V. bij de Belastingdienst in beeld. Er werd een strafrechtelijk onderzoek gestart, waarbij de FIOD stuitte op mogelijk valse facturen van twee bedrijven. Naam 3 was zowel de boekhouder van deze twee bedrijven als van naam 4. Ook dit onderzoek is gevoegd in het onderzoek Styx.

Op 17 oktober 2016 heeft een doorzoeking plaatsgevonden bij naam 5 B.V. (hierna: naam 5 ), de bestuurder van naam 3. Daarbij zijn diverse stukken en digitale gegevens van Naam 3 in beslag genomen en onderzocht, waaronder een USB-stick met facturen van en/of aan bedrijven die aan Naam 3 kunnen worden gelinkt. Volgens de FIOD werd door Naam 3 en haar medewerkers met behulp van deze, volgens de FIOD valse, facturen fraude gepleegd, waarbij gebruik werd gemaakt van 19 bedrijven en 24 katvangers. Deze fraude heeft volgens de FIOD geresulteerd in (onderlinge) geldstromen en daarop volgende contante opnames van tenminste 2,6 miljoen euro en in belastingnadeel.

Uiteindelijk zijn in het onderzoek Styx zes verdachten gedagvaard. Naast verdachte zijn dat

  • Naam 3,

  • medeverdachte 1,

  • medeverdachte 3,

  • medeverdachte 2 en

  • medeverdachte 4.

Feit 2: valsheid in geschrift

De rechtbank vindt bewezen dat verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan het door Naam 3 valselijk opmaken van 8 facturen die op de tenlastelegging staan. De rechtbank vindt de valsheid van de tenlastegelegde factuur aan naam 7 en de overeenkomst niet bewezen, daarvan wordt verdachte vrijgesproken.

Daderschap Naam 3 en feitelijk leidinggeven door verdachte

De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld dat valse facturen zijn opgemaakt door medewerkers van naam 3. Die gedragingen rekent de rechtbank mede toe aan Naam 3 omdat ze zijn verricht in de sfeer van de rechtspersoon. De USB-stick lag namelijk op het kantoor en het bijhouden van de administratie van klanten is een van de kerntaken van naam 3. Daarbij hielden meerdere mensen bij Naam 3 zich bezig met het opstellen en/of het gebruik en/of de betaling van de valse facturen. De facturen stonden op namen van bedrijven waarvoor, door meerdere medewerkers van naam 3, katvangers waren aangezocht en betaald.

Uit het feitencomplex, waarop hierna nog nader zal worden ingegaan, leidt de rechtbank af dat de medewerkers, waaronder de leidinggevenden, van naam 3, gezamenlijk opzet hadden op een fraudeconstructie waarvan het opmaken en gebruiken van valse facturen een essentieel onderdeel was. De rechtbank rekent dit opzet toe aan naam 3. Feitelijk hadden Naam 3 en haar medewerkers de volledige zeggenschap over wat er binnen naam 1, naam 6 en naam 2 gebeurde. De rechtbank beschouwt Naam 3 dan ook als medepleger van deze feiten.

De rechtbank vindt bewezen dat verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan het opmaken van de bewezenverklaarde valse facturen. Deze facturen werden kennelijk gebruikt om geldstromen af te dekken. De ontvangende ondernemingen stonden op naam van katvangers en Naam 3 had feitelijk de beschikking over de bankrekeningen van die ondernemingen en dus over de geldstromen. Uit de bewijsmiddelen volgt verder dat verdachte met zijn ondernemingen actief heeft bijgedragen aan het creëren van die geldstromen. Zo ontving naam 8 geld van naam bedrijf 1, betaalde naam 8 aan naam 6 en betaalde naam 5 B.V. aan naam 2. Verdachte heeft stortingen gedaan op de bankrekeningen waar Naam 3 feitelijk over beschikte. De eerste storting van naam 8 aan naam 6 vond plaats op 3 augustus 2010. Hieruit blijkt dat verdachte vanaf het begin actief was betrokken bij het creëren van die geldstromen. Niet alleen was hij als directeur bevoegd en gehouden maatregelen te nemen om de valsheid in geschrift te voorkomen, hij wist immers van de gang van zaken, hij deed hier zelf actief aan mee en liet dit vanuit Naam 3 plaatsvinden.

