Het hof veroordeelt verdachte ter zake van het onthouden van de nodige verzorging aan runderen
/Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 25 mei 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:4056
Aan verdachte is tenlastegelegd dat hij in of omstreeks de maand maart 2011 als houder van één of meer runderen, aan dat/die dier(en) de nodige verzorging heeft onthouden, door een aantal runderen in een stal te laten verblijven zonder beschikking te hebben over een droge zindelijke ligplaats en/of aan één of meer runderen onvoldoende voedselrijk voer te verstrekken en/of voor een (uitgedroogd) rund met één of meer ontstoken oren niet tijdig een dierenarts te consulteren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte de ligplaats van de runderen dagelijks schoonmaakte en dat hij voldoende voer aan de runderen heeft verstrekt. Voor zover de tenlastelegging ziet op voornoemde onderdelen dient vrijspraak te volgen.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door de raadsvrouw gevoerde verweer strekkende tot gedeeltelijke vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Verminderde toerekeningsvatbaarheid en psychische overmacht
De raadsvrouw heeft primair betoogd dat het tenlastegelegde feit niet kan worden toegerekend aan verdachte, nu de verwijtbaarheid vanwege de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte ontbreekt. Dientengevolge dient verdachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat ten tijde van het tenlastegelegde sprake was van psychische overmacht. Volgens de raadsvrouw was sprake van een van buiten komende drang waardoor verdachte niet anders kon handelen dan hij heeft gedaan. Gelet op de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte kon hij geen weerstand bieden. Verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
In de omtrent verdachte door GZ-psycholoog [naam] opgemaakte psychologische rapportage van 1 oktober 2015 wordt geadviseerd om verdachte de tenlastegelegde verwaarlozing van zijn vee verminderd toe te rekenen. Uit niets blijkt dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde ontoerekeningsvatbaar zou zijn en het feit niet aan hem zou kunnen worden toegerekend. Het hof overweegt dat de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte niet met zich brengt dat verdachte geen schuld heeft aan de in de tenlastelegging beschreven gedraging.
Het primair door de raadsvrouw gevoerde verweer wordt derhalve verworpen.
Ten aanzien van het beroep op psychische overmacht overweegt het hof als volgt.
Voor een geslaagd beroep op psychische overmacht is vereist dat sprake is van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden.
Het hof is van oordeel dat - gelet op hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht - niet aannemelijk is geworden dat sprake was van een van buiten komende drang waartegen verdachte geen weerstand kon bieden laat staan redelijkerwijs geen weerstand behoefde te bieden. Het subsidiair door de raadsvrouw gevoerde verweer wordt daarom ook verworpen.
Bewezenverklaring
- Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 37 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, meermalen gepleegd.
Strafoplegging
Het hof veroordeelt de verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Lees hier de volledige uitspraak.