Gevangenisstraf van 16 maanden en beroepsverbod van 5 jaar voor plegen van belastingfraude en faillissementsfraude
/Gerechtshof Amsterdam 8 november 2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:3259
De Verdachte heeft zich in de periode van 2012 tot 2014 schuldig gemaakt aan belastingfraude, door feitelijk leiding te geven aan het opzettelijk onjuist indienen onjuiste aangiften omzetbelasting door bedrijf01 B.V. De Belastingdienst heeft een benadelingsbedrag van in totaal ruim €800.000 vastgesteld als gevolg van het indienen van zes onjuiste kwartaalaangiften omzetbelasting. Vervolgens heeft de Verdachte zich schuldig gemaakt aan bedrieglijke bankbreuk door in het kader van het faillissement van bedrijf01 B.V. baten niet te verantwoorden en gelden aan de boedel te onttrekken. Hiermee heeft de Verdachte de schuldeisers benadeeld. De Verdachte heeft voorts niet voldaan aan zijn verplichting om de administratie van zijn bedrijf bedrijf01 B.V. te voeren, te bewaren en beschikbaar te stellen aan de curator.
Het hof slaat acht op het oriëntatiepunt fraude van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, dat bij een benadelingsbedrag van tussen de €500.000 en €1.000.000 een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 tot en met 24 maanden noemt. Dit maakt dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 21 maanden in beginsel recht doet aan de feiten.
De raadsman van de Verdachte heeft verzocht om gelet op de persoonlijke omstandigheden van de Verdachte geen gevangenisstraf op te leggen. Dit zal voor de Verdachte onevenredig zwaar zijn, aldus de raadsman. De persoonlijke omstandigheden van de Verdachte zijn ter terechtzitting in hoger beroep uitgebreid aan de orde gekomen. Nu deze omstandigheden niet, of enkel met eenzijdige verklaringen van de Verdachte zijn onderbouwd, geven deze het hof geen aanleiding om af te wijken van de oriëntatiepunten en geen gevangenisstraf op te leggen.
Namens de Verdachte is op 2 juni 2017 hoger beroep ingesteld en het hof wijst op 8 november 2022 arrest. Dat geeft een overschrijding van de redelijke termijn van ruim 3 jaar en 5 maanden. Alhoewel deze overschrijding grotendeels aan de verdediging is te wijten, concludeert het hof dat er sprake is van een onwenselijk lange berechting, waardoor deze overschrijding zal worden verdisconteerd in de strafmaat. Ten slotte wordt er rekening mee gehouden dat het hof de Verdachte op 8 november 2022 ook veroordeelt tot gevangenisstraf in een andere strafzaak (met parketnummer 23-000694-20).
Alles overwegende acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden passend en geboden.
Daarnaast acht het hof het passend en geboden dat de Verdachte van het recht wordt ontzet tot uitoefening van het beroep van payroll dienstverlener en van bestuurder van een rechtspersoon.
Lees hier de volledige uitspraak.