Feit 1: het doen van onjuiste aangiften omzetbelasting en vennootschapsbelasting en het niet doen van aangiften omzetbelasting

De verdenking is dat verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan het door naam 3, samen met anderen, opzettelijk indienen van onjuiste aangiften omzetbelasting voor naam 4, naam 1 en naam 2, een onjuiste aangifte vennootschapsbelasting voor naam 1 en het opzettelijk niet doen van aangiften omzetbelasting voor naam 1 en naam 2, waardoor (steeds) te weinig belasting is geheven.

De rechtbank vindt de belastingfeiten bewezen voor de aangiften van naam 1 en naam 2. Van de aangiften van naam 4 wordt verdachte vrijgesproken.

Daderschap Naam 3 en feitelijk leiding geven door verdachte

De aangifteplichtigen zijn steeds de ondernemingen die aangiften (hadden) moeten doen, naam 1 en naam 2. Dat was dus niet naam 3. De rechtbank vindt dat Naam 3 de belastingfeiten samen met naam 1 en naam 2 heeft gepleegd.

Medewerkers van Naam 3 hebben namens naam 1 en naam 2 de aangiften OB/VPB ingediend. Het indienen van de belastingaangiften voor klanten viel binnen de sfeer en onder de normale bedrijfsvoering van naam 3. Deze gedragingen worden daarom aan Naam 3 toegerekend. Dat geldt ook voor het niet doen van de aangiften OB van naam 1 en naam 2. Dat Naam 3 daarbij heeft samengewerkt (medeplegen) met naam 1 en naam 2 leidt de rechtbank af uit het feit dat naam 1 en naam 2 feitelijk werden bestuurd vanuit naam 3. Zoals hiervoor werd overwogen verzorgde Naam 3 niet alleen de belastingaangiften voor naam 1 en naam 2, maar was Naam 3 ook verantwoordelijk voor het valselijk opmaken van facturen op naam van naam 1 en naam 2. Ook hadden medewerkers van Naam 3 feitelijk de beschikking over de bankrekeningen van deze ondernemingen. Feitelijk hadden Naam 3 en haar medewerkers de volledige zeggenschap over wat er binnen de ondernemingen gebeurde en zij wisten dat er meer werd gefactureerd en ontvangen dan in belastingaangiften werd opgegeven. Naam 3 kan daarom (mede)verantwoordelijk worden gehouden voor het niet doen van de aangiften van naam 1 en naam 2.

Aan verdachte kunnen deze handelingen van Naam 3 als feitelijk leidinggevende worden toegerekend. Verdachte is directeur van naam 3, zoals weergegeven onder 4.1 en is verantwoordelijk voor de normale bedrijfsvoering binnen naam 3. Het indienen van belastingaangiften voor klanten valt hieronder. Verdachte wist dat er vanuit Naam 3 strafbare feiten werden gepleegd, namelijk valsheid in geschrift. Hij deed hier vanuit andere ondernemingen actief aan mee. Bovendien blijkt uit het dossier dat hij op 9 juli 2012 in het onderzoek Lethe is verhoord door de FIOD en dat hem toen is meegedeeld dat voormalige Naam 3 B.V. ( het huidige Naam 3 ) en daaraan gelieerde ondernemingen werden verdacht van het doen van onjuiste aangiften omzetbelasting van derden. Verdachte wist dus dat er mogelijk onjuiste belastingaangiften werden ingediend en greep niet in.

