Gevangenisstraf na niet opgeven inkomsten uit internationale handel

Gerechtshof Amsterdam 4 maart 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:1355

Op naam van de verdachte zijn, door middel van zijn DigiD, over de jaren 2011 tot en met 2015 aangiften inkomstenbelasting (IB) elektronisch ingediend bij de belastingdienst. In deze aangiften heeft de verdachte over genoemde jaren in het geheel geen inkomsten opgegeven.

Bij doorzoekingen in de woning van de verdachte en in de woning van zijn toenmalige vriendin zijn op verschillende gegevensdragers onder meer e-mailberichten over het kopen, verschepen en verkopen van landbouwvoertuigen aangetroffen, foto’s van landbouwvoertuigen en onderdelen daarvan en documenten zoals vele aankoopfacturen. Ten overstaan van de FIOD heeft de verdachte verklaard dat hij sinds 2009 in Nederland en elders in Europa landbouwvoertuigen inkoopt, die hij verscheept en verkoopt in Peru, en dat hij daarmee inkomen heeft verdiend. Hij heeft betalingen deels contant ontvangen en heeft geen administratie bijgehouden. Uit een overzicht van de bankrekeningen van de verdachte blijkt dat hij

in de tenlastegelegde periode geldbedragen (uit Peru) heeft ontvangen en dat hij geldbedragen heeft overgemaakt van zijn zakelijke rekening naar zijn privé rekening.

Feit 1

Het hof stelt vast dat de verdachte over de jaren 2011 tot en met 2015 opzettelijk onjuiste belastingaangiften IB heeft ingediend, als gevolg waarvan te weinig belasting is geheven.

Feit 2

Het geldbedrag dat hij ten onrechte niet heeft afgedragen aan de belastingdienst is daarom uit misdrijf, te weten belastingfraude, afkomstig. De verdachte heeft dit geld in de periode van 11 april 2012 tot en met 10 februari 2017 van zijn zakelijke bankrekening overgeboekt naar zijn privé bankrekening en vervolgens uitgegeven aan onder meer elektronica, kleding, juwelier, fietsen, boodschappen en uitjes en campingverblijf en in contanten opgenomen. Zodoende heeft de verdachte het geld witgewassen; hij heeft het overgedragen en omgezet en heeft er gebruik van gemaakt. Het hof is van oordeel dat de verdachte een gewoonte heeft gemaakt van het witwassen, gelet op de duur van de periode waarin hij genoemde handelingen steeds heeft herhaald.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij, gebaseerd op het advies van een vriend en bij de Kamer van Koophandel ingewonnen informatie, dacht dat hij in Nederland geen belasting hoefde te betalen over de inkomsten die hij verkreeg uit de export naar Peru en dat hij daarom deze inkomsten niet heeft opgegeven bij de belastingdienst.

Het hof begrijpt deze verklaring als een beroep op rechtsdwaling. Het hof overweegt als volgt.

Wat er ook zij van de vraag of verdachte zich in een strafprocedure ten aanzien van belastingzaken succesvol op uitlatingen van de Kamer van Koophandel had kunnen beroepen, acht het hof het niet aannemelijk dat de Kamer van Koophandel, indien de verdachte heeft verteld dat hij woonachtig is in Nederland en ook (deels) in Nederland zijn inkopen doet en een forse omzet gaat draaien, een dergelijk advies heeft gegeven. Voorts is een vriend die, naar de verdachte zelf heeft verklaard, geen verstand heeft van belastingen, vanzelfsprekend geen bron waarop men zich kan beroepen. De verdachte komt daarom geen beroep toe op deze schulduitsluitingsgrond.

Bewezenverklaring

  • Feit 1: opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd.

  • Feit 2: van het plegen van witwassen een gewoonte maken.

Strafoplegging

  • Gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

De verdachte heeft zich gedurende vijf jaren schuldig gemaakt aan het opzettelijk doen van onjuiste aangifte inkomstenbelasting, als gevolg waarvan telkens te weinig belasting werd geheven. De verdachte heeft gedurende deze periode in het geheel geen inkomsten opgegeven, terwijl hij in die jaren een ruim inkomen verkreeg uit de in- en verkoop van landbouwvoertuigen. Hij heeft voorts moedwillig de belastingdienst voorgelogen na vragen over zijn inkomen. Zodoende heeft hij langdurig en stelselmatig de fiscus en daarmee de samenleving benadeeld en heeft hij de belastingmoraal ondermijnd. Ook is de verdachte hierdoor als internationaal ondernemer ten onrechte jarenlang in een betere concurrentiepositie geweest dan ondernemers die wel hun fiscale verplichtingen nakwamen.

De verdachte heeft geen inzichtelijke en verifieerbare administratie gevoerd en heeft verklaard dat een deel van zijn handel in contanten plaatsvond. De fiscale procedure met betrekking tot deze zaak loopt nog. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft het hof niet kunnen vaststellen wat precies de hoogte is van het fiscale nadeel. In het licht van de inhoud van het dossier en hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep door de advocaat-generaal en de raadsman naar voren is gebracht, is het hof evenwel van oordeel dat een substantieel geldbedrag niet is afgedragen aan de fiscus.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^