Feit 3: (Gewoonte)witwassen

De verdenking is dat verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan het door Naam 3 samen met anderen witwassen van ruim 2,6 miljoen euro. De rechtbank stelt vast dat dit bedrag is opgebouwd uit contante opnames van de bankrekening van naam 2 (€670.700), naam 1 (€206.290) en naam 6 (€1.769.809). Hiervoor heeft de rechtbank vastgesteld dat de pinopnames zijn gedaan door medewerkers van naam 3. Bij de beoordeling van dit feit gaat het om de vraag of het geld dat hierbij werd opgenomen een criminele herkomst had en of daarom sprake is van witwassen. De rechtbank vindt het witwassen van het hele geldbedrag bewezen.

De rechtbank bespreekt hierna de herkomst van de gelden, de verhulling van de herkomst en de omzetting van gelden, de toerekening van het witwassen aan Naam 3 en het feitelijk leiding geven daaraan door verdachte, de pleegperiode en gewoonte, en tot slot het tenlastegelegde bestanddeel in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf.

Bekend gronddelict

De rechtbank stelt vast dat een deel van het geld afkomstig is uit belastingfraude. De rechtbank heeft bij feit 1 vastgesteld dat Naam 3 en anderen belastingfraude hebben gepleegd bij naam 1 en naam 2. Uit het onderzoek naar de omzet van naam 1 in 2012 en 2013 blijkt dat ook voor nog niet besproken tijdvakken in 2012 en 2013 onjuiste aangiften OB of ten onrechte geen aangiften OB zijn ingediend. De FIOD heeft berekend welk nadeel de Belastingdienst door die fraude heeft geleden over 2012 en 2013, oftewel hoeveel te weinig belasting naam 1 en naam 2 hierdoor hebben betaald. Bij naam 1 is dat aan vennootschapsbelasting in 2012 €25.200 en aan omzetbelasting in 2012 €137.356 en in 2013 €135.680. Het totaal aan te weinig betaalde belasting door naam 1 in 2012 en 2013 is dus €298.236.

Ook bij naam 2 was sprake van fraude met de omzetbelasting waardoor het ten onrechte niet door naam 2 afgedragen bedrag afkomstig was van misdrijf. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat meerdere bedrijven hebben betaald op de bankrekening van naam 2 omdat ze werden bedreigd. Dit laatste bedrag telt op tot in ieder geval €63.172,66.

Onbekend gronddelict

In het dossier en door de officier van justitie is gesteld dat de valse facturen (onder meer) tot doel hadden om verschillende bedrijven vooraftrek van btw te laten claimen zonder dat deze btw op een later moment weer werd afgedragen, waardoor de overheid als “pinmachine” werd gebruikt. Uit de arresten van het hof in het onderzoek Lethe in de zaken tegen medeverdachte 1 en medeverdachte 2 maakt de rechtbank op dat destijds in dat onderzoek per betrokken bedrijf is nagegaan hoeveel geld de Belastingdienst aan onterechte vooraftrek heeft verrekend of overgemaakt op de rekening van die bedrijven. In het onderzoek Styx ontbreekt zo’n berekening. De rechtbank kan daarom in deze zaak niet vaststellen of en in hoeverre geld afkomstig van onterechte vooraftrek btw is terechtgekomen op de bankrekeningen waarvan de contante opnames zijn gedaan.

Ook als een specifiek misdrijf waar het geld vandaan komt niet kan worden vastgesteld, kan witwassen van dat geld onder omstandigheden worden bewezen. Het gaat dan om gevallen waarbij het op grond van de feiten en omstandigheden niet anders kan dan dat de voorwerpen van misdrijf afkomstig zijn. Als de feiten en omstandigheden in het dossier zodanig zijn dat zonder meer sprake is van een ernstig vermoeden van witwassen, mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft over de legale herkomst van het geld. Zo’n verklaring moet concreet en verifieerbaar zijn en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Vervolgens ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar die verklaring. Als uit dat onderzoek blijkt dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geld een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst de enige aanvaardbare verklaring is, kan het witwassen van het geld worden bewezen.

Het deel van het geld dat van de rekeningen van naam 1, naam 2 en naam 6 is opgenomen en waarvan geen specifiek gronddelict vast te stellen is, heeft óf een legale óf een onbekende criminele herkomst. Gezien de constructie die Naam 3 gebruikte met meerdere bedrijven, katvangers en valse facturen, en de afwezigheid van legale bedrijfsactiviteiten, zoals hiervoor uitgebreid besproken, vindt de rechtbank dat sprake is van een zodanig ernstig vermoeden van witwassen van het geld op/van genoemde rekeningen dat van de verdachten een verklaring over de herkomst van het geld mag worden verlangd. Verdachten hebben geen verklaring gegeven over de legale herkomst van de opgenomen geldbedragen. Bij die stand van zaken vindt de rechtbank dat het niet anders kan zijn dan dat ook het deel waarvan niet specifiek kan worden vastgesteld dat het van belasting- of acquisitiefraude afkomstig is, van misdrijf afkomstig is.

Verhulling van de herkomst en omzetting

Door een constructie op te zetten met katvangers bij meerdere bedrijven en valse facturen op te maken, zoals de rechtbank hiervoor heeft vastgesteld, heeft Naam 3 steeds geprobeerd de criminele herkomst van de geldbedragen te verhullen. De Belastingdienst heeft in het boekenonderzoek bij naam 1 geconcludeerd dat de ontvangen betalingen op basis van valse facturen deels op dezelfde dag overgemaakt werden naar bankrekeningen van andere ondernemingen en deels op dezelfde dag contant werden opgenomen bij pinautomaten. Het grootste gedeelte van het geld dat is doorgestort is doorgestort naar de bankrekening van naam 2. Ook het geld dat binnenkwam op de rekening van naam 2 werd steeds kort na binnenkomst opgenomen of overgeboekt. Hetzelfde geldt voor het geld dat binnenkwam op de rekening van naam 6. De rechtbank stelt op basis hiervan vast dat de gelden die op de bankrekeningen van naam 1, naam 2 en naam 6 binnenkwamen kort na ontvangst vrijwel geheel contant zijn opgenomen of zijn doorgestort. Daarmee heeft Naam 3 het uit misdrijf verkregen geld omgezet en overgedragen.

Daderschap Naam 3 en feitelijk leiding geven door verdachte

De rechtbank rekent het witwassen toe aan Naam 3 en vindt dat verdachte daaraan feitelijk leiding heeft gegeven. De rechtbank verwijst naar wat zij hiervoor bij de beoordeling van de eerste twee feiten over daderschap heeft overwogen. Onder de directie van verdachte hebben meerdere medewerkers van Naam 3 werkzaamheden, die binnen de normale bedrijfsvoering van het boekhoudkantoor vielen, ingezet voor een constructie waarmee beschikking werd verkregen over geld waarop Naam 3 en de werknemers geen recht hadden. Daarbij moet alleen al vanwege die constructie waarbij gebruik werd gemaakt van katvangers, valse facturen en (daar op volgende) onjuiste belastingaangiftes voor alle betrokkenen bekend zijn geweest dat ten minste een deel van het geld dat hiermee werd vergaard van misdrijf afkomstig was. Niet alleen heeft verdachte deze werkwijze bewust laten bestaan, hij heeft meerdere van zijn ondernemingen ingezet om deze geldstromen te laten plaatsvinden.

Pleegperiode en gewoonte

De bewezenverklaarde periode van het witwassen begint op 3 mei 2010. Dat is de eerste datum waarop er geld wordt gepind vanaf de rekening van naam 6, die op naam van katvanger persoon 14 stond en waarvan het bankpasje in handen was van naam 3, zoals is vastgesteld onder 4.1.2 en 4.1.4 De verhulling van de herkomst van het geld heeft zich in ieder geval voortgezet tot en met de tenlastegelegde datum 17 oktober 2016, de datum van de doorzoeking bij naam 3. De rechtbank beschouwt deze volledige periode als de periode waarbinnen het witwassen is gepleegd. Omdat de witwashandelingen stelselmatig en gedurende een periode van jaren plaatsvonden bij verschillende bedrijven vindt de rechtbank bewezen dat sprake is van gewoontewitwassen

In de uitoefening van zijn beroep of bedrijf

Dat Naam 3 in de uitoefening van haar bedrijf heeft witgewassen kan ook worden bewezen. Deze strafverzwarende omstandigheid is pas met ingang van 1 januari 2015 opgenomen in de wet. Omdat het grootste deel van de bewezenverklaarde periode voor de inwerkingtreding van dit artikel heeft plaatsgevonden, zal de rechtbank hierom geen zwaardere straf opleggen.

Feit 4: Criminele organisatie

De rechtbank vindt bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die tot doel had het plegen van valsheid in geschrift, gewoontewitwassen en belastingfraude. De rechtbank vindt dat verdachte binnen deze criminele organisatie een leidinggevende rol heeft vervuld. Voor de bewijsmiddelen voor dit feit verwijst de rechtbank naar de paragrafen hiervoor. De rechtbank bespreekt hierna het beoordelingskader, de organisatie en de rol van verdachten.

Beoordelingskader

Voor een veroordeling voor deelneming aan een criminele organisatie moet sprake zijn (geweest) van een organisatie, die als doel het plegen van misdrijven had waaraan verdachte heeft deelgenomen. Het moet gaan om een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen twee of meer personen. Voor de deelneming aan de organisatie is van belang dat verdachte bij de organisatie hoort en een bijdrage levert aan het verwezenlijken van het doel van de organisatie. Verdachte moet in zijn algemeenheid weten dat het doel van de organisatie het plegen van misdrijven is en moet opzet hebben op het deelnemen aan die organisatie. Als uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte heeft bijgedragen aan de verwezenlijking van het doel van de organisatie of een aan die organisatie ondersteunende handeling heeft verricht, dan volgt daaruit zijn wetenschap van dat doel.

Organisatie

De rechtbank vindt dat sprake is geweest van een duurzaam samenwerkingsverband. De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld dat Naam 3 zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift, belastingfraude en gewoontewitwassen. Daarvoor zijn verschillende bedrijven, op initiatief van medewerkers van naam 3, op naam van katvangers gezet, terwijl (medewerkers van) Naam 3 feitelijk bepaalde(n) wat er met en in die bedrijven gebeurde. De belastingaangiften werden gedaan door naam 3. Naam 3 deed de administratie en had vaak ook de beschikking over de bankgegevens en bankpas van die bedrijven. Eenmaal op naam van een katvanger, waren er in die bedrijven geen normale bedrijfsactiviteiten. De bedrijven factureerden onderling, zonder dat daar prestaties tegenover stonden. De bedrijven waren allemaal verbonden aan naam 3. Medeverdachte 1, verdachte, medeverdachte 3 en medeverdachte 2 hebben samengewerkt zodat via Naam 3 valsheid in geschrift en belastingfraude kon worden gepleegd en grote bedragen werden witgewassen. Zij vormden daarbij een dusdanig verband dat van een organisatie kan worden gesproken. Dat deze organisatie ook het doel had die misdrijven te plegen blijkt uit de opgezette constructies en het daadwerkelijk plegen van de misdrijven, zoals hiervoor is vastgesteld, welke activiteiten ook allemaal worden toegerekend aan naam 3, de ‘paraplu’ waaronder deze activiteiten konden plaatsvinden. De organisatie heeft over langere periode bestaan en misdrijven gepleegd, zo blijkt uit de periode waarover de misdrijven hiervoor zijn bewezen. De organisatie kende een zekere structuur, waarbij verdachten hun eigen rol hadden.

Rol van verdachten

Uit de bewijsmiddelen blijkt dat medeverdachte 1 de dagelijkse leiding had bij naam 3. Hij adviseerde klanten, onderhield contact met hen en verdeelde de werkzaamheden over de andere werknemers. medeverdachte 1 was betrokken bij de verkoop van ondernemingen aan katvangers en onderhield ook daarna contact met hen, bijvoorbeeld als er geld gepind moest worden.

Verdachte was de directeur van Naam 3 en kwam af en toe op het kantoor. Niet alleen heeft hij als directeur nagelaten toezicht te houden en misstanden te beëindigen, hij heeft zelfs actief meegedaan aan de strafbare gedragingen doordat hij een ander bedrijf waar hij zeggenschap over had (naam 8) heeft gebruikt om – deels met behulp van valse facturen – niet zakelijke geldstromen naar aan Naam 3 gelieerde ondernemingen te laten lopen. Eerder werd al vastgesteld dat facturen van naam 1 aan naam bedrijf 1 werden betaald op de rekening van naam 8. Daarnaast ontving naam 8 facturen van naam 6 en factureerde naam 7 aan naam 6. Ook kwam al naar voren dat naam 7 facturen ontving van naam 2.

Medeverdachte 3 was accountmanager bij naam 3. Hij diende belastingaangiften voor klanten in en was hun aanspreekpunt. Ook was medeverdachte 3 contactpersoon voor de Belastingdienst van Naam 3 als boekhouder van klanten. Hij heeft een onjuiste belastingaangifte voor naam 1 ingediend. Hij heeft meerdere katvangers geregeld voor ondernemingen die door Naam 3 zijn gebruikt. Hij heeft ze begeleid naar de Kamer van Koophandel, notaris en bank. Hij zorgde er zo voor dat (de medeverdachten van) Naam 3 over diverse bankrekeningen en bankpassen kon(den) beschikken en gelden kon(den) laten storten op en pinnen van diverse bankrekeningen. Hij was het aanspreekpunt voor de katvangers, voor naam bedrijf 1, een partij waaraan door naam 1 werd gefactureerd en die aan naam 1 betaalde en voor de Belastingdienst. Door de Belastingdienst onjuiste informatie te geven zorgde hij ervoor dat Naam 3 gedurende een langere periode haar gang kon gaan.

Medeverdachte 2 voerde de administratie in bij Naam 3 en bracht nieuwe klanten aan. Op zijn werkplek is de USB-stick aangetroffen met daarop veel valse facturen, waarvan hij vaak degene is die het bestand het laatst heeft gewijzigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat medeverdachte 2 valse facturen heeft opgemaakt. Medeverdachte 2 heeft ook regelmatig geld gepind van de lege bedrijven, soms samen met een katvanger.

Naam 3 ten slotte was het boekhoudkantoor waarbinnen de hiervoor genoemde verdachten werkzaam waren en zoals gezegd de ‘paraplu’ waaronder de strafbare feiten werden gepleegd.

De rechtbank vindt bewezen dat verdachte in de periode van 19 maart 2010 tot en met 17 oktober 2016 aan de criminele organisatie heeft deelgenomen. De rechtbank komt tot deze periode omdat op eerstgenoemde datum katvanger persoon 14 directeur werd van naam 6 en de criminele organisatie in ieder geval vanaf die datum actief was. Op 17 oktober 2016 vond de doorzoeking plaats bij naam 3. De rechtbank gaat ervan uit dat de criminele organisatie vanaf die datum is opgehouden te bestaan.

Bewezenverklaring

  • Feit 1: feitelijk leidinggeven aan medeplegen van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd en feitelijk leidinggeven aan medeplegen van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte niet doen of niet binnen de daarvoor gestelde termijn doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd

  • Feit 2 subsidiair: feitelijk leidinggeven aan medeplegen van valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd en feitelijk leidinggeven aan medeplegen van opzettelijk een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, voorhanden hebben, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd

  • Feit 3: feitelijk leidinggeven aan medeplegen van gewoontewitwassen, begaan door een rechtspersoon en feitelijk leidinggeven aan medeplegen van gewoontewitwassen in de uitoefening van zijn bedrijf, begaan door een rechtspersoon

  • Feit 4: het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven

Strafoplegging

  • Gevangenisstraf van 32 maanden, geldboete en beroeps- en bestuursverbod.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^